ECLI:NL:RBROT:2021:9412

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
10/750011-20 10/750232-20 10/750287-20 10/750281-20 10/750240-20 10/750417-20 10/750289-20 10/750412-20 10/750413-20 10/750290-20 10/750564-20 10/750312-20 10/750311-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing in de strafzaak Mega Flamenco met betrekking tot onderzoekswensen en voorlopige hechtenis

Op 30 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een vierde tussenbeslissing genomen in de strafzaak Mega Flamenco, waarin meerdere verdachten betrokken zijn. Deze beslissing volgde op een regiezitting van 16 september 2021, waar de rechtbank de onderzoekswensen van de verdediging heeft besproken. De verdediging had verzocht om het horen van drie officieren van justitie als getuigen, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten waren aangedragen die een heroverweging rechtvaardigden. Daarnaast zijn verzoeken tot het voegen van documenten met betrekking tot de 126uba-machtiging en de Encrochat-data behandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdediging recht heeft op volledige toegang tot deze documenten, maar dat de officier van justitie de mogelijkheid heeft om bepaalde delen te censureren op basis van staatsgeheimen.

De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over de voorlopige hechtenis van de verdachten. Voor enkele verdachten werd het contactverbod met medeverdachten opgeheven, terwijl dit voor anderen in het belang van het onderzoek werd gehandhaafd. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om aanvullende processen-verbaal op te maken en de zaak terug te verwijzen naar de rechter-commissaris voor verdere onderzoeken naar de Encrochat-data. De rechtbank benadrukte dat de beslissingen voorlopig zijn en dat alle relevante aspecten opnieuw kunnen worden voorgelegd tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak.

Deze tussenbeslissing is van belang voor de waarheidsvinding in de zaak en de rechten van de verdachten, en onderstreept de noodzaak van transparantie in het proces.

Uitspraak

Rechtbank RotterdaM

Team straf 2
Mega Flamenco
Parketnummers: 10/750011-20 ([naam verdachte 1])
10/750232-20 ([naam verdachte 2])
10/750287-20 ([naam verdachte 4])
10/750281-20 ([naam verdachte 3])
10/750240-20 ([naam verdachte 5])
10/750417-20 ([naam verdachte 6])
10/750289-20 ([naam verdachte 7])
10/750412-20 ([naam verdachte 8])
10/750413-20 ([naam verdachte 9])
10/750290-20 ([naam verdachte 10])
10/750564-20 ([naam verdachte 11])
10/750312-20 ([naam verdachte 12])
10/750311-20 ([naam verdachte 13])
Datum beslissing: 30 september 2021
Tegenspraak
Vierde tussenbeslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachten:
[naam verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats verdachte 1] op [geboortedatum verdachte 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 1],
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats verdachte 2] op [geboortedatum verdachte 2],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
Oranjeboomstraat [adres verdachte 2],
raadsvrouw mr. S.A. van den Boom, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 3],
geboren te [geboorteplaats verdachte 3] op [geboortedatum verdachte 3],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 3],
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 4],
geboren te [geboorteplaats verdachte 4] op [geboortedatum verdachte 4],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 4],
raadsman mr. M.R. Kok, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 5],
geboren te [geboorteplaats verdachte 5] op [geboortedatum verdachte 5],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 5],
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp,
[naam verdachte 6],
geboren te [geboorteplaats verdachte 6] op [geboortedatum verdachte 6],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 6],
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 7],
geboren te [geboorteplaats verdachte 7] op [geboortedatum verdachte 7], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte 7],
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 8],
geboren te [geboorteplaats verdachte 8]) op [geboortedatum verdachte 8],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 8],
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 9],
geboren te [geboorteplaats verdachte 9] op [geboortedatum verdachte 9],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 10],
geboren te [geboorteplaats verdachte 10] op [geboortedatum verdachte 10],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 10],
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 11],
geboren te [geboorteplaats verdachte 11] op [geboortedatum verdachte 11],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 11],
raadsman mr. S.F. Nelisse, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 12],
geboren te [geboorteplaats verdachte 12] op [geboortedatum verdachte 12],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 12],
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam,
en
[naam verdachte 13],
geboren te [geboorteplaats verdachte 13] op [geboortedatum verdachte 13],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 13],
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam.

