ECLI:NL:RBROT:2021:9356

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
C/10/624301 / KG ZA 21-736
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing contactverbod in burenruzie met meerdere incidenten en aangiften

In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, hebben eisers, buren van gedaagden, een kort geding aangespannen wegens een verslechterde verstandhouding die heeft geleid tot meerdere incidenten en aangiften. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.P. Brussaard, vorderen een contactverbod van 12 maanden tegen gedaagden, die worden bijgestaan door advocaat mr. J.P. van Veenendaal. De procedure begon met een dagvaarding op 31 augustus 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 september 2021.

De feiten tonen aan dat de relatie tussen de buren sinds 2019 is verslechterd, met beschuldigingen van belediging, smaad, laster en bedreiging. Eisers hebben meerdere aangiften gedaan, waaronder een melding van intimidatie en bedreiging door gedaagden. De situatie escaleerde op 24 juli 2021, waarbij de politie moest ingrijpen. Eisers stellen dat zij zich bedreigd voelen en vorderen een contactverbod om hun veiligheid te waarborgen.

Gedaagden verzetten zich tegen de vordering en stellen dat er geen juridische basis is voor het contactverbod, en dat zij zelf geen contact meer hebben gezocht. De voorzieningenrechter oordeelt dat, hoewel niet kan worden vastgesteld wie de ander tegen diens wil benadert, de verhoudingen ernstig verstoord zijn. Daarom wordt een tijdelijk contactverbod voor de duur van zes maanden opgelegd, met een dwangsom voor overtredingen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/624301 / KG ZA 21-736
Vonnis in kort geding van 28 september 2021
in de zaak van

1..[naam eiser 1],

2.
[naam eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers],
eisers,
advocaat mr. W.P. Brussaard te Oud-Beijerland,
tegen

