ECLI:NL:RBROT:2021:9361

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
C/10/622193 / KG ZA 21-615
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte door krakers in het kader van Gebiedsontwikkeling Feyenoord City

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een bedrijfsruimte die door gedaagden zonder recht of titel was gekraakt. Eiseres, een stichting die zich bezighoudt met de gebiedsontwikkeling van Feyenoord City, vorderde ontruiming van de bedrijfsruimte, gelegen aan [adres 2], omdat zij verplicht was deze leeg op te leveren aan een derde partij, Shurgard Nederland B. De rechtbank oordeelde dat het belang van eiseres om de bedrijfsruimte spoedig te kunnen gebruiken voor de ontwikkeling van het gebied zwaarder weegt dan het belang van gedaagden om in de bedrijfsruimte te blijven. Eiseres had voldoende onderbouwd dat de ontruiming noodzakelijk was voor de voortgang van de gebiedsontwikkeling, en dat er geen sprake zou zijn van langdurige leegstand na de ontruiming. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres toe, met uitzondering van de vordering tot veroordeling van gedaagden in de kosten van gedwongen ontruiming en de vordering tot verbod op (her)bezetting voor twee jaar na ontruiming. Gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622193 / KG ZA 21-615
Vonnis in kort geding van 8 september 2021
in de zaak van
de stichting
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
advocaten mrs. [sectie].T. Acar en N. Haireche te Rotterdam,
tegen

1..[naam gedaagde],

verblijvende te [verblijfplaats gedaagde],
gedaagde,
advocaat mr. E. Tamas te ’s-Gravenhage,
2.
[naam gedaagden]
verblijvende te [verblijfplaast gedaagden],
gedaagden,
van wie in persoon is verschenen [naam], vertegenwoordigd door mr. E. Tamas te ’s-Gravenhage.
Partijen worden hierna [naam eiseres], gedaagden (gezamenlijk) en [naam gedaagde] en [naam] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 augustus 2021, met producties;
  • de akte houdende wijziging (vermeerdering) van eis alsmede akte overlegging aanvullende producties;
  • het e-mailbericht van mr. Tamas van 23 augustus 2021, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 25 augustus 2021;
  • de pleitnota van [naam eiseres]
  • de pleitnota van mr. Tamas.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] is opgericht ten behoeve van de grondexploitatie voor de realisatie en de ontwikkeling van het gebied Feyenoord City (hierna: de Gebiedsontwikkeling). Hieronder valt onder meer het bouw- en woonrijp maken van gronden, verkopen van ontwikkelplots, aanleggen van parkeergelegenheden en wegen en vervaardigen van het bestemmingsplan, maar ook het beheren en vervreemden van onroerende zaken in het gebied Feyenoord City.
2.2.
Feyenoord City bestaat uit een grootschalige stedelijke ontwikkeling voor acht verschillende deelgebieden. Totaal bestrijkt het 600.000 m2 aan gebouwd programma dat door [naam eiseres] ontwikkeld zal worden.
2.3.
Als onderdeel van de Gebiedsontwikkeling wenst [naam eiseres] de eigendom te verwerven van de onroerende zaak gelegen aan de [adres 1], waarna zij dit wil doorleveren aan de gemeente Rotterdam. [adres 1] valt binnen de Gebiedsontwikkeling. Shurgard Nederland B.[sectie]. (hierna: Shurgard) is thans nog eigenaar van de [adres 1].
2.4.
Op 9 juni 2021 heeft [naam eiseres] geconstateerd dat gedaagden hun intrek hebben genomen in de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres 2] (hierna ook: de bedrijfsruimte). De bedrijfsruimte ligt buiten de Gebiedsontwikkeling.
2.5.
Bij brief van 11 juni 2021 heeft [naam eiseres] gedaagden gesommeerd de bedrijfsruimte uiterlijk op 13 juni 2021 te verlaten. Gedaagden hebben niet aan deze sommatie voldaan.
2.6.
Op 11 juni 2021 heeft [naam eiseres] ook aangifte gedaan tegen de bezetting van de bedrijfsruimte door gedaagden wegens huisvredebreuk.
