ECLI:NL:RBROT:2021:9404

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/621025 / KG ZA 21-547
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-echtgenoten over medewerking aan verkoop van gezamenlijk onroerend goed

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, gaat het om een geschil tussen ex-echtgenoten, [naam eiseres] en [naam gedaagde 1], over de medewerking aan de verkoop van drie onroerende zaken die zij gezamenlijk bezitten. De echtscheiding tussen hen is uitgesproken op 18 november 2020, en de rechtbank heeft in de beschikking bepaald dat de woningen verkocht moeten worden. De ex-echtgenoten zijn het echter niet eens over de verkoop van de woning aan de [adres 3], waarbij [naam gedaagde 1] stelt dat deze woning verhuurd is aan [naam gedaagde 2], wat door [naam eiseres] wordt betwist. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken bepaald dat de woning in onverhuurde staat verkocht moet worden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 augustus 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij [naam eiseres] vorderingen heeft ingesteld tegen [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2]. [naam eiseres] vordert onder andere dat [naam gedaagde 1] meewerkt aan de verkoop van de woning aan de [adres 3] en dat [naam gedaagde 2] zich niet langer als huurster van deze woning mag uitgeven. De rechtbank heeft de vorderingen van [naam eiseres] in conventie toegewezen, met een dwangsom voor [naam gedaagde 1] voor het geval hij niet meewerkt aan de verkoop.

In reconventie heeft [naam gedaagde 1] vorderingen ingesteld om de uitvoerbaarheid van de beschikking van 18 november 2020 op te schorten en om [naam eiseres] te verplichten mee te werken aan het aanstellen van een nieuwe makelaar. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen, met de overweging dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in de eerdere beschikking. De rechtbank heeft de vordering van [naam gedaagde 2] afgewezen, omdat deze in strijd zou zijn met de vrijheid van meningsuiting. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de ex-echtelijke relatie tussen de partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Vonnis in kort geding van 30 augustus 2021
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/621025 / KG ZA 21-547 van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.A. van Hecke te Rotterdam,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
gedaagde sub 1 in conventie,
tevens eiser in reconventie,
advocaat: mr. A.C. van der Bent te Rotterdam

