ECLI:NL:RBROT:2021:9344

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
C/10/614697 / HA ZA 21-217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vorderingen met betrekking tot de overname van de voormalige echtelijke woning en pensioenverevening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een incident dat voortvloeit uit een echtscheidingsprocedure tussen [persoon A] en [persoon B]. De rechtbank heeft zich gebogen over incidentele vorderingen die betrekking hebben op de overname van de voormalige echtelijke woning en de verevening van pensioenrechten. De procedure is gestart door [persoon A], die vorderingen heeft ingesteld tegen [persoon B] met betrekking tot de verkoop van de woning en de medewerking van [persoon B] aan deze verkoop. [persoon B] heeft op haar beurt een incident ingesteld waarin zij vorderingen heeft gedaan om documentatie te verkrijgen over levensverzekeringen en pensioenrechten, die noodzakelijk zijn voor de financiering van de uitkoop van [persoon A] uit de woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat [persoon A] verplicht is om de gevraagde documentatie te verstrekken en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval hij hieraan niet voldoet. Tevens is [persoon A] veroordeeld om de verevening van pensioenrechten te verzoeken bij Aegon, met een termijn voor nakoming. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [persoon B] toegewezen, aangezien [persoon A] als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De zaak zal in de hoofdzaak verder worden behandeld op 15 december 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/614697 / HA ZA 21-217
Vonnis in incident van 29 september 2021
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. D.C.A. van Wessel te Barendrecht,
tegen
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.L. Oudshoorn te Rijswijk Zh.
Partijen zullen hierna [persoon A] en [persoon B] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 februari 2021, met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van eis in het incident ex art. 223 Rv (voorlopige voorziening 843a Rv en gebod verzoek pensioenverevening), met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord in het incident;
  • de akte uitlaten en overleggen productie in het incident tevens akte vermeerdering van eis in het incident, met productie 4;
  • de antwoordakte met producties 1 tot en met 3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De feiten, voor zover van belang in het incident

2.1.
Bij beschikking van 29 september 2003 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Op 4 december 2003 is deze beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
In september-oktober 2004 is tussen partijen een echtscheidingsconvenant (het convenant) tot stand gekomen. Het convenant luidt als volgt:
“De ondergetekenden:
[de vrouw]En
[de man]
IN AANMERKING NEMENDE:
  • dat partijen op [huwelijksdatum] te Vlaardingen in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd;
  • dat uit dat huwelijk geen thans nog minderjarige kinderen zijn geboren;
  • dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, op grond waarvan de rechtbank te Rotterdam tussen hen de
echtscheiding heeft uitgesproken op 29 september 2003, welke echtscheiding op 4 december 2003
werd ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Vlaardingen;
- dat bij beschikking van de rechtbank van 7 maart 2002 bij wege van voorlopige voorziening
alimentatie aan de vrouw is toegekend. De man heeft een verzoek tot wijziging van de voorlopige
voorziening ingediend. Deze procedure is aanhangig bij de rechtbank onder zaak-/rekestnummer
(…)
- de vrouw heeft bij het verzoekschrift tot echtscheiding een verzoek om alimentatie ingediend. Dat
verzoek is bij de rechtbank aanhangig onder zaak-/rekestnummer (…)
  • er dient nog een verdeling van de gemeenschap van goederen plaats te vinden;
  • partijen wensen de gevolgen van de echtscheiding door middel van dit convenant te regelen:
Partijen verklaren dat de gemeenschap van goederen op datum van ondertekening van dit echtscheidingsconvenant de navolgende onderdelen omvat:
  • de woning aan de [adres] , [postcode] Vlaardingen;
  • de inboedel van de woning aan de [adres] te Vlaardingen;
  • een geldlening d.d. 13 februari 1989 groot fl 146.000,= waarvoor een eerste hypotheek werd
verleend op de woning aan de [adres] , hyp.nr. [nummer hypotheek 1] ,
- een geldlening d.d. 8 september 1999 groot fl. 150.000,= waarvoor een tweede hypotheek werd
verleend op de woning aan de [adres] , hypotheeknummer [nummer hypotheek 2] ,
- een levensverzekering met polisnummer [nummer polis 1] bij Stad Rotterdam Verzekeringen behorend bij
de eerste hypotheek,
- een levensverzekering met polisnummer [nummer polis 2] gesloten bij Stad Rotterdam Verzekeringen, ten
behoeve van de tweede hypotheek,
  • de aandelen in de besloten vennootschap [naam vennootschap 1] ,
  • een vordering van fl. 150.000,= op de besloten vennootschap [naam vennootschap 2] .
