In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eteck Warmte Holding B.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. Eteck vorderde betaling van een bedrag van € 927,27, alsmede ontbinding van de overeenkomst voor warmtelevering en afsluiting van de levering. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er geen achterstand in de betaling meer bestond. De procedure begon met een dagvaarding op 25 maart 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 juli 2021. De kantonrechter constateerde dat Eteck niet voldoende toelichting had gegeven op de wijziging van de vordering en dat de gedaagde geen bewijs had geleverd van betalingen die Eteck niet had verwerkt. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst niet zodanig ernstig was dat ontbinding gerechtvaardigd was. De vordering tot ontbinding werd afgewezen, evenals de vordering tot afsluiting van de meter en tijdelijke ontruiming. Eteck werd veroordeeld tot betaling van € 605,97, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder partij zijn eigen kosten droeg.