1..Algemeen

Deze vierde tussenbeslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2021.
Op deze regiezitting in de mega Flamenco zijn de door de verdediging vooraf ingediende en de op de zitting kenbaar gemaakte onderzoekswensen besproken.
Verder zijn tijdens de zitting vorderingen van de officier van justitie besproken tot een open verwijzing naar de rechter-commissaris ter herformulering van de hypothesen bij de eerdere opdracht van de rechtbank tot een nadere analyse van de resultaten “gelijk lopen” van een normaal telefoontoestel en een Encrochat toestel, en tot het opmaken van een aanvullend proces-verbaal omtrent een aantal telefoons en technische onvolkomenheden bij de data-vastlegging in Encrochat.
Ook zijn de verzoeken van de verdediging tot wijziging van schorsingsvoorwaarden behandeld.
De overwegingen die hierna volgen en alle beslissingen die daaruit voortvloeien zijn, gelet op de functie binnen deze strafzaak en het moment waarop ze zijn genomen, ook in deze tussenbeslissing voorlopig van aard. Daar komt nog bij dat het voorbereidend onderzoek nog niet geheel is afgerond. Tijdens de inhoudelijke behandeling kunnen alle aspecten die dan nog relevant worden geacht door zowel officieren van justitie als raadslieden opnieuw worden voorgelegd aan de rechtbank. Daarbij dienen ook dan standpunten en verzoeken duidelijk onderbouwd en gemotiveerd te zijn. De rechtbank zal die dan beoordelen in het kader van de beantwoording van de vragen uit de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dat kan -uiteraard- ook eerder indien daartoe voorafgaand aan een van de twee geplande regie-zittingen een onderbouwd verzoek wordt ingediend.
De hierna vermelde beslissingen gelden, tenzij anders is aangegeven, ten aanzien van alle verdachten.

