6.3.2Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de verdachte in de ten laste gelegde periode ongeveer 1250 zakjes, Chlorine Dioxide powder fast release sachets, in China heeft gekocht bij het Chinese bedrijf [naam fabrikant] . Dit bedrijf heeft de bestelling in twee zendingen als postpakketten naar de verdachte in Nederland verstuurd. De eerste zending heeft de verdachte ontvangen en opgeslagen in zijn kantoor te Breda. De tweede zending is bij de Douane Rotterdam onderschept. Beide zendingen zijn in beslag genomen. Uit onderzoek is gebleken dat het middel in de zakjes de werkzame stof chloordioxide bevatte.
Het middel kan worden ingezet ter bestrijding van schimmels en bacteriën in opslagplaatsen met aardappelen en heeft tot doel gewassen te beschermen tegen plantenziekten.
Op basis van het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de aan de verdachte verzonden zakjes chloordioxide zijn aan te merken als een gewasbeschermingsmiddel in de zin artikel 2 van de Verordening. Het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (hierna: het CTGB) heeft het middel (Clorine Dioxide powder fast release sachets/ [naam website] ) niet toegelaten in Nederland. De verdachte heeft geen ontheffing van het CTGB voor het verrichten van proeven of experimenten voor onderzoeksdoeleinden met chloordioxide als bedoeld in artikel 54 van de Verordening.
“Op de markt brengen”
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Verordening mag een gewasbeschermingsmiddel alleen op de markt worden gebracht wanneer het in de betrokken lidstaat overeenkomstig de Verordening is toegelaten. Ingevolge artikel 3, onder 9, van de Verordening wordt onder het “op de markt brengen” verstaan: het voorhanden hebben met het oog op verkoop binnen de Gemeenschap, met inbegrip van het ten verkoop aanbieden of enige andere vorm van overdracht, al dan niet gratis, alsmede de eigenlijke verkoop, de distributie en andere vormen van overdracht zelf, maar niet het retourneren aan de oorspronkelijke verkoper. Het in het vrije verkeer brengen op het grondgebied van de Gemeenschap geldt in het kader van deze verordening als op de markt brengen.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de twee zendingen van totaal (ongeveer) 1250 zakjes chloordioxide sprake is van “op de markt brengen” door de verdachte in de zin van artikel 3, onder 9,
tweedevolzin, van de Verordening. De zakjes met chloordioxide zijn na aankoop daarvan door de verdachte per post vanuit China naar Nederland verzonden aan het adres van de verdachte. De zendingen zijn in Nederland ontvangen op het douane kantoor. In Nederland hadden de postpakketten geen douanestatus waarover nog invoerrechten dienden te worden betaald. De zakjes chloordioxine zijn daarmee in het vrije verkeer gebracht op het grondgebied van de Gemeenschap. Het feit dat een deel van de zending de verdachte niet heeft bereikt, maar op het douane kantoor is onderschept maakt dit niet anders.
Ten aanzien van de in de kantoorruimte van de verdachte in Breda aangetroffen hoeveelheid gewasbeschermingsmiddel concludeert de rechtbank dat tevens sprake is van “op de markt brengen” als bedoeld in de
eerstevolzin van het bepaalde in artikel 3, onder 9 van de Verordening. De verdachte heeft de chloordioxide voorhanden gehad met het oog op de verkoop ervan binnen de gemeenschap, wat ook valt onder de definitie “op de markt brengen”, namelijk onder het bepaalde in artikel 3, onder 9,
eerstevolzin, van de Verordening. Daarbij is het volgende van belang.
De in de kantoorruimte van de verdachte aangetroffen hoeveelheid chloordioxide was verpakt in ruim 619 kleine, verhandelbare, aluminiumzakjes tussen de 40 á 50 gram. Elk zakje was daarbij voorzien van het opschrift “ [naam opschrift] ”, een door de verdachte zelf bedachte naam voor het middel. Gezien de hoeveelheid, de verschijningsvorm en de samenstelling ervan kan het niet anders dan dat de verdachte de chloordioxide voorhanden heeft gehad met het oog op de handel hiervan binnen de Gemeenschap. Ook de beroepsmatige, commerciële activiteiten van de verdachte en de door hem gemaakte website “ [naam website] ” duiden hierop. Zo heeft de verdachte op de website teksten geplaatst als: “the unique fumigate methode of [naam product] is to release CL02 from sachest”, “get started today” en “How can we be of service?” met vermelding van contactgegevens. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze teksten niet anders worden uitgelegd dan dat de verdachte hiermee wilde nagaan of het middel geschikt was voor de handel en dat hij met het oog daarop geïnteresseerden probeerde te bereiken om hen, al dan niet gratis, het middel te laten proberen.