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
- de rente over de eerste hypotheek wordt voldaan door de vrouw,
  • de rente over de tweede hypotheek wordt voldaan door de man,
  • de echtelijke woning blijft het gezamenlijk eigendom van partijen. De echtelijke woning wordt
bewoond door de vrouw. Zodra zij de echtelijke woning verlaat wordt deze verkocht en delen
partijen ieder voor de helft in de overwaarde,
-
de premie over de levensverzekering met polisnummer [nummer polis 1] wordt voldaan door de man.
Zodra deze tot uitkering komt wordt de eerste hypotheek daaruit voldaan. Dat voordeel wast
aan bij het gezamenlijk aandeel van partijen in de echtelijke woning,
-
de premie voor de levensverzekering met polisnummer [nummer polis 2] wordt voldaan door de
man. Zodra deze tot uitkering komt wordt de tweede hypotheek daaruit voldaan. Dat
voordeel wast aan bij het gezamenlijk aandeel van partijen in de echtelijke woning,
  • de inboedel van de echtelijke woning wordt toegescheiden aan de vrouw,
  • de kosten van gas, electra, water en opstalverzekering komen voor rekening van de vrouw,
  • de onroerende zaaksbelasting wordt door ieder der partijen voor de helft voldaan,
  • het onderhoud aan de echtelijke woning wordt door partijen ieder voor de helft voldaan,
  • de aandelen in [naam vennootschap 1] worden toegescheiden aan de man,
  • de vordering [naam vennootschap 2] wordt toegescheiden aan de man,
  • de vrouw ziet af van haar aanspraken op alimentatie, voor het verleden en voor de toekomst,
  • de afspraken in dit convenant vastgelegd, vervallen indien de man in gebreke blijft om zijn aandeel
in de kosten van hypotheek en verband houdend met de echtelijke woning te voldoen. De vrouw
heeft alsdan het recht om opnieuw alimentatie te verzoeken,
Aldus overeengekomen en ondertekend in viervoud
[Volgt ondertekening door de man en de vrouw met datum, alsmede waarmerking door de griffier]
[ N.B. de vetgedrukte passages zijn in dit vonnis door de rechtbank aangebracht.]
2.3.
Op 15 februari 2021 heeft [persoon B] een chat-gesprek gevoerd met Aegon Nederland B.V. (hierna: Aegon), de uitvoeringsinstantie van het door [persoon A] opgebouwde pensioen. De chat historie vermeldt, voor zover van belang:
“[ [persoon B] :] ik heb 21-11-20 contact gehad over het verevenen van mijn pensioen van mijn ex man [persoon A] [geboortedatum A] maar ik heb er nog niks over gehoor[d]
(…)
[Aegon:] (…). Ik zie dat jouw ex-partner niet heeft betaald om dit te verwerken. Hierdoor hebben wij het pensioen niet verevend bij ons.
[ [persoon B] :] wat voor datum was het dat hij het aangevraagd heeft
(…)
[Aegon:] Het verzoek is bij ons binnengekomen op 10 december 2020.
(…)”
2.4.
Per e-mail van 6 mei 2021 heeft een adviseur van de Hypotheekbemiddelaar het volgende aan [persoon B] bericht:
“Helaas is het niet mogelijk een juiste hypothecaire berekening te maken, daar wij niet over de juiste documenten beschikken.