2..[naam gedaagde 2],

wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagde sub 2 in conventie,
advocaat mr. F. Smitshoek te Rotterdam,
Partijen worden hierna [naam eiseres], [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juli 2021 met producties 1 t/m 38
  • de conclusie van eis in reconventie van [naam gedaagde 1], tevens akte overleggen producties 1 t/m 13
  • de akte wijziging van eis in reconventie van [naam gedaagde 1]
  • de brieven van 12 en 15 augustus 2021 van [naam eiseres], met producties 39 t/m 45
  • de aktes overleggen producties van [naam gedaagde 2], met producties 1 en 2
1.2.
Op 16 augustus 2021 heeft de mondeling behandeling plaatsgevonden, gelijktijdig met de mondelinge behandeling van het door [naam gedaagde 1] aangespannen kort geding tegen [naam eiseres], bekend onder zaak- en rolnummer C/10/622630 / KG ZA 21-633. Alle drie de betrokken partijen zijn in persoon aanwezig geweest, bijgestaan door hun advocaten. De advocaten hebben namens hun cliënten een pleitnota overgelegd en voorgedragen. Voor het overige heeft de griffier aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] en [naam gedaagde 1] zijn ex-echtgenoten. Bij beschikking van 18 november 2020 is de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 19 februari 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
[naam eiseres] en [naam gedaagde 1] zijn eigenaar van drie onroerende zaken, gelegen aan de [adres 1], de [adres 2] en de [adres 3].
2.3.
In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank in het kader van de verdeling bepaald dat de drie woningen moeten worden verkocht. Daarbij heeft de rechtbank bepaald hoe die verkoop tot stand moet komen. Ten aanzien van de woning aan de Binnenrotte te Rotterdam heeft de rechtbank overwogen:
‘2.7.13 (…) De derde woning, die is gelegen aan de [adres 3], is volgens de man verhuurd aan mevrouw [naam gedaagde 2] hetgeen de vrouw gemotiveerd betwist. Deze woning dient vrij van huur te worden verkocht en opgeleverd. De man heeft tegenover al hetgeen de vrouw in dit kader heeft aangevoerd, onvoldoende aangevoerd dat hij de woning voor onbepaalde tijd verhuurt.’
2.4.
Conform de instructies van de rechtbank heeft [naam eiseres] drie makelaars geselecteerd waarna [naam gedaagde 1] voor Van Herk Makelaardij als verkoopmakelaar heeft gekozen.
2.5.
De woning aan de [adres 2] is verkocht en de levering van die woning is gepland op 8 september 2021.
2.6.
Op de woning aan de [adres 1] is door een derde een bod gedaan van € 351.588,-, met financieringsvoorbehoud. Hierna heeft [naam gedaagde 1] zelf een bod op de woning gedaan van € 352.000,-, zonder financieringsvoorbehoud.
2.7.
[naam gedaagde 1] heeft tegen de echtscheidingsbeschikking hoger beroep ingesteld en een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de echtscheidingsbeschikking ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling bij het gerechtshof Den Haag heeft [naam gedaagde 1] deze incidentele vordering ingetrokken.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[naam eiseres] vordert – na intrekking van de primaire vordering tegen [naam gedaagde 1] en samengevat weergegeven – [naam gedaagde 1] te veroordelen tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning aan de [adres 3] aan een derde, conform de instructies die zijn opgenomen in de echtscheidingsbeschikking van 18 november 2020, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [naam gedaagde 1] niet aan dit vonnis voldoet, met veroordeling van [naam gedaagde 1] in de kosten van de procedure.
3.2.
[naam eiseres] legt aan deze vordering ten grondslag dat [naam gedaagde 1] onvoldoende meewerkt aan verkoop van het pand aan de [adres 3]. Na eerder een procedure te zijn begonnen om de executie van de echtscheidingsbeschikking te laten schorsen, heeft [naam gedaagde 1] zich thans op het standpunt gesteld dat de woning is verhuurd aan [naam gedaagde 2]. De verhuur van de woning is een door [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] gecreëerde fictie en staat in de weg aan (de voorgang van) de verkoop van de woning, terwijl de rechtbank heeft bepaald dat de woning in onverhuurde staat verkocht moet worden.
3.3.
[naam eiseres] vordert verder [naam gedaagde 2] te verbieden zichzelf nog langer uit te geven als huurster van de woning aan de [adres 3], onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [naam gedaagde 2] niet aan dit vonnis voldoet, met veroordeling van [naam gedaagde 2] in de kosten van de procedure. [naam eiseres] legt aan deze vordering ten grondslag dat [naam gedaagde 2] jegens haar onrechtmatig handelt door de fictie dat zij huurder is van het pand aan de [adres 3], in stand te laten.
3.4.
[naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] voeren, ieder afzonderlijk, verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[naam gedaagde 1] vordert samengevat weergegeven (en met het buiten beschouwing laten van vordering iv betreffende de [adres 1] welke vordering in het separate, gelijktijdig behandelde, kort geding is ingesteld):
de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van 18 november 2020 op te schorten voor de duur van de procedure in hoger beroep, voor zover daarin is bepaald dat de woning aan de [adres 3] dient te worden verkocht en opgeleverd in onverhuurde staat;
[naam eiseres] te veroordelen mee te werken aan het verlenen van een opdracht aan een nieuwe makelaar voor de verkoop van de woning aan de [adres 3];
[naam eiseres] te veroordelen medewerking te verlenen aan het intrekken van de opdracht aan Van Herk Makelaardij, voor zover betrekking hebbende op de verkoop van de woning aan de [adres 3].
4.2.
[naam gedaagde 1] legt aan zijn vordering ten grondslag dat sprake is van een kennelijke misslag in de beschikking van 18 november 2020. De rechtbank is ten onrechte meegegaan in de stelling van [naam eiseres] dat de woning aan de [adres 3] niet verhuurd is, terwijl de woning wél is verhuurd. De rechtbank heeft de relevante stukken die aantonen dat de woning verhuurd is, niet kenbaar meegenomen in zijn beslissing. De woning kan nog steeds, conform de beschikking, worden verkocht, maar dan in verhuurde staat.
4.3.
Voor wat betreft het wisselen van makelaar stelt [naam gedaagde 1] dat uit correspondentie met de makelaar volgt dat de makelaar niet onpartijdig is. Hij wil daarom een andere makelaar uit de drie door [naam eiseres] voorgestelde makelaars kiezen en opdracht verlenen om de woning aan de Binnenrotte te verkopen.
4.4.
[naam eiseres] voert verweer.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling

De vordering in conventie tegen [naam gedaagde 1] en de vordering in reconventie

5.1.
Nu de vordering in conventie tegen [naam gedaagde 1] en de vordering in reconventie met elkaar samenhangen, worden deze gezamenlijk besproken. Deze vorderingen zien op de verkoop van de woning aan de [adres 3]. In de echtscheidingsbeschikking is beslist dat de woning verkocht dient te worden waarna de opbrengst kan worden verdeeld. Daarbij is bepaald dat de woning in onverhuurde staat moet worden verkocht. Beide partijen dienen zich in te spannen om tot de daadwerkelijke verkoop te komen. [naam gedaagde 1] stelt zijn volledige medewerking te verlenen, maar volgens hem staat de verhuur van de woning in de weg aan voortzetting van het verkoopproces.
5.2.
De stelling dat de woning voor onbepaalde tijd is verhuurd aan [naam gedaagde 2], heeft [naam gedaagde 1] ook in de echtscheidingsprocedure betrokken. De rechtbank heeft op dat punt, kort gezegd, overwogen dat [naam gedaagde 1] onvoldoende onderbouwing van die stelling heeft verschaft in het licht van wat [naam eiseres] naar voren had gebracht.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat moet worden uitgegaan van de beslissing van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het door [naam gedaagde 1] tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, tenzij sprake is van een kennelijke misslag. In dat kader wordt overwogen dat de stukken op basis waarvan [naam gedaagde 1] stelt dat sprake is van verhuur, zijn genoemd in de beschikking van 18 november 2020. Anders dan [naam gedaagde 1] heeft betoogd, kan niet geconcludeerd worden dat de rechtbank deze stukken niet kenbaar heeft meegewogen. Van een kennelijke misslag is dan ook, anders dan [naam gedaagde 1] heeft betoogd, geen sprake. Ten overvloede wordt daar aan toegevoegd dat uit het verhandelde ter zitting en in het bijzonder de uitlatingen van [naam gedaagde 2] niet anders dan kan worden afgeleid dat van verhuur aan [naam gedaagde 2] geen sprake is en ook nooit is geweest. De voorzieningenrechter doelt daarbij op uitlatingen van [naam gedaagde 2] over de (door haar verkeerd aangeduide) verdieping waarop de woning zich bevindt en over een plek waar zij in Rotterdam zou hebben gewerkt (maar waarvan zij het adres niet kan noemen). De reconventionele vordering tot schorsing van executie, voor zover deze ziet op de verkoop in onverhuurde staat, wordt daarom afgewezen.
5.3.
Het voorgaande betekent dat [naam gedaagde 1] dient mee te werken aan de verkoop van de woning aan de Binnenrotte in onverhuurde staat op de wijze zoals is bepaald in de beschikking. [naam eiseres] vordert in deze procedure dat [naam gedaagde 1] meewerkt aan verkoop aan een derde. Hoewel in de echtscheidingsprocedure de vordering van [naam gedaagde 1] om de woning toebedeeld te krijgen, is afgewezen, betekent dat niet dat hij de woning niet mag kopen als hij over voldoende financiële middelen beschikt. Daarbij dient wel aan de in de beschikking opgelegde instructies en voorwaarden van de rechtbank te worden voldaan, zoals de bepaling dat met de verkoopopbrengst de huidige hypothecaire leningen worden afgelost. De vordering van [naam eiseres] wordt daarom toegewezen met inachtneming van het voorgaande en met maximering van de dwangsom toegewezen.
5.4.