2..Beslissingen ten aanzien van de onderzoekswensen

2.1
Verzoek tot het horen van de officieren van justitie aangeduid met [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3] als getuigen
De verdediging heeft verzocht om de drie officieren van justitie die leiding geven aan het onderzoek 26Lemont, aangeduid met [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3], als getuigen te horen. Dit verzoek is reeds eerder door de verdediging gedaan en de rechtbank heeft hierop in afwijzende zin beslist, laatstelijk bij tussenbeslissing van 25 juni 2021.
De verdediging heeft op de terechtzitting van 16 september 2021 geen nieuwe feiten en/of omstandigheden aangevoerd, die op dit moment nopen tot een heroverweging van de op 25 juni 2021 gegeven beslissing. Dit verzoek zal ook nu worden afgewezen. Het verhoor van deze getuigen is naar het huidige oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet van belang voor een van de beslissingen ex artikel 348 en/of 350 Sv.
2.2
Verzoeken met betrekking tot het onderzoek 26Lemont en de machtiging ex artikel 126uba Sv
De verdediging heeft verzocht tot voeging bij de processtukken van de volledige en ongezwarte 126uba-machtiging van de rechter-commissaris en de daaraan gerelateerde stukken, zoals de vordering, de onderliggende processen-verbaal, de in de machtiging genoemde brief en het/de op de machtiging gevolgde bevel(en), en de verlengingen.
Voorts heeft de verdediging verzocht tot voeging van het proces-verbaal vanuit het onderzoek 26Lemont dat is opgemaakt in het kader van de aanvraag machtiging tot gebruik van de Encrochat-data die in deze zaak Flamenco aan het procesdossier is toegevoegd, de daarop ingediende aanvraag machtiging tot gebruik van gevonden data van de officier van justitie aan de rechter-commissaris en de naar aanleiding van die aanvraag beweerdelijk door de rechter-commissaris verleende machtiging ter zake de in dit dossier gevoegde informatie.
De officier van justitie heeft aangegeven dat zij zich verzet tegen het overleggen van de volledige en ongezwarte versie van de 126uba-machtiging en de onderliggende stukken. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het respecteren van het Franse staatsgeheim meebrengt dat door de zaaksofficieren in het onderzoek 26Lemont is besloten om de passages in de beschikking die op dat deel betrekking hebben, zwart te maken. Verder hebben ook de onderzoeksbelangen de zaaksofficieren in het onderzoek 26Lemont doen besluiten om de bijbehorende vordering en onderliggende stukken niet te delen.
De rechtbank is van oordeel dat de rechtbank en de verdediging de 126uba-machtiging, de aanvraagprocessen-verbaal en de daarbij gevoegde stukken en verlengingen in beginsel volledig moet kunnen toetsen en zal om die reden de verzoeken van de verdediging tot voeging van deze stukken bij de processtukken toewijzen. Indien de officier van justitie vanwege belangen als vermeld in artikel 187d lid 1 Sv, de voeging bij de processtukken van bepaalde (gedeelten van) stukken achterwege wil laten, dan staat de weg van artikel 149b Sv open. De officier van justitie zal in de gelegenheid worden gesteld een vordering in te dienen bij de rechter-commissaris die strekt tot het verkrijgen van een dergelijke schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris. De rechtbank acht daartoe voorshands de rechter-commissaris van het onderzoek 26Lemont de aangewezen rechter-commissaris. Deze rechter-commissaris kan vervolgens op vordering van de officier van justitie beoordelen of, en zo ja in hoeverre, hij een machtiging kan verlenen waarin hij toestaat om bepaalde stukken niet te voegen en/of onderdelen daaruit onleesbaar te maken. Anders dan de rechtbank heeft deze rechter-commissaris al kennis genomen van de volledige inhoud van de hier bedoelde stukken. Het staat de officier van justitie vrij om bij de vordering een kopie van het proces-verbaal van de zitting van 16 september 2021 bij te voegen. De rechtbank gaat, zoals gezegd, ervan uit dat de vordering zal worden ingediend bij de rechter-commissaris mr. J.J.J. Schols, die als rechter-commissaris optreedt in het onderzoek 26Lemont. De wijze waarop de toetsing van de vordering zal worden verricht, staat op dit moment niet ter beoordeling van de rechtbank. Deze toetsing ligt volledig in handen van de rechter-commissaris.
2.3
Verzoeken met betrekking tot Encrochat
2.3.1
Onderzoek Encrochat-berichten
A.
In het kader van de betrouwbaarheid van de Encrochat-berichten
In het door het Openbaar Ministerie verstrekte rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI-rapport) van 25 januari 2021 staat over de volledigheid en correctheid van de berichten:
“De berichten geschiedenis is echter niet volledig. In de via technisch hulpmiddel verkregen berichten kunnen berichten ontbreken. Dit kan een enkel bericht zijn, maar langere perioden aan ontbrekende berichten komen ook voor. [...]
