ECLI:NL:RBROT:2021:9280

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
10/202036-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met alternatieve scenario's en bewijswaardering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak. De tenlastelegging betrof een inbraak op 21 februari 2020 in een woning te Dordrecht, waarbij sieraden en een foto van de aangeefster zijn weggenomen. De verdachte, die eerder een relatie had met de aangeefster, heeft verklaard dat zij op uitnodiging van de aangeefster in de woning was, maar dat zij in paniek was geraakt en door de ruit is gevlucht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze verklaring niet aannemelijk is, gezien het bewijs dat is verzameld, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak, maar heeft niet alle ten laste gelegde feiten bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een contactverbod met de aangeefster voor de duur van 2 jaar. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat een deel van de schade al was vergoed en de vordering onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/202036-20
Datum uitspraak: 22 september 2021
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. J.D. Nijenhuis, advocaat te Leeuwarden.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Boekhoud, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot taakstraf voor de duur van 240 uur met aftrek;
  • een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatie- en contactverbod;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met aangeefster, voor de duur van 5 jaar en een bevel dadelijke uitvoerbaarheid.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.1.2.
Beoordeling
Op 21 februari 2020 doet [naam slachtoffer] aangifte van een inbraak in haar woning. Uit onderzoek van de politie blijkt dat de ruit in de achterdeur van de woning is gebroken en een stuk van een terrastegel op de vloer van de woning ligt. Ook ligt er bloed door de gehele woning. Zowel het celmateriaal in het bloed op de terrastegel als in het bloed in de ouder- en de kinderslaapkamer van de woning levert een match op met het DNA-profiel van de verdachte. De verdachte en de aangeefster kennen elkaar; zij hebben beiden een relatie gehad met dezelfde man.
De verdachte heeft verklaard dat zij, op uitnodiging van de aangeefster, bij haar in de woning is geweest. De aangeefster deed toen de deuren op slot en heeft de verdachte geslagen. De verdachte raakte daardoor gewond en is in paniek de hele woning doorgelopen. Uiteindelijk kon de verdachte ontsnappen door een ruit van de woning kapot te maken. Hiervoor heeft zij iets gebruikt wat op de grond lag, een vaas ofzo. Zij is door de kapotte ruit naar buiten gevlucht waarbij zij zich open heeft gehaald. De verdachte ontkent iets te hebben gestolen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte geschetste gang van zaken niet aannemelijk is geworden en wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De verklaring van de verdachte valt niet te rijmen met het aantreffen van een terrastegel binnen in de woning waarop verdachtes bloed is aangetroffen. Die tegel lag tussen stukken glas bij de gebroken ruit van de achterdeur (in de woning). Dit past niet bij de lezing van de verdachte dat de ruit door haar is verbroken om de uit woning te vluchten.
Ook valt de verklaring van de verdachte niet te rijmen met hetgeen de buurvrouw van de aangeefster gezien en gehoord heeft en de bevindingen van de politie die vervolgens ter plaatse komt.
De buurvrouw van de aangeefster heeft, nadat zij glasgerinkel heeft gehoord, gezien dat een vrouw over de schutting van de achtertuin van aangeefsters woning klom en via de brandgang wegliep. Die vrouw schreeuwde: “ik heb ze doodgeslagen, ze heeft mijn vent geneukt.” De buurvrouw keek vervolgens samen met haar man bij aangeefsters woning en zag dat de achterruit van de woning was verbroken en de achterdeur openstond. Haar man heeft vervolgens de politie gealarmeerd, die ter plekke komt. De politie moet de aangeefster bellen en vragen naar haar woning te komen. Als de aangeefster, nadat zij door de politie gebeld is, in haar woning komt, raakt zij zeer overstuur bij het zien van de situatie.
De verklaring van de verdachte vindt ook overigens geen enkele steun in het dossier. De verklaring is dan ook ongeloofwaardig en het door haar geschetste scenario wordt door de rechtbank ter zijde geschoven. De rechtbank acht op grond van de aangifte en de aangetroffen (bloed en braak)sporen bewezen dat de verdachte heeft ingebroken in de woning van de aangeefster.