2.7.
In de nacht van 3 op 4 juli 2021 is de politie, naar aanleiding van diverse overlastklachten, bij de bedrijfsruimte geweest, waar een housefeest gaande was en circa 100 tot 150 personen aanwezig waren. Het feest is door de politie beëindigd.
2.8.
Bij e-mailbericht van 20 juli 2021 hebben de buren van de bedrijfsruimte gemeld dat gedaagden de poort, welke toegang geeft tot de bedrijfsruimte hebben weten te bedienen, terwijl dat alleen mogelijk is met een sleutel welke is opgeborgen in een gesloten brandkluis. De buren hebben in het e-mailbericht daarnaast kenbaar gemaakt dat aanzienlijke kosten moeten worden gemaakt om de door gedaagden aangerichte schade aan de brandkluis en de poort, die gemeenschappelijk eigendom zijn van de Vereniging van Eigenaars, te herstellen.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert bij dagvaarding om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, de bedrijfsruimte aan de [adres 2], blijvend te verlaten, met al het hunne en de hunnen, en ontruimd ter beschikking te stellen aan [naam eiseres], met bepaling dat eventuele kosten van gedwongen ontruiming voor rekening van gedaagden die de bedrijfsruimte bezet houden zijn. En dat indien gedaagden nalatig blijven om na betekening van dit vonnis op de bepaalde dag te ontruimen en op te leveren, [naam eiseres] gemachtigd zal zijn om met behulp van de sterke arm ontruiming te bewerkstelligen, op kosten van gedaagden;
te bepalen dat dit vonnis gedurende één jaar na de datum waarop het vonnis is gewezen tegen een ieder die zonder toestemming verblijft in (een gedeelte van) de bedrijfsruimte aan de [adres 2], of daar binnentreedt, ten uitvoer kan worden gelegd;
gedaagden te verbieden om de bedrijfsruimte aan de [adres 2] te (her)bezetten gedurende een periode van twee jaar na de ontruiming van de bedrijfsruimte;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten indien en voor zover betaling niet binnen de termijn plaatsvindt.
3.2.
Bij akte houdende wijziging (vermeerdering) van eis heeft [naam eiseres] een eiswijziging ingediend. Na wijziging en vermeerdering van eis vordert [naam eiseres] om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte, gelegen aan
de [adres 2] en [adres 3], kadastraal bekend als gemeente Rotterdam, sectie [sectie], nummers [nummer 1] en [nummer 2], blijvend te verlaten, met al het hunne en de hunnen, en ontruimd ter beschikking te stellen aan [naam eiseres], met bepaling dat eventuele kosten van gedwongen ontruiming voor rekening van gedaagden die de bedrijfsruimte bezet houden zijn. En dat indien gedaagden nalatig blijven om na betekening van dit vonnis op de bepaalde dag te ontruimen en op te leveren, [naam eiseres] gemachtigd zal zijn om met behulp van de sterke arm ontruiming te bewerkstelligen, op kosten van gedaagden;
te bepalen dat dit vonnis gedurende één jaar na de datum waarop het vonnis is gewezen tegen een ieder die zonder toestemming verblijft in (een gedeelte van) de bedrijfsruimte gelegen aan
de [adres 2] en [adres 3], kadastraal bekend als gemeente Rotterdam, sectie [sectie], nummers [nummer 1] en [nummer 2]of daar binnentreedt, ten uitvoer kan worden gelegd;
gedaagden te verbieden om de bedrijfsruimte gelegen aan
de [adres 2] en [adres 3], kadastraal bekend als gemeente Rotterdam, sectie [sectie], nummers [nummer 1] en [nummer 2], te (her)bezetten gedurende een periode van twee jaar na de ontruiming van de bedrijfsruimte;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten voor het herstel van de door hen aangerichte schade aan de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres 2] en [adres 3], kadastraal bekend als gemeente Rotterdam, sectie [sectie], nummers [nummer 1] en [nummer 2], ter hoogte van € 5.320,50 exclusief BTW, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten indien en voor zover betaling niet binnen de termijn plaatsvindt;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten indien en voor zover betaling niet binnen de termijn plaatsvindt.