Op basis van de vijf toestellen kan ik geen procentuele uitspraken doen over de volledigheid van de hele set. Het is echter te verwachten dat het in de volledige verzameling toestellen ook voorkomt dat berichten missen, of dat het technische hulpmiddel op bepaalde toestellen helemaal geen gegevens heeft verzameld.
[...]
Meer onderzoek naar de volledigheid van de gegevens is mogelijk. In theorie zou elk bericht twee keer aanwezig moeten zijn (verzendende en ontvangende kant). Zulk onderzoek kan de kwaliteit van alle berichten uit het technisch hulpmiddel onafhankelijk verder onderzoeken.”
De verdediging meent dat verder onderzoek zoals genoemd in dit rapport noodzakelijk is ter beoordeling van de volledigheid van de dataset en de hoeveelheid ontbrekende berichten, en dus in het kader van de waarheidsvinding. De verdediging verzoekt de rechtbank dan ook het Openbaar Ministerie opdracht te geven tot het uitvoeren van dergelijk onderzoek.
In het kader van de (on)rechtmatigheid rondom de verkrijging van de Encrochat-berichten
Uit het door het Openbaar Ministerie recent verstrekte NFI-rapport van 17 maart 2021 moet de verdediging begrijpen dat aan de hand van bestandsnamen van de berichten kan worden beoordeeld of een bericht afkomstig is uit het omstreden ‘technisch hulpmiddel’ dan wel op afstand is veiliggesteld van de telefoon(s) waar een applicatie op geïnstalleerd stond.
De verdediging verzoekt de rechtbank het Openbaar Ministerie opdracht te geven om van ieder afzonderlijk in de zaaksdossiers opgenomen bericht aan te geven welk bestandstype dat betreft, zodat kan worden beoordeeld op welke wijze het bericht is veiliggesteld. Dat is van belang in het kader van de genoemde beoordeling van toepasselijkheid van artikel 126uba, artikel 8 EVRM en het steeds tegengeworpen vertrouwensbeginsel.
De rechtbank merkt op dat de onder A. en B. genoemde verzoeken, verzoeken zijn die strekken tot een nader onderzoek naar een groot aantal niet nader gepreciseerde gesprekken. De verdediging dient, indien zij op dit punt een nader onderzoek wil, per gesprek nader en gericht onderbouwd aan te geven dat en waarom de door haar verzochte onderzoekshandelingen in redelijkheid van belang kunnen zijn voor een of meer van de door de rechtbank te nemen beslissingen van de artikelen 348 en 350 Sv. Op dit moment ontbreekt een dergelijk onderbouwd verzoek, en zal het om die reden worden afgewezen.
2.3.2
Opmaken aanvullend proces-verbaal
De verdediging heeft, naar de rechtbank begrijpt, verzocht een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken met betrekking tot de volgende onderwerpen c.q. vragen:
1. Verslaglegging van inkomende en uitgaande verzoeken om rechtshulp, ook als dat politiële rechtshulp betreft, en de juridische grondslag daarvoor welke achteraf getoetst dienen te worden door de zittingsrechter.
2. Zijn verzoeken ter zake van gegevensverwerking van Encrochat in Nederland binnengekomen dan wel heeft Nederland uitgaande verzoeken gedaan? Zo ja, van wie zijn die verzoeken afkomstig, wanneer en aan wie zijn die gedaan, op welke grondslag en welke specifieke bijstand is exact op welke wijze door wie verleend, en is daarvan toereikend verslag gedaan in de stukken?
3. Is sprake geweest van optreden van Nederlandse opsporingsambtenaren of medewerkers van het NFI en HTC op vreemd grondgebied? Heeft de vreemde staat daarvoor expliciet toestemming gegeven? Heeft het Nederlandse parket expliciet toestemming gegeven voor optreden van buitenlanders op Nederlands grondgebied of onderzoek naar Nederlandse gebruikers van Encrochat? Hoe intensief is de samenwerking geweest op het gebied van Encrochat (verwerkingen)?
De rechtbank overweegt als volgt.
In het onderzoek 26Lemont zijn, kort gezegd, de data verzameld die nadien met machtiging van de rechter-commissaris zijn overgedragen aan het onderzoek Flamenco. De rechtbank heeft hiervoor aangegeven welke stukken, al dan niet met/na toepassing van de artt. 149b Sv en 187 Sv, aan de processtukken moeten worden toegevoegd. Langs deze weg kan de verdediging -binnen de bestaande kaders en grenzen die volgen uit de jurisprudentie- de rechtmatigheid van de gang van zaken in 26Lemont controleren.
In essentie betoogt de verdediging dat er geen sprake is van twee gescheiden onderzoeken, zodat alle informatie uit 26Lemont getoetst moet kunnen worden in het onderzoek Flamenco. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er wel sprake is van twee gescheiden onderzoeken.
Dit geschilpunt is een punt dat bij de inhoudelijke behandeling ter zitting aan de orde zal komen, waarna eventueel alsnog besloten zal kunnen worden tot nader onderzoek op een of meer punten zoals thans verzocht. De rechtbank kan (en moet) hier volstaan met een voorlopige oordeel, dat zij hierna zal geven.