1..[naam gedaagde 1],

2.
[naam gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden],
gedaagden,
advocaat mr. J.P. van Veenendaal te Den Haag.
Partijen worden hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 augustus 2021, met producties;
  • het verweerschrift van mr. Van Veenendaal, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 14 september 2021.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[eisers] en [gedaagden] zijn buren van elkaar. [eisers] wonen sinds 1999 op het adres [adres 1]. [gedaagden] wonen sinds 2015 op het adres [adres 2].
2.2.
Sinds ongeveer twee jaar is de verstandhouding tussen partijen verslechterd. Sindsdien hebben meerdere aanvaringen en incidenten plaatsgevonden tussen partijen.
2.3.
Op 11 januari 2021 heeft [naam eiser 1] aangifte gedaan van belediging, smaad en laster jegens [gedaagden] In deze aangifte staat voor zover van belang het volgende vermeld:
“(…) Wij zijn er namelijk achter gekomen dat de buren van pandnummer [pandnummer] bij de “[naam 1]” [de verhuurder] voornoemd een lijst van leugenachtige klachten over ons als gezin heeft gestuurd waardoor wij zelfs genoodzaakt zijn geweest om de Rechtsbijstand in te schakelen. Het is inmiddels zo hoog opgelopen dat mijn advocaat van de Rechtsbijstand vermoedt dat er een uitzettingsprocedure tegen ons zal worden gestart door de “[naam 1]”, die kennelijk de leugens van de buren geloven.
Op of rond 8 mei 2020 hebben de buren hun schriftelijke leugenachtige beklag bij de “[naam 1]” gedaan. Wij zouden als gezin veel (geluids)overlast hebben veroorzaakt. Er zou veel ruzie zijn in ons huis en er zou soms erg worden geschreeuwd en met deuren worden gegooid, ook ’s-nachts. Ook zouden wij onze tuin niet onderhouden. Voorts zou mijn man lassen en slijpen met metalen in de garage.
Ikzelf en mijn man voelen ons in ons goede naam en eer aangerand, immers berusten de klachten van de buren (…) niet op de waarheid. Het zijn pertinente leugens.
Er zijn meerdere buren die voor ons kunnen getuigen dat de buren ook over ons roddelen en ons zwart maken. Ook hierdoor voelen wij ons in onze goede naam en eer aangerand. (…)”.
2.4.
Op 11 januari 2021 heeft [naam eiser 1] eveneens een verklaring bij de politie afgelegd dat [gedaagden] camera’s heeft hangen en dat beide camera’s op het perceel van [eisers] zijn gericht, in plaats van op de voordeur van [gedaagden]. [naam eiser 1] heeft verklaard dat zij zich hierdoor bespioneerd voelt door [gedaagden]
2.5.
Op 5 februari 2021 heeft [naam eiser 1] een melding gedaan bij de politie dat [naam gedaagde 2] aan de gang blijft met het valselijk beklag doen over haar en haar gezin over (geluids)overlast bij de Woningstichting en over haar blijft roddelen, haar blijft beledigen en uitschelden, ook in het bijzijn van haar dochter en kleindochter.
2.6.
Op 25 juni 2021 heeft [naam eiser 1] opnieuw aangifte gedaan van bedreiging, schending van privacy en van laster jegens [gedaagden]
2.7.
Op 21 juli 2021 heeft er een incident plaatsgevonden en op 24 juli 2021 is de zaak verder geëscaleerd, in het bijzijn van de dochter en kleindochter van [eisers] en haar vriendin [naam 2]. [eisers] hebben daarop de politie gebeld en die is ter plaatse gekomen.
2.8.
[naam eiser 1] heeft op 2 augustus 2021 aangifte gedaan van het voorval op 24 juli 2021. In de aangifte staat voor zover van belang het volgende:
“Op 21 juli 2021 (…) is het weer fout gegaan.
