ECLI:NL:RBROT:2021:9388

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
9135432 CV EXPL 21-1510
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en ontbinding van de overeenkomst inzake warmtelevering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Eteck Warmte Holding B.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. Eteck vorderde betaling van een bedrag van € 927,27, alsmede ontbinding van de overeenkomst voor warmtelevering en afsluiting van de levering. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er geen achterstand in de betaling meer bestond. De procedure begon met een dagvaarding op 25 maart 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 juli 2021. De kantonrechter constateerde dat Eteck niet voldoende toelichting had gegeven op de wijziging van de vordering en dat de gedaagde geen bewijs had geleverd van betalingen die Eteck niet had verwerkt. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst niet zodanig ernstig was dat ontbinding gerechtvaardigd was. De vordering tot ontbinding werd afgewezen, evenals de vordering tot afsluiting van de meter en tijdelijke ontruiming. Eteck werd veroordeeld tot betaling van € 605,97, te vermeerderen met wettelijke rente, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9135432 CV EXPL 21-1510
uitspraak: 30 september 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eteck Warmte Holding B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
eiseres,
gemachtigde: AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna ‘Eteck’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 25 maart 2021, met bijlagen;
de conclusie van antwoord met bijlagen;
het tussenvonnis van 6 mei 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
tweemaal aanvullende stukken van [gedaagde];
tweemaal aanvullende stukken van Eteck;
de akte uitlaten van Eteck;
de akte uitlaten van [gedaagde].
Op 21 juli 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De datum voor de uitspraak van het vonnis is na uitstel bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
[gedaagde] ontvangt in haar woning warmte. De warmtelevering is met ingang van mei 2018 overgenomen door Eteck. Hierdoor is een overeenkomst tussen Eteck en [gedaagde] tot stand gekomen. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] gehouden maandelijks een voorschot te betalen, waarna aan het einde van het jaar een jaarafrekening plaatsvindt.
2.2
[gedaagde] heeft op 10 juni 2020 – na een eerdere dagvaarding van Eteck die zij niet aanhangig heeft gemaakt – het volgende geschreven:

Vanaf 1 juli 2020 zal ik naast het normale termijnbedrag van euro 116.92 een extra bedrag van euro 135.02 overmaken als afbetaling. Deze betalingen zullen plaatsvinden van 1 juli – 31 december 2020, waarna het gehele bedrag is afbetaald.”
2.3
Op 9 september 2020 schrijft [gedaagde] het volgende aan AGIN Timmermans:

Naar aanleiding van het telefoongesprek van deze middag met zowel Agin Timmermans als Eteck, en vervolgens mijn aanmelding in het systeem van Eteck, heb ik opnieuw volledig onderzocht van wat er betaald is door mij en wat er is verwerkt door Eteck.
[…]
Voor de laatste maal vraag ik gedetailleerd overzicht van het openstaande bedrag volgens Agin Timmerman
[…]
Graag ontvang ik binnen drie werkdagen het volledige overzicht

3..De vordering en het verweer

3.1
Eteck vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om:
I. aan Eteck € 927,27 te betalen, met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2021 tot aan de dag van betaling;
II. aan Eteck te betalen de toekomstige opeenvolgende maandvoorschotten berekend tot aan de dag der afsluiting van de energie levering, zijnde maandelijks € 122,51;
III. aan Eteck te betalen de tijdelijke afsluitingsbijdrage van € 277,88;
IV. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten;
en voorts
V. de verbintenis tussen eiseres en gedaagde voor levering van energie (en warm tapwater) aan het verbruiksadres te ontbinden;
VI. te bepalen dat eiseres gerechtigd is de leverantie af te sluiten en de meter te verzegelen in het verbruiksadres;
VII. [gedaagde] te veroordelen om te gehengen en gedogen dat eiseres de leverantie afsluit en de meter verzegelt in het verbruiksadres;
VIII. [gedaagde] te veroordelen tot gedeeltelijke of tijdelijke ontruiming van het verbruiksadres, tijdens de afsluitwerkzaamheden zulks op grond van artikel 558 sub B Rv.
3.2
Eteck legt aan haar vordering ten grondslag dat de tekortkoming in de nakoming zodanig ernstig is dat dit ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Daarbij vordert Eteck afsluiting van de levering.
3.3
[gedaagde] voert als verweer dat er geen achterstand in de betaling meer bestaat en concludeert tot afwijzing van de vordering. Voor zover er nog wel een achterstand bestaat betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