Uit de stukken blijkt dat de rechter-commissaris voorafgaand aan het verstrekken van de Encrochat-data vanuit 26Lemont -op een daartoe strekkende vordering van de officier van justitie- een nadere machtiging heeft verleend. In die machtiging heeft de recht-commissaris de door hem aangelegde toets en belangenafweging gegeven. Hieruit leidt de rechtbank voorlopig af dat de rechter-commissaris en de betrokken officieren van justitie van oordeel waren dat er sprake was van twee gescheiden onderzoeken. Door de rechter-commissaris zijn onder andere eisen gesteld ter zake, kort gezegd, aard en inhoud van de strafbare feiten die onderwerp waren van dat andere onderzoek. Pas na het verkrijgen van deze aanvullende machtiging heeft het onderzoeksteam Flamenco gebruik gemaakt van de Encrochat-data van een beperkt aantal Encrochat-accounts. Dergelijke (extra) handelingen zouden overbodig zijn indien 26Lemont en Flamenco (en tal van andere latere onderzoeken) één onderzoek zouden zijn geweest in de visie van het Openbaar Ministerie en de rechter-commissaris. Door de verdediging zijn geen feiten en/of omstandigheden naar voren gebracht die op dit moment kunnen leiden tot het oordeel dat er wel sprake is geweest van één onderzoek. Het is evenmin aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een zgn. oriënterend onderzoek als bedoeld in de artt. 126gg – 126ii Sv. De Encrochat-data zijn immers verkregen in een volwaardig strafrechtelijk onderzoek tegen de rechtspersoon en overige betrokkenen bij Encrochat, waarbij voorafgaand aan de feitelijke inzet van de hack-bevoegdheid in Frankrijk een machtiging door de rechter-commissaris was verleend. Daarbij kan, in elk geval nu, in het midden blijven of die machtiging gebruikt is of gebruikt had moeten worden. Ook dit betreft een verweer dat pas ter zitting volledig aan de orde zal kunnen komen, en waarop -indien het zal worden gevoerd- de rechtbank vervolgens zal hebben te beslissen.
De door de verdediging verzochte punten zien op handelingen die plaats hebben gehad in (het kader van) het onderzoek in de zaak 26Lemont. Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank op dit moment geen verdedigingsbelang bij hetgeen is verzocht, en zullen deze verzoeken dan ook worden afgewezen.
3. Beslissing op het verzoek van de officier van justitie ten aanzien van de verwijzingen naar de rechter-commissaris
Nadere analyse resultaten “gelijk lopen” van normaal telefoontoestel en Encrochat toestel ten aan zien van een aantal telefoons
Bij de tussenbeslissing van de rechtbank van 25 januari 2021 heeft de rechtbank de verzoeken toegewezen om een deskundige te benoemen die, kort gezegd, aan de hand van de verkeersdata van de telefoontoestellen A. en B. (B. is het Encrochat-toestel), waaronder in elk geval de zendmastgegevens, een waarschijnlijkheidsoordeel kan geven over de vraag of beide telefoons in bezit/gebruik waren van een bepaalde persoon of dat dit niet het geval is. Bij de tussenbeslissing van de rechtbank van 16 april 2021 heeft de rechtbank daartoe nadere hypothesen geformuleerd.
Technische onvolkomenheden bij data-vastlegging in Encrochat
Bij de tussenbeslissing van de rechtbank van 25 juni 2021 heeft de officier van justitie verzocht een aanvullend proces-verbaal op te maken over:
welke onvolkomenheden zijn gesignaleerd bij de analyse van de Encrochat-gesprekken in het onderzoek Flamenco en
in welke mate (schatting) hiervan sprake is.
Het gaat hier niet om (detail)uitleg omtrent de werking van de hack-tool, maar om een schatting van de frequentie en aard van de onder a. bedoelde, niet volledig vastgelegde gesprekken.
De officier van justitie heeft gevorderd om ten aanzien van deze aanvullende processen-verbaal te bepalen dat de zaak open wordt terugverwezen naar de rechter-commissaris, omdat de deskundigen van het NFI hebben aangegeven dat de door de rechtbank geformuleerde hypothesen niet goed bruikbaar zijn voor de te verrichten onderzoeken.
De rechter-commissaris zal, bij toewijzing van dit verzoek, deskundigen van het NFI benoemen en deze deskundigen zullen vervolgens de hypothesen formuleren, het nadere onderzoek verrichten en daar vervolgens aanvullende processen-verbaal over opmaken.
De rechtbank ziet het belang van een open terugverwijzing naar de rechter-commissaris ten aanzien van de bovengenoemde te verrichten onderzoeken en zal de zaak terugverwijzen. De rechter-commissaris zal de deskundigen van het NFI benoemen en deze deskundigen zullen vervolgens bepaalde hypothesen formuleren. De deskundigen zullen deze hypothesen naar de rechter-commissaris sturen, die ze vervolgens zal voorleggen aan de officier van justitie en de verdediging. De officier van justitie en de verdediging hebben de gelegenheid om binnen 14 dagen na de toezending een reactie te geven. De rechter-commissaris stelt vervolgens de vragen/hypothesen vast. Deze onderzoeken en overige daarmee samenhangende processen-verbaal zullen zonder verdere betrokkenheid van de rechtbank verlopen. Indien noodzakelijk geacht door de officier van justitie en/of de verdediging kunnen zij op de volgende terechtzitting van 1 november 2021 eventueel nadere verzoeken op dit punt indienen.