Voor het maken van een hypothecaire berekening ontslag hoofdelijk[e] aansprakelijkheid hebben wij een recente hypotheekoverzicht nodig van de lopende hypotheek en eventuele verpanden of gekoppelde levensverzekeringen.
(…)
Op basis van de afgegeven inkomensbestanddelen is het huidige inkomen toereikend voor het verkrijgen van een hypothecaire financiering ontslag hoofdelijk aansprakelijkheid als iemand jonger is dan 10 jaar voor het pensioen gerechtig[d]e leeftijd.
Mevrouw [persoon B] heeft de leeftijd binnen 10 jaar van [de] pensioen gerechtig[d]e leeftijd bereikt, haar pensioen inkomen is hierdoor niet toereikend genoeg voor het verkrijgen van een hypothecaire financiering ontslag hoofdelijk[e] aansprakelijkheid.
In uw mail van 21-4-2021 schrijft u dat er geen verevening heeft plaats gevonden over het opgebouwde pensioen van de heer [persoon A] , mocht er wel een verevening plaatsvinden is het aannemelijk dat het verkrijgen van een hypothecaire financiering ontslag hoofdelijk[e] aansprakelijkheid wel mogelijk is.”
2.5.
Per e-mail van 17 mei 2021 heeft verzekeraar A.S.R. het volgende aan [persoon A] bericht:
“Vandaag spraken wij elkaar over de Kapitaalverzekering met bovenstaande polisnummers. U wilt weten wat de huidige waarde van uw verzekering is.
(…)
De waarden van de verzekeringen zijn:
[nummer polis 3] een bedrag van € 30.476,58
[nummer polis 4] een bedrag van € 51.469,00
De verzekeringen zijn beëindigd en bouwen verder geen kapitaal meer op, de bedragen die u ziet staan zijn dus de eindwaarden.”

3..De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[persoon A] vordert dat de rechtbank:
I. [persoon B] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van het vonnis haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het te koop aanbieden van de woning staande en gelegen te ( [postcode] ) Vlaardingen aan het adres [adres] (de woning), op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling voldoet;
II. bepaalt dat het vonnis ter zake de woning in de plaats treedt van de door [persoon B] te verstrekken verkoopvolmacht, dan wel de opdracht tot verkoopbemiddeling aan Ooms Makelaars Schiedam Vlaardingen of een door de rechtbank aan te wijzen makelaar c.q. makelaarskantoor, indien [persoon B] niet binnen twee weken na betekening aan de veroordeling voldoet;
III. bepaalt dat de onder II te benoemen makelaar in opdracht en voor rekening van beide partijen zal bemiddelen bij de verkoop van de woning, waarbij partijen ieder de helft van de kosten van de verkoop (waaronder de courtage van de aangewezen makelaar) zullen dragen;
IV. [persoon B] veroordeelt om binnen een week na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar, haar medewerking te verlenen aan het maken van geschikte foto’s van het in- en exterieur van de woning, teneinde deze op de gebruikelijke wijze te plaatsen op de gebruikelijke verkoopsites, het opstellen van een taxatie van de woning en [persoon B] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat [persoon B] na betekening van het vonnis in strijd met deze veroordeling handelt;
V. [persoon B] veroordeelt om binnen een week na een daartoe strekkend verzoek van de makelaar, haar medewerking te verlenen aan het toelaten van de makelaar en potentiële kopers die samen met de makelaar de woning willen bezichtigen, en [persoon B] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat zij de makelaar dan wel geïnteresseerde kopers niet binnenlaat terwijl de makelaar de komst minimaal een week tevoren heeft aangekondigd;
VI. bepaalt dat indien een boven de door de makelaar te bepalen minimumprijs gelegen bod wordt gedaan en de makelaar adviseert dat bod te accepteren, het vonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [persoon B] voor de acceptatie en de koopovereenkomst zal vervangen en dat het vonnis in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [persoon B] bij het na verkoop van de woning voor minimaal de door de makelaar te bepalen minimumprijs – via de notaris overdragen van de eigendom van de woning;
VII. [persoon B] veroordeelt in de kosten van het geding.

4..Het geschil in het incident

4.1.
