In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2021 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares, die samen met haar partner in gemeenschap van goederen is gehuwd. De rechtbank heeft de verlening van een schone lei overwogen, nadat de bewindvoerder op 13 april 2021 haar eindverslag had uitgebracht. Dit leidde tot een verhoor op 2 augustus 2021, waaruit bleek dat de schuldenares en haar partner tekortgeschoten waren in hun sollicitatieverplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares en haar partner in de gelegenheid zijn gesteld om deze tekortkomingen financieel te compenseren, wat resulteerde in een betaling van € 2.128,94 aan de boedel.
De rechtbank oordeelde dat, gezien de compensatie en het inzicht van de schuldenares in de gevolgen van de beëindiging van de schuldsaneringsregeling, er geen sprake was van toerekenbare tekortkomingen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Belastingdienst nog niet had bevestigd of de schuldenares en haar partner als gedupeerden van de toeslagenaffaire zouden worden aangemerkt. De rechtbank heeft de schone lei verleend, waardoor de na beëindiging van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn, mits de schuldenares en haar partner als gedupeerden worden erkend.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, maar dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van de schuldenares eindigen op 13 maart 2021. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 1.979,25 per schuldenaar. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld, uitsluitend door een advocaat.