4..Beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis

Verzoeken tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden
Contactverbod met de medeverdachten
In de zaken van de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 3]. [naam verdachte 7], [naam verdachte 12] en [naam verdachte 6] heeft de verdediging verzocht om de opheffing van de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarde van het contactverbod met de medeverdachten in deze strafzaak.
De rechtbank ziet het belang van de opheffing van het contactverbod, voor zover dit ziet op de verdachten [naam verdachte 1] en [naam verdachte 3]. Deze verdachten zijn broers van elkaar en in het kader van de familieband is een contactverbod tussen deze twee verdachten niet langer wenselijk. De schorsingsvoorwaarde van het contactverbod zal in die zin worden gewijzigd dat de genoemde verdachten op geen enkele wijze contact zullen (laten) opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten in deze strafzaak, met uitzondering de medeverdachte [naam verdachte 1], respectievelijk [naam verdachte 3].
In de zaken tegen de overige verdachten zal de voorwaarde van het contactverbod niet worden gewijzigd, omdat het contactverbod met de medeverdachten in het belang van het onderzoek is en er geen dringende persoonlijke omstandigheden zijn gesteld of anderszins aannemelijk zijn geworden die vragen om aanpassing van deze voorwaarde.
Teruggave ID-bewijs/paspoort
In de zaken van de verdachten [naam verdachte 1], [naam verdachte 3]. [naam verdachte 7], [naam verdachte 12], [naam verdachte 6], [naam verdachte 4], [naam verdachte 8], [naam verdachte 13] en [naam verdachte 5] heeft de verdediging verzocht
om de teruggave van het ID-bewijs dan wel paspoort aan de verdachte en in die zin de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis te wijzigen.
De verdachte [naam verdachte 5] heeft, na een hiertoe strekkende mondelinge beslissing van de rechtbank, zijn ID-bewijs op 16 september 2021 reeds teruggekregen van de officier van justitie.
De rechtbank ziet het nut en de noodzaak in van het hebben van een ID-bewijs, met name om zich te kunnen legitimeren op het werk en ook anderszins. De rechtbank beslist dat indien de officier van justitie beschikt over het ID-bewijs van de bovengenoemde verdachten, dit ID-bewijs zo spoedig mogelijk dient te worden teruggegeven aan de betreffende verdachte. De aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarde op dit punt zal in die zin worden gewijzigd. Voor zover genoemde verdachten niet in het bezit zijn van een ID-bewijs, is het binnen de schorsingsvoorwaarden toegestaan een dergelijk ID-bewijs aan te vragen.
De schorsingsvoorwaarde blijft van kracht ten aanzien van het paspoort. Indien dringende persoonlijke omstandigheden vragen om een kortdurend bezoek van het land van de tweede nationaliteit van de verdachte, kan bij de raadkamer van de rechtbank een gemotiveerd verzoek worden ingediend om tijdelijk te kunnen beschikken over het paspoort. Het verdient aanbeveling bij een dergelijk verzoek de reden van het bezoek en de duur van het bezoek aan te geven onder de overlegging van de tickets/reisdocumenten van de heen- en terugreis.