[persoon B] vordert, na vermeerdering van eis in het incident, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [persoon A] gebiedt binnen 5 werkdagen na het vonnis in incident, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, bij de rechtsopvolger van Stad Rotterdam Verzekeringen schriftelijk te verzoeken om documentatie waaruit blijkt:
- dat [persoon A] met ingang van de maand november 2004 altijd heeft voldaan aan
de verplichting om maandelijks de premies te voldoen van de levensverzekeringen bij Stad Rotterdam Verzekeringen met polisnummers [nummer polis 1] en [nummer polis 2] , althans de levensverzekeringen die worden bedoeld in het echtscheidingsconvenant, althans de levensverzekeringen die daarvoor in de plaats zijn gekomen;
- wat de huidige waarde in het economisch verkeer is van het kapitaaldeel
van de hiervoor bedoelde levensverzekeringen dan wel welke uitkeringen uit hoofde van de hiervoor bedoelde levensverzekeringen door [persoon A] zijn ontvangen die dan al dan niet uit hoofde van het pandrecht dat Florius heeft op deze uitkeringen zijn afgelost op de leningen,
en voorts [persoon A] gebiedt de hier bedoelde van Stad Rotterdam te ontvangen documentatie (of de daarmee vergelijkbare stukken/documentatie voor zover [persoon A] daarover reeds zelf in zijn eigen administratie beschikt) zonder aanpassingen of weglatingen binnen 10 werkdagen na ontvangst van Stad Rotterdam (dan wel binnen 15 werkdagen na het vonnis indien [persoon A] over alle bedoelde stukken/documentatie in zijn eigen administratie beschikt), althans een door de rechtbank te bepalen termijn, aan de advocaat van [persoon B] en de rechtbank te sturen;
IIa. Primair: [persoon A] gebiedt binnen 5 werkdagen na het vonnis in incident, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, Aegon onvoorwaardelijk en onherroepelijk te verzoeken tot verevening van de pensioenrechten die zijn opgebouwd in de huwelijkse periode over te gaan met de bepaling dat [persoon A] de kosten van Aegon tijdig binnen de door Aegon gestelde termijn zal voldoen waarna de vrouw na opgave daarvan de helft aan [persoon A] betaalt;
IIb. Subsidiair: (en wel indien het onder IIa gevorderde niet kan worden toegewezen) [persoon A] gebiedt binnen 15 werkdagen na het vonnis in incident, althans een door de rechtbank te bepalen termijn, aan [persoon B] de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn om haar rechten betreffende de verevening van het door [persoon A] opgebouwde pensioen in de huwelijkse periode vast te stellen;
III. één en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- te betalen door [persoon A] aan [persoon B] indien hij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en € 1.000,- voor iedere dag dat het nalaten van [persoon A] daarna voortduurt;
met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten van het incident, waaronder een bedrag van
€ 131,- aan nakosten zonder betekening van het vonnis in incident en € 199,- na betekening, en met de bepaling dat [persoon A] wettelijke rente verschuldigd is over deze proceskosten en de nakosten vanaf 14 dagen na het vonnis in incident.
4.2.
[persoon B] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat ingeval de woning verdeeld wordt en deze dus niet langer onverdeeld blijft, zij de woning toegedeeld wil krijgen in plaats van dat deze wordt verkocht aan een derde, en zij dus het aandeel van [persoon A] in de eigendom van de voormalige echtelijke woning wil overnemen. In verband met de hiervoor te verkrijgen financiering heeft zij informatie nodig over de restschuld van de hypothecaire geldlening, de premiebetalingen en waarden van de kapitaalverzekeringen en de pensioenrechten. [persoon A] laat na die informatie te verstrekken.
4.3.
[persoon A] concludeert tot afwijzing van de vorderingen in het incident, dan wel niet ontvankelijk verklaring, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [persoon B] in de proceskosten in het incident, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten en de nakosten vanaf 14 dagen na het vonnis.

5..De beoordeling in het incident

Documentatie levensverzekeringen

5.1.