3.3.
[naam gedaagde] en [naam] voeren verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van [naam eiseres] in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [naam eiseres] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[naam eiseres] heeft gesteld dat naast [naam gedaagde] en [naam] meer personen in de bedrijfsruimte verblijven die niet ter zitting zijn verschenen. Mr. Tamas treedt alleen op voor [naam gedaagde] en [naam]. Voor wat betreft de niet verschenen gedaagden geldt dat bij de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, zodat tegen de niet verschenen gedaagden verstek kan worden verleend. Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat [naam eiseres] ter zitting een bewijs van publicatie van de betekening als bedoeld in artikel 61 Rv heeft getoond. Nu [naam gedaagde] en [naam] wel in de procedure zijn verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.2.
Op grond van artikel 130 lid 3 Rv is een verandering of vermeerdering van eis jegens de niet verschenen gedaagden uitgesloten tenzij de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan hen kenbaar is gemaakt. Ter zitting is gebleken dat de eiswijziging niet bij exploot is betekend. Dit brengt met zich dat de eiswijziging alleen geldt jegens [naam gedaagde] en [naam]. Jegens hen is die eiswijziging niet in strijd met de eisen van een goede procesorde.
4.3.
[naam gedaagde] en [naam] hebben betwist dat [naam eiseres] eigenaar is van de bedrijfsruimte. Naar aanleiding van deze betwisting heeft [naam eiseres] ter zitting de notariële akte getoond waarmee de eigendom van de bedrijfsruimte aan haar is geleverd. Daarmee heeft zij genoegzaam onderbouwd dat zij daadwerkelijk eigenaar is.
4.4.
[naam eiseres] stelt dat gedaagden het pand hebben gekraakt, wat niet door hen is betwist. Vaststaat daarom dat gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven, waarmee zij onrechtmatig handelen jegens [naam eiseres]. Ingevolge het bepaalde in artikel 5:2 BW is de eigenaar van een zaak bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. De vordering tot ontruiming ligt daarom in beginsel voor toewijzing gereed. Een vordering tot ontruiming is in kort geding evenwel slechts toewijsbaar indien de eigenaar van het pand daarbij een spoedeisend belang heeft, welk belang zwaarder weegt dan het belang van de bewoner(s), in welk kader moet worden meegewogen of na ontruiming langdurige leegstand van het pand te verwachten valt. Ter beoordeling ligt daarom voor de vraag of de omstandigheden aan de zijde van [naam eiseres] zodanig zijn dat, mede met het oog op de belangen van gedaagden, niet in redelijkheid van haar kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een (eventuele) bodemprocedure afwacht.
4.5.
[naam eiseres] heeft in dit kader gesteld dat het stadiongebied in de eerste fase van de Gebiedsontwikkeling wordt ontwikkeld. Het bestemmingsplan voor de Gebiedsontwikkeling is op 17 december 2020 vastgesteld door de gemeente Rotterdam en de benodigde omgevingsvergunningen voor het stadiongebied zijn al verleend. Het bestemmingsplan is thans in werking getreden en volgens de aanvankelijke planning zou reeds moeten zijn begonnen met de bouw van een nieuw stadion. Er kan echter pas worden begonnen met dit deel van de Gebiedsontwikkeling zodra Shurgard [adres 1] leeg oplevert aan [naam eiseres] en [naam eiseres] op haar beurt [adres 1] doorlevert aan de gemeente Rotterdam. Shurgard is hiertoe bereid indien zij eigenaar wordt van de bedrijfsruimte en zij haar onderneming daar kan voortzetten. [naam eiseres] en Shurgard hebben in dit verband een overeenkomst gesloten waaruit de verplichting voor [naam eiseres] voortvloeit om de bedrijfsruimte aan Shurgard te leveren, aldus [naam eiseres].
4.6.
