ECLI:NL:RBROT:2021:9279

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
10/101111-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Rotterdam, toepassing jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 2 april 2021 in Rotterdam een 15-jarige jongen met een mes in de buik gestoken. De verdachte en het slachtoffer kenden elkaar niet, maar de verdachte had het slachtoffer opgezocht om te spreken over een eerdere vechtpartij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer levensbedreigend heeft verwond, wat leidde tot twee operaties. De verdachte heeft het feit bekend en er is geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn meerderjarigheid, onder het jeugdstrafrecht valt vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 18 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zowel materiële als immateriële schade heeft geleden door het incident. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij grotendeels toegewezen, met een totaalbedrag van € 10.473,98, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/101111-21
Datum uitspraak: 22 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2001 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt,
raadsman mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. E.M. Loppé, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 2 april 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met een mes in de buik van voornoemde [naam slachtoffer] , heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft het slachtoffer, een toen 15-jarige jongen, met een mes in zijn buik gestoken. De verdachte en het slachtoffer kenden elkaar niet. De verdachte heeft het slachtoffer opgezocht omdat hij hem – naar eigen zeggen - wilde spreken over een vechtpartij waarbij het slachtoffer en het broertje van de verdachte een aantal maanden daarvoor betrokken zouden zijn geweest. De verdachte heeft voor deze ontmoeting een mes aangeschaft, heeft bij de woning van het slachtoffer gewacht en heeft het slachtoffer toen hij aankwam op zijn step direct, zonder iets te zeggen, in zijn buik gestoken en is vervolgens weggerend. Als gevolg hiervan is de lever van het slachtoffer levensbedreigend beschadigd en heeft hij twee maal een operatie moeten ondergaan. Dat het bij een poging is gebleven, lijkt met name te danken aan dit medisch ingrijpen. Het slachtoffer heeft, zo is ook gebleken uit diens ter zitting afgelegde verklaring, zeer veel pijn gehad en wordt nog altijd gehinderd in de dingen die hij graag doet. Ook heeft hij op sociaal en emotioneel vlak nog altijd zeer veel last van de gebeurtenis. De familieleden van het slachtoffer, die hem direct hevig bloedend hebben aangetroffen, zijn tevens enorm geraakt door de gebeurtenis.
Door zijn gedrag heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent het de verdachte sterk aan dat hij een jonge jongen zo veel leed heeft toegebracht. Bovendien zorgt dit soort geweldsfeiten voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Over de verdachte zijn diverse rapportages uitgebracht.
Psychiater dr. [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 juli 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De intelligentie kan klinisch op laaggemiddeld niveau worden geschat. Voor wat betreft zijn persoonlijkheid maakt onderzochte een onrijpe, welhaast kinderlijke indruk. Hij geeft blijk van een laag zelfbeeld en zelfdepreciatie, waarschijnlijk versterkt door een depressieve stemmingsdaling met onderliggende angst en mogelijk ook verband houdend met emotionele verwaarlozing. In zijn onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling met een laag zelfbeeld neigt onderzochte naar vermijding en afhankelijkheid, afgeweerd door een defensieve coping van zich niet willen laten kennen. Er is sprake van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Van een persoonlijkheidsstoornis lijkt echter (nog) geen sprake.
Er is sprake van een matig verhoogd recidiverisico. Aangezien emotionele en gedragsmatige labiliteit van onderzochte als gevolg van een aanpassingsstoornis met depressieve stemming en angst daar voor zover thans nog te beoordelen een aanzienlijke rol bij hebben gespeeld, wordt geadviseerd onderzochte het ten laste gelegde bij bewezenverklaring in een verminderde mate toe te rekenen.
Er zijn geen contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Onderzochte heeft geen relevante justitiële voorgeschiedenis, geen antisociale persoonlijkheidsproblematiek en geen criminele levensstijl.
Geadviseerd wordt het recidiverisico bij bewezenverklaring te beperken
door een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden van psychologische behandeling en pedagogische begeleiding door een forensische polikliniek zoals De Waag in Rotterdam, onder toezicht van de jeugdreclassering
Klinisch psycholoog dr. [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 14 juli 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is sprake van een onrijpe persoonlijkheid, een inadequate (emotionele)
coping, negatief
zelfbeeld, somberheidsklachten (uitgestelde diagnose: aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag) en problemen verband houdend met Justitiële maatregelen.
Omdat onderzoeker vanuit betrokkenes persoonsbeeld de nodige (zorgelijke) aanwijzingen
voor een onrijpe persoonlijkheid, inefficiënte emotionele coping en gedragsmatig/cognitieve
instabiliteit (impulsief c.q. onnadenkend handelen, met een kortsluitingsreactie als gevolg) ten tijde van het ten laste gelegde terugziet, wordt de rechtbank geadviseerd om betrokkene het hem ten laste gelegde feit (indien bewezen) in een verminderde mate toe te rekenen.