Ik heb epilepsie en loop slecht waardoor ik zelf geen auto rijd. Als ik ergens naartoe moet brengt mijn dochter, die een straat verder woont, mij. Mijn dochter komt mij dan met de auto ophalen waarna we weggaan. De laatste tijd als dit gebeurd komt de buurvrouw van nummer [pandnummer] naar buiten om mij te intimideren. (…) Op dat moment zie ik dat ook de bewoonster van nummer [pandnummer], [naam gedaagde 2], naar buiten komt. Ik zag dat [naam gedaagde 2] op ons af kwam lopen. ik hoorde [naam gedaagde 2] schreeuwen. Ik hoorde haar schreeuwen: “Je staat altijd te intimideren met je kankerkop! Ik sla je in elkaar met die kankerkop van je! Ik maak je dood” of woorden van gelijke strekking. Ik ben hier heel erg van geschrokken en voelde mij bedreigd. (…)
Hier is het niet opgehouden. Sterker nog het is heel erg uit de hand gelopen hierna. Dit is op 24 juli 2021 gebeurd. Het is zo erg geworden dat [naam gedaagde 2] mijn dochter met de dood bedreigd heeft in het bijzijn van mijn kleindochter en haar vriendinnetje. Tevens is mijn man door de partner van [naam gedaagde 2] mishandeld. Het was zo erg dat er zes politieagenten bij zijn gekomen. Drie van hen hebben [naam gedaagde 2] tegen moeten houden om haar dreigement op mijn dochter niet uit te voeren. Het was verschrikkelijk! Het allerergst aan dit alles vind ik nog dat mijn kleindochter hierdoor zo is geschrokken dat zij niet meer bij ons langs durft te komen.(…)”
2.9.
Verweijen heeft op 19 augustus 2021 aangifte gedaan van mishandeling op 24 juli 2021 door [naam gedaagde 1]. In het proces-verbaal is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…) Op 24 juli 2021 omstreeks 15:45 uur was mijn dochter genaamd [naam 3] samen met haar dochter genaamd [naam 4] aan het wachten in de auto bij ons voor de deur. Ik stond bij de deur en zag dat [naam gedaagde 2] langs de auto van mijn dochter liep. Omdat mij eerder was verteld dat telefoonopnames konden helpen als bewijslast heb ik mijn telefoon laten opnemen wat er gebeurde. (…) Mijn dochter werd uitgescholden en bedreigd door [naam gedaagde 2]. Zij heeft hier apart aangifte van gedaan. Mijn kleindochter is hiervan getuige geweest. Ook een vriendin van onze dochter genaamd [naam 2] was hierbij aanwezig en is getuige geweest. Mijn vrouw genaamd [naam eiser 1], kreeg mee wat er aan de hand was en kwam vanuit de woonkamer naar buiten. Mijn vrouw was overstuur door de doodsbedreiging die door [naam gedaagde 2] aan onze dochter was geuit in het bijzijn van onze kleindochter en wilde verhaal gaan halen.
Mijn vrouw heeft op de deur van de buren geklopt. [naam gedaagde 2] reageerde heel agressief en zei “kankert op”. Dit schreeuwde zij door de dichte deur maar was buiten duidelijk hoorbaar.
Mijn vrouw was flink geëmotioneerd. [naam gedaagde 1], partner van [naam gedaagde 2], kwam naar buiten. Ik zag dat hij een zeer agressieve houding had doordat hij zijn borst naar voren duwde om zich groot te maken. Ik zag dat hij beangstigende blik in zijn ogen had en in een vechthouding ging staan. Ik hoorde dat [naam gedaagde 2] mijn vrouw begon uit te schelden. Ik hoorde haar “vuile kankerhoer” zeggen.
Ik had nog steeds mijn mobiele telefoon in mijn handen waarmee ik alles opnam. Voor ik goed besefte wat er gebeurde zag en voelde ik dat [naam gedaagde 1] mij hard tegen mijn linkerarm sloeg. De klap had zoveel kracht dat ik wankelde. Door de klap is mijn telefoon op de grond gevallen. (…)
Ik heb de politie gebeld en die is in totaal met zes man op deze melding afgekomen. (…) De politie heeft kunnen ingrijpen en [naam gedaagde 2] in bedwang kunnen houden. (…)”
2.10.
De verhuurder, De [naam 1], heeft aangekondigd een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde jegens [eisers] te starten wegens overlast.