[persoon B] vordert afschrift van documentatie omtrent aan de hypotheekbank verpande levensverzekeringen.
5.2.
Uit artikel 843a lid 1 Rv volgt dat hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Het vierde lid bepaalt dat diegene niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
5.3.
[persoon B] onderbouwt haar vordering met de stelling dat de gevraagde stukken vereist zijn voor het verkrijgen van (inzicht in de mogelijkheden tot) financiering voor de uitkoop van [persoon A] uit de woning, alsmede omdat zij niet weet of [persoon A] de afspraken in het convenant is nagekomen aangaande de premiebetalingen.
5.4.
Bij zijn laatste antwoordakte heeft [persoon A] alleen een overzicht in het geding gebracht waaruit de eindwaarden van de levensverzekeringen met polisnummers [nummer polis 3] en [nummer polis 4] bij ASR Levensverzekeringen blijken. Vermeld staat dat de verzekeringen beëindigd zijn en geen verder kapitaal meer opbouwen, en dat de bedragen de eindwaarden betreffen. Of de eindwaarden zijn uitgekeerd blijkt niet. Of daar de hypothecaire schulden mee zijn afgelost blijkt evenmin. Of de maandelijkse premies telkens door [persoon A] zijn voldaan blijkt er ook niet uit. Wanneer de verzekeringen zijn beëindigd staat niet vermeld. Ten slotte blijkt niet wat de looptijd was van de beide levensverzekeringen, wanneer ze zijn aangegaan en wanneer dus het einde van de looptijd was.
Alles wat niet bekend is laat de mogelijkheid open dat de verzekeringen gedurende de looptijd op enig moment door [persoon A] premievrij zijn gemaakt en/of dat [persoon A] niet steeds maandelijks de premies betaalde, terwijl in beide gevallen geen volledige waarde-opbouw zal hebben plaatsgevonden, en ook is mogelijk dat de eindwaarden aan [persoon A] zijn uitgekeerd in plaats van dat daarmee op de hypothecaire schulden is afgelost.
5.5.
Gelet op de in het convenant gemaakte afspraken omtrent de voortzetting van de premiebetaling door [persoon A] en het 50/50 meedelen van [persoon B] in het voordeel van de volledige waarde-opbouw (vanwege de aflossing op de hypotheek met de eindwaarden van de polissen), heeft [persoon B] er evident recht op en belang bij dat [persoon A] de verificatoire bescheiden in het geding brengt zoals gevorderd, en wel vóórdat [persoon B] in de hoofdzaak verder procedeert. Volledige informatie is voor [persoon B] allereerst van belang om te weten te komen welke financiering zij kan verkrijgen. Maar ook moet zij thans, voordat zij voor antwoord concludeert, kunnen nagaan of [persoon A] de afspraken uit het convenant is nagekomen. Juist nu verdeling is gevorderd door [persoon A] in de hoofdzaak, is immers aan de orde of nog verrekening moet plaatsvinden met een vordering van [persoon B] op [persoon A] . [persoon B] zal bij toedeling van de woning aan haar, waarover in de hoofdzaak zal moeten worden beslist, niet alleen moeten zorgen dat [persoon A] ontslagen wordt uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de huidige hypothecaire schuld, maar ook de helft van de overwaarde van de woning (waarde van de woning, verminderd met de hypothecaire schuld, en die weer verminderd met de waarde van de polissen) aan [persoon A] dienen te vergoeden. Een vordering van [persoon B] op [persoon A] zal aan de orde kunnen zijn indien [persoon A] de afspraken in het convenant niet is nagekomen voor wat betreft de premiebetalingen. Als die niet volledig zijn voldaan en/of indien [persoon A] de polissen tussentijds premievrij heeft gemaakt, en er dus geen volledige waarde-opbouw heeft plaatsgevonden, is [persoon A] mogelijk schadeplichtig en zal de waarde van de polissen bepaald moeten worden indien wèl alle premies gedurende de gehele looptijd van de polissen zouden zijn betaald. [persoon A] heeft aangegeven: “in principe bereid te zijn de documentatie over de levensverzekeringen te verstrekken aan gedaagde echter moet gedaagde dat ook daadwerkelijk stappen ondernemen om de woning op haar naam te krijgen, waarbij de man wordt uitgekocht.” Niet valt in te zien waarom [persoon A] het aan [persoon B] verstrekken van de juiste en volledige documentatie dan nog altijd heeft nagelaten.