Er is sprake van een laag/matig recidiverisico. Er wordt bij betrokkene een aantal kenmerken gezien die risicoverhogend doorwerken en waar behandeling op kan worden ingezet. Behandeling kan zich richten op betrokkenes verstoorde zelfbeeld en het ontwikkelen van zijn identiteit. Vervolgens dienen hem interventies op het gebied van adequate probleemoplossende vaardigheden te worden aangeboden. Hij leert dan anders met probleemsituaties om te gaan, waardoor uitbarstingen, impulsieve c.q. ondoordachte gedragingen vanuit een emotionele coping niet meer hoeven voorkomen. Daarnaast zal hij hierdoor meer grip op situaties ervaren.
Geadviseerd wordt bij betrokkene het jeugdstrafrecht toe te passen en hem een behandeling in ambulant kader op te leggen. Die behandeling kan hem bij een forensische polikliniek, zoals de Waag of soortgelijke instelling, als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd. Een en ander kan worden vormgegeven in het kader van meldplicht bij de reclassering.
Het Leger des Heils, afdeling jeugdbescherming en reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 augustus 2021.
De reclassering volgt de adviezen van de psychiater en de psycholoog dat jeugdstrafrecht zou moeten toegepast en acht begeleiding door de jeugdreclassering passend en noodzakelijk. Uit toepassing van het risico-taxatie-instrument blijkt een laag tot gemiddeld risico op geweldsrecidive. De reclassering ziet het risico echter als gemiddeld tot hoog. Betrokkene zal behandeld moeten worden en inzicht hebben in zijn eigen handelen om te kunnen spreken van een verlaagd risico. Als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel wordt begeleiding door jeugdreclassering, ambulante behandeling, het houden aan aanwijzingen van de jeugdreclassering en een contactverbod met het slachtoffer voorgesteld.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Adolescentenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van het delict 19 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het plegen van een strafbaar feit meerderjarig is, maar jonger dan 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven. De rechtbank volgt de conclusies van de gedragsdeskundigen en de reclassering dat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden.
Straffen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte, zonder behandeling, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een ambulante behandeling, een contactverbod met [naam slachtoffer] en het houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.733,01 aan materiële schade en een vergoeding van € 12.500 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van zowel de materiële als de immateriële schade heeft de verdediging betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering, subsidiair dat deze dient te worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht.
Materiële schade
- Kleding
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd van € 635,75 voor onbruikbaar geraakte kleding. De rechtbank stelt vast dat de schade in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit en wijst deze vordering toe, zij het dat de rechtbank het gevorderde bedrag matigt op grond van een hogere afschrijving dan gevorderd. De rechtbank hanteert hiervoor een waarde van 25%, waardoor deze schade wordt vastgesteld op € 476,80.
- Beveiligingscamera
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd van € 99,99 voor het installeren van een beveiligingscamera. De rechtbank kan niet vaststellen dat deze kostenpost in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit en verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.
- Ziekenhuisdaggeldvergoeding
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd van € 651,- wegens een ziekenhuisopname van 21 dagen. De rechtbank stelt vast dat de schade in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit en dat het gevorderde bedrag aansluit bij het normbedrag van de Richtlijn ziekenhuis -en revalidatiedaggeldvergoeding (€ 31,- per dag). De rechtbank wijst het gevorderde bedrag dan ook toe.
- Medicatie
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd van € 19,34. De rechtbank stelt vast dat deze kosten in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit en wijst deze vordering toe.
- Mantelzorg
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 1.000,- voor door moeder verleende mantelzorg (tegen een tarief van € 10,- per uur). De rechtbank stelt vast dat de schade in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit en dat de gevorderde bedragen redelijk zijn en wijst deze vordering toe.
- Reiskosten
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd van € 149,92 (€ 37,60 +
€ 112,32) ten aanzien van eigen reiskosten en reiskosten van bezoek. De rechtbank stelt vast dat deze kosten in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit en dat de gevorderde bedragen redelijk zijn en wijst deze vordering toe.
- Parkeerkosten
De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd van € 176,92 (€ 38,12 +
€ 138,80) ten aanzien van eigen parkeerkosten en parkeerkosten van bezoek. De rechtbank stelt vast dat deze kosten in rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde feit en dat de gevorderde bedragen redelijk zijn en wijst deze vordering toe.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. De benadeelde is in zijn buik gestoken, ten gevolge waarvan de benadeelde ernstig letsel heeft gekomen en veel pijn en ongemak heeft geleden. De benadeelde moest worden geopereerd aan de steekwond, is tweemaal meerdere dagen in het ziekenhuis opgenomen en heeft er een ontsierend litteken aan over gehouden. Dat de benadeelde als gevolg van het steekincident ook psychisch letsel heeft opgelopen, acht de rechtbank, ook zonder nadere onderbouwing van een deskundige, aannemelijk vanwege de bijzondere ernst van de normschending. De benadeelde heeft naar voren gebracht dat hij het gebeurde als traumatisch heeft ervaren en hij sindsdien niet meer onbezorgd in het leven staat en angstig is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 8.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren. Dit gedeelte van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 april 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.473,98 aan materiële schade en van € 8.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de heer [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2005. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt;
de veroordeelde zal zich houden aan alle overige aanwijzingen van de jeugdreclassering;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 10.473,98, bestaande uit € 2.473,98 aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen € 10.473,98 (
zegge: tienduizendenvierhonderddrieënzeventig euro en achtennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.473,98 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
87 (zevenentachtig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2021.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 2 april 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik, althans in het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] , heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;