[naam gedaagde] en [naam] hebben betwist dat [naam eiseres] contractueel verplicht is de bedrijfsruimte aan Shurgard te leveren. Van belang is ook dat de bedrijfsruimte niet is gesitueerd in het gebied van Feyenoord City en dat de besluitvorming tot realisatie van een nieuw Feyenoord stadion nog niet rond is. Dat de bedrijfsruimte binnen aanzienlijke tijd na de ontruiming in gebruik wordt genomen, is daarom niet aannemelijk. [naam eiseres] erkent dit ook met haar vordering ex artikel 557a lid 3 Rv en de vordering om gedaagden te verbieden de bedrijfsruimte twee jaar na ontruiming niet te (her)bezetten. Indien er geen sprake is van langdurige leegstand dan was een dergelijke vordering overbodig, aldus [naam gedaagde] en [naam].
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [naam eiseres] om spoedig de beschikking te hebben over de bedrijfsruimte, zwaarder weegt dan het belang van gedaagden, om – zonder recht of titel – in het pand te kunnen verblijven. [naam eiseres] heeft, mede aan de hand van de door haar overgelegde producties, voldoende concreet onderbouwd dat zij jegens Shurgard verplicht is de bedrijfsruimte leeg en ontruimd aan Shurgard op te leveren en ook dat Shurgard op haar beurt zonder de levering van de bedrijfsruimte haar pand aan de [adres 1] niet aan [naam eiseres] zal leveren, waardoor de start van de Gebiedsontwikkeling niet mogelijk is. Hieraan doet niet af dat [naam eiseres] de onderliggende overeenkomst met Shurgard niet heeft overgelegd. Ook het feit dat de bedrijfsruimte zelf niet in het gebied van Feyenoord City ligt leidt niet tot een ander oordeel, aangezien [adres 1] wel in het gebied ligt en [naam eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat ontruiming (en levering) van de bedrijfsruimte juist noodzakelijk is om de herontwikkeling van [adres 1] mogelijk te maken. Gelet op het voorgaande kan ervan worden uitgegaan dat na ontruiming van de bedrijfsruimte de werkzaamheden kunnen worden gestart en er geen sprake zal zijn van langdurige leegstand.
4.8.
Daarnaast heeft [naam eiseres] gesteld dat door gedaagden aanzienlijke overlast wordt veroorzaakt. Zo heeft zich in de bedrijfsruimte een (illegaal house)feest voorgedaan waarbij 100 tot 150 man aanwezig waren. Voorts is er schade aan de poort en de brandkluis ontstaan, wordt de poort steeds opengemaakt door een stuk ijzer op de automatische lus te leggen, waardoor de poort steeds in storing raakt en worden er zaken gestolen en vernield en is de bedrijfsruimte beklad met graffiti. Daarnaast heeft [naam eiseres] aangevoerd dat uit camerabeelden is gebleken dat gedaagden de slagboom naar de bedrijfsruimte tijdens de voetbalwedstrijden van 8 en 12 augustus 2021 openhielden om zodoende parkeerplaatsen tegen betaling ter beschikking te stellen aan derden. In het licht van deze met stukken onderbouwde stelling is de blote betwisting van [naam gedaagde] en [naam] onvoldoende. Ook om deze reden heeft [naam eiseres] een spoedeisend belang bij de door haar gevorderde ontruiming van de bedrijfsruimte.
4.9.
[naam gedaagde] en [naam] hebben gesteld dat zij, als de vorderingen van [naam eiseres] worden toegewezen, vanwege hun schrijnende en uitzichtloze sociaal-economische en in het geval van [naam] psychische omstandigheden, wederom dakloos raken. Zij komen niet in aanmerking voor onderdak elders. Doordat zij, anders dan het verblijf in de bedrijfsruimte, niet in hun fundamentele levensbehoefte aan onderdak kunnen voorzien verkeren zij in een overmachtssituatie, aldus [naam gedaagde] en [naam]. Dit betoog leidt niet tot een ander oordeel. Reeds op 11 juni 2021 heeft [naam eiseres] gedaagden gesommeerd de bedrijfsruimte te verlaten. Gedaagden, onder wie [naam gedaagde] en [naam], hebben dus al enige tijd gehad om zich op vertrek uit de bedrijfsruimte voor te bereiden. Niet gebleken is welke inspanningen zij hebben hebben verricht om vervangende woonruimte te zoeken. Dat zij niet elders kunnen verblijven, al dan niet in reguliere woonruimte, of niet veilig zijn in het geval zij zijn aangewezen op opvang elders is door hen niet nader geconcretiseerd. Van een vernederende of onmenselijke situatie die in strijd is met artikel 3 EVRM zoals door [naam gedaagde] en [naam] is gesteld is dan ook geen sprake.