3..Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] hoofdelijk te verbieden gedurende 12 maanden na de datum van de uitspraak, op enigerlei wijze direct dan wel indirect in contact te treden met [eisers], zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding, met een maximum van € 20.000,00;
[gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente indien voldoening van de kosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt, alsmede [gedaagden] te veroordelen in de nakosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] leggen het volgende aan hun vordering ten grondslag. [gedaagden] plegen stelselmatig en op ontoelaatbare wijze inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eisers] en hebben zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met een misdrijf. Deze gedragingen vormen ernstig onrechtmatig handelen jegens [eisers] waardoor zij angstig zijn geworden. [eisers] zijn bang voor [gedaagden] en vrezen dat zij hun bedreigingen ten uitvoer zullen brengen of dat de situatie escaleert met nieuwe geweldsincidenten tot gevolg. Mede gelet op de gezondheid van [eisers] zijn zij gebaat bij een leefomgeving met zo min mogelijk spanningen en angst. [eisers] willen rust en vrij over straat kunnen zonder dat zij bedreigd, beledigd, geintimideerd of uitgescholden worden. Daarnaast willen [eisers] dat hun dochter en kleindochter weer veilig op visitie kunnen komen, wat thans niet mogelijk is.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten en de nakosten. [gedaagden] voeren daartoe aan dat de juridische onderbouwing voor een contactverbod ontbreekt. [gedaagden] zijn voor geen enkele van de door [eisers] gestelde gedragingen veroordeeld. De door [eisers] overgelegde aangiften behelzen slechts de beleving van [eisers], opgetekend in een proces-verbaal. Het zijn niet meer dan de verklaringen van [eisers] zelf. [gedaagden] hebben een heel andere beleving bij de incidenten. Het zijn juist [eisers] die steeds contact zoeken en provoceren. Dat sprake is van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden of van gegronde vrees dat het onrechtmatige gedrag zonder verbod voortduurt waardoor een contactverbod te rechtvaardigen is, is niet gebleken. Bovendien willen [gedaagden] geen contact met [eisers] en heeft er na 2 augustus 2021 ook geen contact meer plaatsgevonden tussen partijen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van het gevorderde contactverbod geldt het volgende uitgangspunt. Het tegen diens wil blijven benaderen van een ander kan jegens die ander een onrechtmatige daad opleveren tot beëindiging waarvan een voorziening in kort geding kan worden gevraagd indien voldoende aannemelijk is dat het onrechtmatig handelen zal voortduren.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de situatie tussen hen gespannen is en dat zich tussen hen meerdere aanvaringen en incidenten hebben voorgedaan, waarbij beide partijen zich op zeer onbetamelijke wijze hebben uitgelaten. Dit volgt ook uit de overgelegde videobeelden met geluidsopnamen, de aangiftes en de klachten over en weer en uit de verklaringen van andere buurtbewoners. Duidelijk is ook dat partijen ieder hun eigen kijk hebben op de aanleiding en het verloop van die incidenten. Aan de ene kant stellen [eisers] dat zij constant worden bedreigd en worden uitgescholden door [gedaagden], dat zij zelf geen aandeel hebben in de incidenten die hebben plaats gevonden en dat zij slechts rust willen. Daar tegenover stellen [gedaagden] dat het [eisers] zijn die hen steeds lastigvallen, dat zij zelf al gedurende geruime tijd geen contact meer hebben gezocht met [eisers] en dat zij daarbij ook geen belang hebben.
4.3.
Wie van partijen begint, wat zich precies tijdens de aanvaringen en incidenten heeft voorgedaan en welke partij het bij het rechte eind heeft kan op grond van de door partijen overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet worden vastgesteld. Zo zijn de in de aangiften van [eisers] beschreven feiten ernstig en te kwalificeren als onrechtmatig handelen jegens [eisers] en is op de beelden van het incident van 24 juli 2021 duidelijk te zien dat [gedaagden] zich agressief gedragen en zich op onbetamelijke wijze uitlaten jegens [eisers], wat ook wordt onderschreven door de verklaring van [naam 2]. Aan de andere kant heeft te gelden dat de aangiften slechts de beleving van [eisers] zelf behelzen en dat die beleving nauwelijks door anderen wordt ondersteund. Naast de door [eisers] overgelegde aangiften zijn slechts een aantal verklaringen van omwonenden overgelegd, waarvan sommigen hun verklaring daarna weer hebben ingetrokken. Dat [eisers] zelf geen aandeel hebben in de incidenten acht de voorzieningenrechter, gelet op het voornemen van de verhuurder om een procedure jegens [eisers] aanhangig te maken, voorshands niet aannemelijk. Ook de stelling van [eisers] dat zij alleen maar rust willen, strookt niet met de beelden van het incident van 24 juli 2021, waarop te zien is dat [naam eiser 1] zelf bij [gedaagden] hard op de deur bonst, wat lijkt te dragen aan de daarop volgende escalatie van de situatie.
4.4.
Hoewel niet kan worden vastgesteld wie de ander tegen diens wil blijft benaderen is wel duidelijk dat de verhoudingen tussen partijen ernstig verstoord zijn en dat het partijen kennelijk niet lukt om op normale wijze als buren met elkaar om te gaan. Beide partijen wensen, en zijn gebaat bij, rust en willen geen contact meer met elkaar. Een (tijdelijke) ordemaatregel is daarom op zijn plaats en toewijzing van het gevorderde contactverbod, mede gelet op de onrust die thans tussen partijen bestaat, is gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter gaat er hierbij vanuit dat [eisers] zich – gelet op het hiervoor bedoelde belang – eveneens zullen onthouden van het zoeken van contact met [gedaagden]
4.5.
In verband met de proportionaliteit en gelet op de procedure met de verhuurder, wordt het verbod (voorlopig) voor de duur van zes maanden (na betekening van dit vonnis) opgelegd.
4.6.
De gevorderde dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd op het in de beslissing te vermelden bedrag.
4.7.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, worden de proceskosten gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt [gedaagden] gedurende zes maanden, na betekening van dit vonnis, op enigerlei wijze direct dan wel indirect in contact te treden met [eisers],
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 20,00 voor iedere keer dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 1.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin. Het is ondertekend door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021.
2180/2009