ECLI:NL:RBROT:2021:9224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
10/136614-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van poging tot woninginbraak met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 14 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 maart 2021 in Ridderkerk heeft geprobeerd in te breken in een woning. De bewoners werden wakker van een geluid en zagen een persoon in de tuin. In de garage was een ruit van een raam verbroken en er lag een sierkei op de vloer. Er zijn geen goederen ontvreemd, maar er zijn bloedsporen aangetroffen die overeenkwamen met het DNA van de verdachte. De verdachte ontkende ooit bij de woning te zijn geweest en maakte gebruik van zijn zwijgrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot inbraak, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor een poging tot inbraak en dat het eerder om vernieling ging. De rechtbank vond de bewijsvoering overtuigend en legde een gevangenisstraf op van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de recidive van de verdachte zwaar mee in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/136614-21
Datum uitspraak: 14 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod en het locatieverbod.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen concluderen dat er een poging tot inbraak is gepleegd. Omdat er enkel met een sierkei een raam is ingegooid, is er – gelet op de uiterlijke verschijningsvorm – eerder sprake van een vernieling. Dat er geen DNA-sporen zijn aangetroffen op de zogenoemde raamboompjes, bevestigt deze conclusie.
Daarnaast ontbreken technische beschrijvingen in het dossier, waardoor de situatie ter plaatse onduidelijk is. Het ingegooide raam was kennelijk niet groot genoeg om erdoorheen te gaan omdat er raamboompjes aanwezig waren. Bovendien zat de branddeur tussen de garage en de woning op slot en er kan dan niet zonder meer geconcludeerd worden dat de garage een onderdeel van de woning is.
Dat er een bloedspoor van de verdachte is aangetroffen en hij hierover zwijgt, is onvoldoende om het aan te merken als een daderspoor. De vrouw van de aangever heeft weliswaar verklaard dat ze een persoon heeft gezien, maar deze persoon heeft ze niet omschreven.
4.1.2.
Beoordeling
In de vroege ochtend van 23 maart 2021 worden de bewoners van de woning aan de [adres] ([naam aangever] en zijn vrouw) wakker van een geluid en ziet de vrouw van [naam aangever] een persoon in de tuin staan. In de garage blijkt een ruit van een raam te zijn verbroken en op de vloer van de garage ligt een sierkei. Er worden geen goederen gemist. De raamboompjes van het desbetreffende raam staan omhoog, terwijl de bewoners verklaren dat ze deze ruim een half jaar niet hebben gebruikt. [naam aangever] doet aangifte van poging tot inbraak.
Op zowel een glasscherf in een bloempot, die buiten voor het raam stond, als op de raamstijl van het raam is bloed aangetroffen. Beide bloedsporen zijn bemonsterd. Onderzoek van het NFI heeft uitgewezen dat DNA uit beide bloedsporen een match oplevert met het DNA van de verdachte. De verdachte heeft na zijn aanhouding bij de politie verklaard dat hij nog nooit bij de woning is geweest. Verder heeft hij zowel bij de politie als ter terechtzitting gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het door de verdediging aangevoerde als volgt. Er is niet enkel een sierkei door het garageraam gegooid, maar ook de raamboompjes, die lange tijd niet zijn gebruikt, stonden omhoog. Dit past niet bij een vernieling en duidt erop dat is gepoogd via het raam naar binnen te komen. Dat het bloed van de verdachte op de raamstijl is aangetroffen, duidt er evenzeer op dat de verdachte heeft getracht binnen te komen. Voorts is de garage aanpandig aan de woning blijkens het proces-verbaal forensisch onderzoek. Dat de branddeur die vanuit de garage toegang geeft tot de woning op slot zat, was ten tijde van de poging tot inbraak niet bij de verdachte bekend en derhalve niet relevant voor de vraag of de ten laste gelegde inbraak in de woning bewezen kan worden. Het opzet van de verdachte was gericht op het verkrijgen van toegang tot de woning.
