De vrouw heeft op 11 mei 2021 het verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen - onderbouwd met stukken - bij de rechtbank ingediend.
Zij stelt dat de man haar heeft mishandeld en dat in 2017 ook een ernstig incident heeft plaatsgevonden. Zij verwijst verder naar het huis- en contactverbod dat aan de man is opgelegd voor de periode van 18 april tot 16 mei 2021. In verband met deze incidenten stelt de vrouw zeer bang van de man te zijn. Zij vreest voor haar veiligheid en voor de veiligheid van de kinderen. Nadat de man na beëindiging van het huisverbod is teruggekeerd in de echtelijke woning, is de vrouw met de kinderen uit de woning vertrokken en tijdelijk ingetrokken bij de oudste zoon van partijen ( [naam oudste zoon] ). De vrouw verblijft nu met de minderjarige en een meerderjarige dochter ( [naam meerderjarige dochter] ) in een opvanglocatie in Vlaardingen. De andere twee meerderjarige kinderen ( [naam meerderjarig kind 1] en [naam meerderjarig kind 2] ) verblijven nog bij [naam oudste zoon] . De vrouw stelt onweersproken dat zij de hoofdverzorger is van de kinderen, in het bijzonder van de minderjarige, die speciaal onderwijs volgt, en van de meerderjarige dochter [naam meerderjarige dochter] , die verstandelijk beperkt is.
Op basis van deze stellingen liggen de verzoeken van de vrouw in beginsel voor toewijzing gereed. De spanningen tussen partijen rechtvaardigen dat de vrouw als hoofdverzorger voor de kinderen kan zorgen vanuit de echtelijke woning. Omdat de vrouw haar stellingen ook onderbouwt, is de enkele betwisting van man zonder nadere stukken – zeker omdat de man de stellingen voor het eerst betwist tijdens de mondelinge behandeling en de vrouw dus beperkt is in de mogelijkheden die betwisting te weerleggen –, onvoldoende voor de rechtbank om de stellingen van de vrouw niet aannemelijk te achten. Bovendien is gelet op de betwisting door de vrouw, niet aannemelijk dat, zoals de man stelt, hun zoon [naam oudste zoon] de man om culturele redenen geen tijdelijk onderdak zal bieden.
Overigens acht de rechtbank aannemelijk dat de spanningen tussen partijen zo hoog zijn opgelopen dat, in het belang van de kinderen, in ieder geval één van partijen de echtelijke woning dient te verlaten. De man verzoekt niet tot het uitsluitend gebruik van de woning en toevertrouwing van de minderjarige. Ook om die reden liggen de verzoeken van de vrouw voor toewijzing gereed.
De rechtbank zal bij haar beslissing de man een termijn geven van twee weken om de woning te verlaten, zodat hij zich op dat vertrek nog zo goed mogelijk kan voorbereiden.