5.6.
Vordering I wordt toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld. De termijn die [persoon A] wordt gegund wordt geacht voldoende te zijn om de administratieve stukken te verzamelen en aan te leveren, nu [persoon A] kennelijk over de documentatie beschikt en er overigens ook nergens melding van maakt dat hij dienaangaande tegen problemen verwacht aan te lopen. Voor zover in de beslissing (enigszins) wordt afgeweken van het gevorderde, tekent de rechtbank aan dat dat de rechtbank hier praktischer voorkomt en dat bij verdeling van gemeenschappen geoorloofd is (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631). Afgewezen wordt de vordering om de stukken ook aan de rechtbank over te leggen. Het is niet aan de vrouw een dergelijke vordering namens de rechtbank in te stellen. Voorts mag worden aangenomen dat de vrouw de stukken in de hoofdzaak in het geding brengt.
Voorlopige voorziening pensioenverevening
5.7.
Uit artikel 223 Rv volgt dat iedere partij tijdens een aanhangig geding kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, mits deze vordering samenhangt met de hoofdvordering en de partij die de voorziening vraagt, daar (voldoende, spoedeisend) belang bij heeft.
5.8.
Uit artikel 2 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding volgt dat de ene echtgenoot recht heeft op verevening van het door de andere echtgenoot gedurende het huwelijk opgebouwde pensioen, tenzij de echtgenoten dat hebben uitgesloten. Uit het tweede lid volgt dat (rechtstreeks) jegens het uitvoeringsorgaan een recht op uitbetaling bestaat, mits aan dat orgaan, binnen twee jaar na de datum van echtscheiding, van die scheiding door beide echtgenoten mededeling is gedaan. Is die mededeling niet (tijdig) gedaan, dan houdt de tot verevening gerechtigde echtgenoot recht op uitbetaling van de andere echtgenoot.
5.9.
Partijen hebben geen van de wettelijke regeling afwijkende afspraken omtrent de pensioenrechten gemaakt, zodat de wettelijke regeling geldt. [persoon B] stelt spoedeisend belang te hebben bij pensioenverevening omdat de verevening in verband met de door haar te verkrijgen financiering voor de uitkoop van [persoon A] uit de woning nodig is. Die stelling wordt ook onderbouwd met correspondentie van een hypotheekadviseur. [persoon A] betwist de noodzaak van pensioenverevening voor de door [persoon B] te verkrijgen financiering, maar laat na die betwisting concreet te maken met op dit specifieke geval gerichte argumenten en bewijsstukken. [persoon A] betwist dat sprake is van spoedeisend belang met de stelling dat [persoon B] van de pensioenverevening de afgelopen 16 jaren nooit een punt heeft gemaakt. Hij gaat er evenwel aan voorbij dat het belang van [persoon B] juist spoedeisend is geworden vanwege de door [persoon A] ingestelde vordering in de hoofdzaak.