4..De beoordeling

4.1
Bij dagvaarding vordert Eteck een bedrag van € 754,46 aan hoofdsom vanwege een achterstand in de termijnbetalingen. Eteck legt later als producties 7 en 9 overzichten over. Uit deze beide overzichten volgt een achterstand van € 546,43. [gedaagde] stelt dat uit productie 9 een achterstand van € 426,30 volgt, maar dit is onjuist. Alle plus- en minbedragen uit productie 9 bij elkaar opgeteld leiden ook tot een bedrag van € 546,43.
4.2
Eteck licht niet toe waardoor het verschil tussen de vordering bij dagvaarding is ontstaan en vermindert ook haar eis niet. De kantonrechter heeft geconstateerd dat productie 9 tot latere datum doorloopt dan de specificatie bij dagvaarding. Bij dagvaarding is als laatste de factuur van maart 2021 opgenomen. In productie 9 zijn ook de facturen van april tot en met juni 2021 opgenomen van tezamen € 487,66. Anderzijds zijn ook de betalingen opgenomen die zijn verwerkt op 22 (2 keer) en 29 maart 2021, 26 april 2021, 24 mei 2021 en 28 juni 2021. Daarnaast zijn vier creditbedragen verwerkt. Dit alles bedraagt tezamen € 695,69. Derhalve is sinds dagvaarding € 208,03 ingelopen. Dit bedrag in mindering gebracht op de vordering bij dagvaarding leidt tot de achterstand van € 546,43, zoals opgenomen in productie 9. Het zou Eteck sieren om in het vervolg ook zelf een toelichting te geven indien haar vordering verandert. Eteck heeft haar vordering niet verminderd. De hoofdsom wordt afgewezen voor zover die het bedrag van € 546,43 te boven gaat.
4.3
Uit productie 9 volgt derhalve een resterend verschuldigd bedrag van € 546,43. [gedaagde] heeft geen betaalbewijzen overgelegd van betalingen die Eteck danwel haar gemachtigde nog niet heeft verwerkt in dit overzicht. De bij de laatste akte bijgevoegde betaalbewijzen bevatten geen andere betalingen dan die reeds in de overzichten zijn verwerkt, anders dan de maandbetaling voor augustus 2021. Deze maandbetaling maakt geen onderdeel uit van deze vordering. Om die reden wordt Eteck niet in de gelegenheid gesteld om hierop nog te reageren. De betaalbewijzen kunnen immers buiten beschouwing blijven. Nu [gedaagde] geen betaalbewijzen van andere betalingen heeft overgelegd ter onderbouwing van haar verweer dat geen achterstand in de betaling bestaat, wordt de vordering voor dit deel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hierna vermeld.
4.4
Eteck vordert eveneens ontbinding van de tussen partijen bestaande overeenkomst. Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenis aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.5
Uit de overgelegde correspondentie van [gedaagde] volgt dat zij zich bewust was van de vordering van Eteck en dat zij ook actief correspondeerde met de (incasso)gemachtigden van Eteck om het overzicht te krijgen dat zij zelf kennelijk niet had. [gedaagde] is zelf verantwoordelijk voor haar financiën, zodat de hapering in de communicatie tussen partijen niet in de weg staat aan de gehoudenheid van [gedaagde] tot betaling van de bestaande achterstand.
4.6
[gedaagde] heeft echter eerder en ook ter zitting bereidheid getoond om te betalen indien Eteck aantoont dat zij nog een bedrag is verschuldigd. Uit de betaalbewijzen en correspondentie volgt dat [gedaagde] een eerdere achterstand in termijnen heeft ingelopen na een betalingsvoorstel, ook zonder dat Eteck op haar voorstel akkoord heeft gegeven. Daarnaast is de onduidelijkheid over de omvang van de vordering van belang. Naast het verschil tussen de dagvaarding en de producties 7 en 9 staat in de door [gedaagde] overgelegde schermafbeelding van haar Eteck account nog een ander verschuldigd bedrag van € 630,62 genoemd. Het is niet onbegrijpelijk dat hierdoor bij [gedaagde] verwarring is ontstaan, die Eteck had kunnen wegnemen of in ieder geval beperken door bijvoorbeeld bij de producties 7 en 9 een toelichting te geven en direct een overzicht te geven met alle verschuldigde en betaalde bedragen waarin onder de streep duidelijk is welk bedrag [gedaagde] volgens Eteck nog verschuldigd is.
4.7
Deze omstandigheden leiden tot het oordeel dat de tekortkoming in dit geval geen ontbinding rechtvaardigt. De vordering tot ontbinding van de overeenkomst wordt afgewezen. Afsluiting van de meter en verzegeling daarvan, met de daarbij gevorderde tijdelijke ontruiming, is om die reden niet aan de orde. Ook dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.8
Eteck maakt tot slot aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van deze kosten. Deze buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen nu de zogenoemde veertiendagenbrief uit gaat van een ander bedrag dan gevorderd en het verschuldigde in het incassotraject onvoldoende inzichtelijk is gemaakt. Bij de mondelinge behandeling is erkend dat er minder is verschuldigd dan in de dagvaarding gevorderd, zonder dat kon worden aangegeven waar dat in zat. Het wordt er daarom voor gehouden dat de gevorderde incassokosten niet in redelijkheid zijn gemaakt.
4.9
In de omstandigheid dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten van de procedure draagt.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] aan Eteck te betalen een bedrag van € 605,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 546,43 vanaf 25 maart 2021 tot aan de dag van betaling;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645