De rechtbank heeft echter niet de overtuiging bekomen dat álle door de aangeefster als gestolen opgegeven goederen daadwerkelijk door de verdachte zijn meegenomen. Alleen van de sieraden en de foto van haar zoontje maakt de aangeefster in eerste instantie melding bij de politie. Daarbij heeft de buurvrouw in haar getuigenverklaring niet verklaard dat de verdachte vrouw bij het verlaten van de tuin van de woning iets bij zich droeg. Als de verdachte alle goederen, zoals door de aangeefster in haar aanvullende aangifte opgegeven, bij zich had, had dat de getuige moeten zijn opgevallen.
Daarom acht de rechtbank bewezen dat de verdachte enkel de sieraden en de foto heeft weggenomen. Ten aanzien van de overige goederen zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 21 februari 2020 te Dordrecht, uit een woning gelegen aan de [adres delict] sieraden en een foto die toebehoorden aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en door middel van braak
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft een woninginbraak gepleegd, waarbij niet alleen schade aan de woning is toegebracht, maar ook persoonlijke spullen zijn weggenomen. Een inbraak brengt gewoonlijk al veel overlast, schade en gevoelens van onveiligheid teweeg bij de slachtoffers en dat is hier in nog sterkere mate het geval. De verdachte en het slachtoffer zijn immers bekenden van elkaar en de verdachte is om de inbraak te plegen van Leeuwarden naar Dordrecht gereden. Blijkens haar verklaring heeft deze omstandigheid de aangeefster extra zorgen gebaard. Zij is zelfs verhuisd om ervoor te zorgen dat de verdachte haar niet nog eens kan opzoeken. De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd, integendeel. In reactie op de beschuldiging heeft zij immers laten zien geen moeite te hebben juist het slachtoffer te beschuldigen van zeer ernstige feiten in een poging onder de zaak uit te komen. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 februari 2021. Uit dit rapport blijkt dat er verschillende intensieve toezicht-, hulpverlenings- en behandeltrajecten lopen die betrekking hebben op zowel de verdachte als op haar kinderen. Risicofactoren zijn persoonlijkheids- en psychische problematiek alsmede problematisch middelengebruik. Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat.
Geadviseerd wordt een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en een contactverbod met de aangeefster. Betrokkene is bereid en in staat een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Ter zitting is voorts gebleken dat de kinderen van de verdachte uit huis zijn geplaatst en dat aangeefster noch immer intensieve behandeling en begeleiding ontvangt, onder meer in het kader van verslavingszorg. Aangevoerd is dat de verdachte – juist vanwege haar kinderen - gemotiveerd is deze behandeling en begeleiding zo goed mogelijk te laten slagen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit ligt het opleggen van een gevangenisstraf in beginsel in de rede. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat feit reeds anderhalf jaar geleden plaats heeft gevonden en een gevangenisstraf de reeds ingezette hulpverlening zal doorkruisen.
In plaats daarvan wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opgelegd.
Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Van het opleggen van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, zal de rechtbank afzien, omdat er al veel en intensieve hulpverlening is en gevreesd wordt dat het naleven van bijzondere voorwaarden, naast de reeds lopende trajecten en de op te leggen taakstraf een te grote belasting voor de verdachte zal opleveren, hetgeen een averechts effect kan hebben.
7.5.
Maatregel 38v
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaar opgelegd, inhoudende een contactverbod met mevrouw [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] .
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of belastend jegens [naam slachtoffer] zal gedragen, wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.330,-, waarvan € 1.570 reeds door de verzekering is vergoed, zodat overblijft een bedrag van € 760,- aan materiële schade. De schadevergoeding ziet op een laptop, PlayStation, camera, kleding, laminaat en sieraden.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering, nu een deel van het schadebedrag reeds is vergoed en de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Hiertoe is redengevend dat de verdachte zal worden vrijgesproken van diefstal van de laptop, PlayStation, camera en kleding en dat overigens het gevorderde schadebedrag op geen enkele manier is onderbouwd.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De benadeelde partij is niet-ontvankelijk in haar vordering.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
174 (honderdvierenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
87 (zevenentachtig) dagen;
legt aan verdachte op
de maatregel als bedoeld in artikel 38vvan het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van twee jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met mevrouw [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes (6) maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 21 februari 2020 te Dordrecht, in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of foto's en/of een Toshiba Notebook en/of een Sony Playstation 4 en/of een Grundig beveiligingscamera en/of een Primark tas met daarin kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;