5.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat het onder IIa primair gevorderde zal worden toegewezen op de wijze en met de termijn als in de beslissing vermeld. Er is geen reden het primair gevorderde af te wijzen en slechts het subsidiair gevorderde toe te wijzen. Aegon is bereid gebleken de verevening zelf ter hand te nemen en dus rechtstreeks het haar toekomende aan [persoon B] uit te keren, ook al is de hiervoor onder 5.8. bedoelde mededeling niet tijdig gedaan. Het is zonder meer voor beide partijen (en in deze procedure) gemakkelijker als partijen zich niet onderling tot elkaar hoeven te verhouden bij de uitkering van de pensioentermijnen. De primaire vordering van [persoon B] is erop gericht dat [persoon A] zulks bewerkstelligt. [persoon A] wilde het óók bewerkstelligen, want is ermee aangevangen, maar heeft nagelaten de administratieve kosten te betalen (€ 250,= ) waardoor de verwerking is stopgezet. (“Ik zie dat jouw ex-partner niet heeft betaald om dit te verwerken. Hierdoor hebben wij het pensioen niet verevend bij ons.”) De toewijzing van het onder IIa primair gevorderde houdt in dat [persoon A] thans de exercitie die hij heeft afgebroken opnieuw moet aanvangen én voltooien, en tevens, dat [persoon B] de helft van voormelde administratieve kosten zal moeten dragen, zoals zij ook aanbiedt.
Dwangsom
5.11.
Omdat [persoon A] ook tijdens de procedure nog heeft nagelaten om de stukken zoals hiervoor onder 5.4 bedoeld aan [persoon B] te verstrekken, en heeft nagelaten tijdig de administratieve kosten te voldoen om pensioenverevening te laten uitvoeren, heeft [persoon B] recht op en belang bij een prikkel tot nakoming. De rechtbank zal daarom aan de niet-nakoming van de veroordeling in dit vonnis een dwangsom verbinden als in de beslissing te melden en maximeren.
Proceskosten
5.12.
[persoon A] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van [persoon B] begroot op € 563,= (1 punt × tarief II) aan salaris advocaat. De eiswijziging van [persoon B] komt niet voor rekening van [persoon A] . De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar op de gebruikelijke wijze, conform de thans daarvoor geldende tarieven.

6..De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
veroordeelt [persoon A] om binnen vier weken na dit vonnis in incident volledige en juiste
documentatie van (de rechtsopvolger van) Stad Rotterdam Verzekeringen aan de advocaat
van [persoon B] te verstrekken, waaruit ten aanzien van de levensverzekeringen met polisnummers
[nummer polis 1] en [nummer polis 2] bij Stad Rotterdam Verzekeringen, althans de verzekeringen die
daarvoor in de plaats zijn gekomen, alle informatie blijkt die in deze procedure nog ontbreekt, opgesomd in 5.4. van dit vonnis, waaronder in elk geval afschriften van de polissen, van alle jaaroverzichten en alle correspondentie.
6.2.
veroordeelt [persoon A] , in geval niet volledig aan de onder 6.1 vermelde veroordeling wordt voldaan, tot betaling van een dwangsom aan [persoon B] van € 5.000,-, te vermeerderen met € 500,- voor iedere dag dat de niet-nakoming voortduurt, met een maximum van € 50.000,-,
6.3.
veroordeelt [persoon A] om binnen vijf werkdagen na dit vonnis in incident, Aegon onvoorwaardelijk en onherroepelijk te verzoeken tot verevening van de pensioenrechten over te gaan die zijn opgebouwd in de huwelijkse periode, en bepaalt dat [persoon A] de kosten die Aegon daarvoor in rekening brengt binnen de door laatstgenoemde bepaalde termijn dient te voldoen, waarna [persoon B] , na opgave daarvan, binnen zeven dagen de helft van dat door [persoon A] betaalde bedrag aan [persoon A] dient te vergoeden,
6.4.
veroordeelt [persoon A] , in geval niet volledig aan de onder 6.3 vermelde veroordeling wordt voldaan, tot betaling van een dwangsom aan [persoon B] van € 5.000,-, te vermeerderen met € 500,- voor iedere dag dat de niet-nakoming voortduurt, met een maximum van € 50.000,-,
6.5.
veroordeelt [persoon A] in de kosten van het incident, aan de zijde van [persoon B] tot op heden begroot op € 563,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na het vonnis tot aan de voldoening,
6.6.
veroordeelt [persoon A] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na het vonnis tot aan de voldoening,
6.7.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
6.9.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
15 december 2021voor conclusie van antwoord,
6.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. de Geus. Het is ondertekend door de rolrechter en op 29 september 2021 uitgesproken in het openbaar.
3268/2517/638