4.10.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen wordt de gevorderde ontruiming toegewezen zoals in het dictum vermeld. De ontruimingstermijn wordt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 555 Rv vastgesteld op drie dagen na betekening van dit vonnis.
4.11.
De vordering om gedaagden te veroordelen in de kosten gemoeid met een eventuele gedwongen ontruiming door de deurwaarder wordt afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat deze kosten – indien gemaakt – weliswaar ten laste van gedaagden komen, maar dat thans nog niet vaststaat of deze kosten gemaakt zullen worden en, zo ja, tot welk bedrag.
4.12.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie wordt afgewezen. Op grond van artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv is die overbodig.
4.13.
Gelet op hetgeen in 4.7. is overwogen heeft [naam eiseres] voldoende belang bij de vordering om het vonnis binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer te kunnen leggen tegen een ieder die zonder toestemming in de bedrijfsruimte verblijft of binnentreedt, zodat deze vordering wordt toegewezen. Dat hiernaast een verbod tot (her)bezetting van de bedrijfsruimte door gedaagden voor een periode van twee jaar na de ontruiming noodzakelijk is, is door [naam eiseres] niet gesteld of onderbouwd. Deze vordering wordt om die reden afgewezen.
4.14.
De voorzieningenrechter acht het onverenigbaar met het belang dat [naam eiseres] bij de vordering heeft om inlichtingen als bedoeld in artikel 557a lid 2 Rv in te winnen.
4.15.
[naam eiseres] heeft daarnaast bij vermeerdering van eis gevorderd om gedaagden te veroordelen in de kosten voor het herstel van de door gedaagden aangerichte schade aan de bedrijfsruimte ter hoogte van € 5.320,50. Zoals in 4.2. is overwogen heeft deze eiswijziging slechts jegens [naam gedaagde] en [naam] te gelden. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is. Door [naam eiseres] is niet aannemelijk gemaakt dat de gevorderde schade door [naam gedaagde] en/of [naam] is veroorzaakt en deze aan hen persoonlijk of hoofdelijk kan worden toegerekend. De vordering is in dat licht onvoldoende aannemelijk waardoor de vordering moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter neemt hierbij eveneens in aanmerking dat de vordering een van de ontruiming losstaande (geld)vordering betreft waarvoor een afzonderlijk spoedeisend belang vereist is. Een afzonderlijk spoedeisend belang heeft [naam eiseres] niet gesteld. Ook niet in te zien valt dat een eventuele bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
4.16.
Gedaagden worden als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam eiseres] worden begroot op:
- betekening oproeping € 119,21
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 3.211,21
4.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagden,
5.2.
veroordeelt de niet verschenen gedaagden om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres 2], kadastraal bekend als gemeente Rotterdam, sectie [sectie], nummer [nummer 1] blijvend te verlaten, met al het hunne en de hunnen, en ontruimd ter beschikking te stellen aan [naam eiseres],
5.3.
veroordeelt [naam gedaagde] en [naam] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres 2] en [adres 3], kadastraal bekend als gemeente Rotterdam, sectie [sectie], nummers [nummer 1] en [nummer 2] blijvend te verlaten, met al het hunne en de hunnen, en ontruimd ter beschikking te stellen aan [naam eiseres],
5.4.
bepaalt dat de veroordelingen in 5.2. en 5.3. binnen de in art. 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet,
5.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [naam eiseres] tot op heden begroot op € 3.211,21, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling, ondertekend door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021.
2180/1980