5..BESLISSING

Ten aanzien van de onderzoekswensen:

Verzoeken met betrekking tot het onderzoek 26Lemont en de machtiging ex artikel 126uba Sv
De rechtbank wijst de verzoeken van de verdediging tot voeging van de volledige 126uba-machtiging en de daaraan gerelateerde stukken als volgt toe:
- draagt de officier van justitie op om de 126uba-machtiging en de daaraan gerelateerde stukken, zoals de vordering, de onderliggende processen-verbaal, de in de machtiging genoemde brief en het/de op de machtiging gevolgde bevel(en), ook van de verlengingen, bij de processtukken te voegen, op de wijze zoals hiervoor overwogen, waarbij voor de officier van justitie voorafgaand aan de toevoeging van genoemde stukken de weg van artikel 149b Sv open staat;
- draagt de officier van justitie op om de volgende stukken - voor zover opgemaakt - bij de processtukken te voegen:
- het proces-verbaal dat is opgemaakt in het kader van de aanvraag machtiging tot gebruik van de Encrochat-data die in deze zaak Flamenco aan het procesdossier zijn toegevoegd;
- de daarop verrichte aanvraag/vordering van de officier van justitie tot machtiging door de rechter-commissaris van het gebruik van bepaalde data;
- de naar aanleiding van die aanvraag/vordering door de rechter-commissaris verleende machtiging ter zake de in dit dossier gevoegde informatie.
Voor het overige worden de verzoeken afgewezen. Voor de onderbouwing van de afwijzing van deze verzoeken wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is overwogen.
Beslissing op het verzoek van de officier van justitie ten aanzien van de verwijzingen naar de rechter-commissaris
Ten aanzien van de nader te verrichten onderzoeken en het opmaken van de aanvullende processen-verbaal omtrent de nadere analyse resultaten “gelijk lopen” van normaal telefoontoestel en Encrochat toestel ten aanzien van een aantal telefoons en technische onvolkomenheden bij data-vastlegging in Encrochat zal de zaak open worden terug verwezen naar de rechter-commissaris. De rechter-commissaris zal de deskundigen van het NFI benoemen en deze deskundigen zullen vervolgens bepaalde hypothesen formuleren. De deskundigen zullen deze hypothesen naar de rechter-commissaris sturen, die ze vervolgens zal voorleggen aan de officier van justitie en de verdediging. De officier van justitie en de verdediging hebben de gelegenheid om binnen 14 dagen na de toezending een reactie te geven. De rechter-commissaris stelt vervolgens de vragen/hypothesen vast en deze onderzoeken en overige daarmee samenhangende processen-verbaal zullen zonder verdere betrokkenheid van de rechtbank verlopen. Indien noodzakelijk geacht door de officier van justitie en/of de verdediging kunnen zij op de volgende terechtzitting van 1 november 2021 eventueel nadere verzoeken op dit punt indienen.
De
zaak wordt voor het bovengenoemde deel open verwezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Voor de overige lopende onderzoeken, zal de zaak worden
verwezen naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, op de wijze zoals eerder is bepaald.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis:
De voorwaarden die aan de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachten
[naam verdachte 1], [naam verdachte 3], [naam verdachte 5], [naam verdachte 7], [naam verdachte 12], [naam verdachte 6],
[naam verdachte 4], [naam verdachte 8], [naam verdachte 13]worden bij beslissingen van de rechtbank van 30 september 2021 gewijzigd, in die zin zoals vermeld in de deze beslissingen.
De overige verzoeken tot
wijziging van de schorsingsvoorwaardenworden afgewezen.
Deze beslissing is op 30 september 2021 genomen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en J.M.L. van Mulbregt, rechters, in het bijzijn van mrs. M. van der Hoeff en A.K. van Zanten, griffiers.
Deze beslissing zal op 30 september 2021 via de e-mail worden verstuurd aan de officieren van justitie en de raadslieden, en zal tevens worden gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van de zitting van 16 september 2021.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.