2.7In de huurovereenkomst van 21 augustus 2001 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Artikel 1 grootte en toestand
1. Het terrein en het perceel haventalud en water worden verhuurd tot de grootten van ca. 186.650 m2 respectievelijk 19.750 m2.
2. Het terrein en het perceel haventalud en water worden verhuurd in de toestand waarin zij zich zullen bevinden op de dag van huuringang.
3. Onverminderd het gestelde in lid 10 van dit artikel stellen partijen tussen elkaar vast dat in verband met de kwaliteit van de bodem ten aanzien van elkaar geldt hetgeen is vastgelegd in de volgende bodemrapporten:
- IWACO, Saneringsonderzoek [locatie 1] te Rotterdam, d.d. 8 juli 1999, nr. 1059590
- De Straat Milieu-adviseurs, Second opinion locatie [naam bedrijf 2] aan de [locatie 1] te Rotterdam, d.d. 31 mei 1999
4. De gemeente zal gedurende de gehele looptijd van de huur de kosten van bodemsanering voor haar rekening nemen voorzover het de sanering betreft van de vervuiling die is geconstateerd bij de aanvang van de huur en is
vastgelegd in de bodemrapporten (lid 3 van dit artikel) met inachtneming van hetgeen door GHR is gesteld in haar brief d.d. 18-02-1999 welke als bijlage is aangehecht.
Deze verplichting van de gemeente geldt alleen voor die saneringen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende terreindelen geschikt te maken voor het doel waarvoor ze zijn uitgegeven.
5. (….)
6. Indien de huurder voor een bepaald terreindeel een bouwplan heeft waarvoor een bodemonderzoek noodzakelijk is, zijn de kosten hiervan voor rekening van de huurder. Indien van de zijde van de gemeente additionele informatie wordt gevraagd, zijn de extra kosten daarvan voor rekening van de gemeente.
7. De aanwezigheid van bodemverontreiniging die vanwege haar aard of vanwege de geringe omvang niet bedreigend is voor het gebruik waarvoor het terrein wordt uitgegeven, komt geheel voor risico van de huurder.
8. Na de ondertekening van de huurovereenkomst kan de huurder zich er niet meer op beroepen dat het afgeleverde niet aan de tussen de gemeente Rotterdam en de erfpachter gesloten overeenkomst beantwoordt, tenzij de huurder aantoont dat -in tegenstelling tot hetgeen is vermeld in de genoemde rapporten- het terrein bij de aanvang van de huur -gelet op de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op dat moment wegens
de daarin reeds aanwezige, doch niet in de rapporten gesignaleerde, verontreiniging niet geschikt was voor het gebruik waarvoor het terrein is uitgegeven. In dat geval zal de gemeente Rotterdam ervoor zorgdragen dat het terrein op redelijke termijn geschikt zal worden gemaakt voor het gebruik waarvoor het terrein is uitgegeven.
1. Het terrein mag zonder een naar deze bepaling verwijzende schriftelijke toestemming van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam slechts worden gebruikt voor de overlading, opslag, verpakking,
behandeling, be- en verwerking en fabricage van chemicaliën, petroleumproducten, plastics en metalen en alle andere wettelijk geoorloofde handelingen nodig voor of behorend bij de exploitatie van een
chemisch of aanverwant industrieel bedrijf (…)”