Ten aanzien van de vordering tot het aanstellen van een andere makelaar heeft [naam eiseres] op de zitting te kennen gegeven hiertegen geen bezwaar te hebben. [naam gedaagde 1] heeft hierop aangegeven in dat geval Vivienda Makelaardij te Capelle aan den IJssel de opdracht tot verkoop willen geven. Nu [naam eiseres] hiermee akkoord is, is de vordering in reconventie op dit punt toewijsbaar. Daarbij wordt overwogen dat deze opdrachtverlening, wat [naam eiseres] betreft, ook kan zien op de [adres 1] wanneer daartoe aanleiding mocht bestaan.
De vordering tegen [naam gedaagde 2]
5.5.
De vordering tegen [naam gedaagde 2] wordt afgewezen. Die vordering komt in strijd met de vrijheid van meningsuiting. Van schending van de eer en goede naam van [naam eiseres] en van belediging is geen sprake, zodat niet valt in te zien hoe de uitlatingen van [naam gedaagde 2] als onrechtmatig jegens [naam eiseres] kunnen worden gekwalificeerd. Daar komt bij dat het belang van [naam eiseres] bij deze vordering niet duidelijk is nu het (vooral) [naam gedaagde 1] is die (in de richting van de makelaar) schermt met het huurderschap van [naam gedaagde 2]. Ten slotte wordt overwogen dat met een verbod aan [naam gedaagde 2] om zich uit te geven als huurder, impliciet wordt gevraagd een oordeel te geven over de vraag of een huurovereenkomst bestaat tussen [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2]. Dat zou een declaratoir vonnis opleveren, wat in kort geding niet mogelijk is. Dat het bestaan van een huurovereenkomst volstrekt ongeloofwaardig is, zoals hiervoor is overwogen, kan niet tot een ander oordeel leiden.
De proceskosten
5.6.
De proceskosten van [naam gedaagde 1] en [naam eiseres] worden, zowel in conventie als in reconventie gecompenseerd, nu zij ex-echtgenoten zijn.
5.7.
Voor zover de procedure zich richt tot [naam gedaagde 2] worden de kosten gecompenseerd. Weliswaar is [naam eiseres] in die verhouding de in het ongelijk gestelde partij, maar [naam gedaagde 2] heeft met haar proceshouding en uitlatingen die in strijd met de waarheid zijn, artikel 21 Rv geschonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dat niet anders dan een bewuste keuze zijn geweest. Compensatie van de proceskosten in die zin dat de proceskosten van [naam gedaagde 2] voor haar eigen rekening komen is de gevolgtrekking die de voorzieningenrechter geraden voorkomt.

6..De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
6.1.
veroordeelt [naam gedaagde 1] mee te werken aan de verkoop en levering van de woning aan de [adres 3], volgens de instructies die zijn opgenomen in de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 18 november 2020, r.o.v. 2.7.10 en 2.7.11, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [naam gedaagde 1] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum te verbeuren dwangsom van € 50.000,-;
6.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
compenseert de proceskosten van [naam eiseres] en [naam gedaagde 1], in die zin dat deze partijen ieder de eigen kosten dragen;
6.4.
wijst de vordering tegen [naam gedaagde 2] af;
6.5.
compenseert de proceskosten van [naam eiseres] en [naam gedaagde 2] in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
6.7.
veroordeelt [naam eiseres] om mee te werken aan het intrekken van de opdracht tot verkoop van de [adres 3] aan Van Herk Makelaardij en tot het verlenen van een nieuwe opdracht tot verkoop van de [adres 3] aan Vivienda Makelaardij te Capelle aan den IJssel;
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af;
6.9.
compenseert de kosten van de procedure in reconventie in die zin dat [naam gedaagde 1] en [naam eiseres] ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. Th. Veling op 30 augustus 2021.3144/2009