Op basis van de aangifte, het proces-verbaal van forensisch onderzoek en de resultaten van het NFI-onderzoek alsmede hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een poging heeft gedaan om in te breken in de woning aan de [adres] door met een steen een ruit van de garage in te gooien.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde zoals hierna bewezen verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 23 maart 2021 te Ridderkerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangever], in elk geval aan een ander toebehoorde weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk uit een woning (gelegen aan de [adres]) toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak , naar voornoemde woning is gegaan envervolgens een ruit van de garage gelegen aan de achterzijde van de woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot een woninginbraak. Dit is een ernstig en ergerlijk feit, dat niet alleen schade en overlast met zich brengt voor de bewoners, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid. Ook in het algemeen veroorzaken woninginbraken gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich hier niets aan gelegen laten liggen. Het feit dat hij al eerder is veroordeeld voor woninginbraken heeft kennelijk ook weinig indruk gemaakt, het heeft hem althans er niet van weerhouden wederom een dergelijk feit te plegen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte al meerdere malen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
30 augustus 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een negentienjarige recidivist die het ten laste gelegde ontkent. Hij is in het verleden veroordeeld tot leer- en taakstraffen, schadevergoedingen en (on)voorwaardelijke jeugddetentie. De laatste veroordeling van de verdachte betreft een taakstraf wegens een woninginbraak, uitgesproken door de politierechter te Rotterdam op 20 mei 2021. Tevens loopt de verdachte nog in een proeftijd. Hij heeft eerder onder toezicht van de William Schrikker Jeugdreclassering gestaan. Dit toezicht is mislukt en is vervolgens door de rechtbank beëindigd. De reclassering concludeert uit eerdere rapportages dat de verdachte delicten vaak ontkent en moeite heeft om zich open te stellen voor (hulpverlenende) gesprekken. Professionals maken zich zorgen over zijn persoonsontwikkeling en adviseren behandeling. De verdachte stond tot voor kort niet open voor (ambulante) behandeling vanuit de William Schrikker Jeugdreclassering. Volgens zijn moeder staat hij wel open voor een ambulante behandeling vanuit Topzorg (De Waag Rijnmond) en is zijn vorige schoolbegeleider daarmee in het verleden voor hem bezig geweest. Ook in het gesprek met de reclassering heeft de verdachte aangegeven open te staan voor en gemotiveerd te zijn tot het volgen van een lasopleiding, reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling vanuit Topzorg.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Door de verdediging is bepleit het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet hier geen aanleiding toe. Uit zowel het reclasseringsrapport als de Justitiële Documentatie blijkt dat het toepassen van het jeugdstrafrecht in het verleden geen positief effect heeft gehad. Het pedagogisch aspect speelt in dit stadium geen enkele rol meer en het jeugdstrafrecht is dan ook inmiddels een gepasseerd station.
Gezien de ernst van het feit en de Justitiële Documentatie van de verdachte is het opleggen van een taakstraf geen optie meer. Het opleggen van een gevangenisstraf is daarom de aangewezen straf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hierbij is in strafverlagende zin meegewogen dat het bij een poging is gebleven.
De rechtbank heeft mede in haar oordeel betrokken dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Hij heeft op geen enkele wijze, ook niet ter terechtzitting, verantwoording willen afleggen voor zijn handelen. In plaats daarvan heeft hij ook ter terechtzitting volhard in zijn bij de politie afgelegde ontkennende verklaring. De rechtbank deelt de zorgen die de reclassering en andere professionals hebben geuit met betrekking tot de ontwikkeling van de verdachte.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten om eventueel medicijnen in te nemen in het kader van de ambulante behandeling aangezien het rapport hiervoor geen onderbouwing geeft. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding tot een contactverbod met de aangever en een locatieverbod bij diens woning.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. de veroordeelde laat zich behandelen door Topzorg vanuit De Waag Rijnmond of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op aangeven van behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. de veroordeelde volgt een opleiding tot lasser aan het Da Vinci College in Dordrecht of bij een soortgelijke instelling.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en D. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 maart 2021 te Ridderkerk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangever], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk uit een woning (gelegen aan de [adres]) toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, naar voornoemde woning is gegaan en/of (vervolgens) een ruit van de garage gelegen aan de achterzijde van de woning heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.