Ondersteuning hiervoor ziet de rechtbank ook in het door de verdachte opgestelde veiligheidsblad van het gewasbeschermingsmiddel chloordioxide met de naam [naam website] . Dit veiligheidsblad bevat informatie over de risico's van de stof, de samenstelling ervan en aanbevelingen voor een veilig gebruik en was kennelijk bedoeld voor degenen aan wie de verdachte het middel zou verstrekken.
Gelet op de aangetroffen hoeveelheid zakjes chloordioxide in combinatie met de inhoud van de door de verdachte gemaakte website en het door hem opgestelde veiligheidsblad, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de aangetroffen partij slechts bestemd was om hiermee zelf “proefjes” te doen om het effect van dit middel te testen, zoals de verdediging heeft bepleit. Dat de verdachte zelf enkele zakjes heeft geopend om het effect van het middel te testen, doet aan dat oordeel niet af. Voor het testen van een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel dient bovendien een ontheffing aangevraagd te worden bij het CTGB, en dat heeft de verdachte niet gedaan.
“Gebruiken”
Op grond van artikel 28, eerste lid, van de Verordening mag een gewasbeschermingsmiddel alleen worden gebruikt wanneer het in de betrokken lidstaat overeenkomstig de Verordening is toegelaten. Het begrip “gebruiken” is in de Verordening niet gedefinieerd. In artikel 1, tweede lid, van de Wgb is wel een definitie van het begrip “gebruiken” opgenomen. Dit artikel bepaalt dat onder “gebruiken” mede wordt verstaan de aanwezigheid van een werkzame stof, al dan in niet in een gewasbeschermingsmiddel of biocide, op of in gebouwen, plaatsen, voorwerpen, de grond dan wel op of in planten of plantaardige producten.
Uit de wetsgeschiedenisvolgt dat de definitie van het begrip “gebruiken” in de Wgb is opgenomen uit controle-technisch oogpunt. Het strafbaar stellen van de in deze definitie genoemde gedragingen heeft tot doel het toezicht en de handhaving op de naleving van de wet- en regelgeving ten aanzien van niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen mogelijk te maken. Het verweer van de verdediging dat het nationale recht dient te worden uitgelegd conform het Europese recht en niet andersom, waarmee de verdediging kennelijk bedoelt te betogen dat de definitie van het begrip “gebruiken” zoals gedefinieerd in de Wgb buiten toepassing dient te worden gelaten, volgt de rechtbank niet. De Nederlandse wetgever is bevoegd de Verordening aan te vullen, mits deze aanvulling niet strijdig is met het doel van die Verordening. Aan dit vereiste wordt naar het oordeel van de rechtbank met het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van de Wgb voldaan. De definitie van het begrip “gebruiken” is immers in lijn met het systeem van de Verordening omdat een niet in Nederland toegelaten middel in het geheel niet hier te lande op de markt mag zijn. Voor de uitleg van het begrip “gebruiken” in artikel 28, eerste lid, van de Verordening, sluit de rechtbank dan ook aan bij de definitie zoals opgenomen in artikel 1, tweede lid, van de Wgb. Uitgaande van deze definitie komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte de hoeveelheid chloordioxide die hij in zijn kantoorruimte aanwezig heeft gehad, heeft “gebruikt” in de zin van artikel 28, eerste lid, van de Verordening.
Opzet
De verdachte wist als professionele markpartij dat het gewasbeschermingsmiddel (Chlorine Dioxide powder fast release sachets/ [naam website] ) geen toelating had in Nederland. De verdachte had geen ontheffing van het CTGB tot het verrichten van nader onderzoek en hij had ook geen verzoek daartoe ingediend. Niettemin heeft de verdachte het gewasbeschermingsmiddel op de markt gebracht en gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte daarmee opzettelijk in strijd met het bepaalde in artikel 20, eerste lid, van de Wgb gehandeld.