ECLI:NL:RBROT:2021:9220

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
10/136600-21 vordering TUL: 10/204114-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met dreiging van geweld en vuurwapenbezit nabij metrostation Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van twee pogingen tot diefstal met dreiging van geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte heeft op 23 mei 2021 nabij metrostation Zalmplaat in Rotterdam geprobeerd om onder bedreiging van een imitatiewapen goederen afhandig te maken van twee slachtoffers, terwijl hij onder invloed van alcohol was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een veerdrukpistool de slachtoffers heeft bedreigd en hen heeft gesommeerd om hun bezittingen af te geven. De verdachte heeft de feiten bekend, maar heeft aangevoerd dat hij niet de intentie had om iets te stelen. De rechtbank heeft echter op basis van de verklaringen van de slachtoffers en camerabeelden geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 200,- voor het bezit van het imitatiewapen. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/136600-21
Parketnummer vordering TUL: 10/204114-19
Datum uitspraak: 14 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
het Detentiecentrum Rotterdam, [verblijfadres verdachte],
raadsvrouw mr. S. van Buuren, advocaat te ‘s-Gravendeel.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/204114-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering ten aanzien van feit 2 (voorhanden hebben veerdrukpistool)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feiten 1 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat het een poging diefstal met geweld betrof. De verdachte heeft bekend dat hij heeft gedreigd met het wapen, maar dit was volgens hem niet met het oogmerk om iets weg te nemen. Hij kan bij zijn vader terecht wanneer hij geld of goederen nodig heeft. Ook had hij kort voor het incident sigaretten gekocht en pas vakantiegeld gehad. Er was voor hem dan ook geen aanleiding om de aangevers te vragen om geld dan wel sigaretten. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging gesteld dat uit de camerabeelden niet valt af te leiden dat de verdachte vroeg om sigaretten dan wel dat hij het wapen tegen de wang van de aangeefster duwde.
4.2.2.
Beoordeling
Vaststaat dat op 23 mei 2021 bij metrostation de Zalmplaat te Rotterdam de verdachte met een veerdrukwapen [naam aangever] (hierna ook: [naam aangever]) heeft bedreigd. De verdachte heeft dit bekend. Hij heeft voorts verklaard dat hij zich het voorval met aangeefster [naam aangeefster 1] (hierna ook: [naam aangeefster 1]) niet meer kan herinneren.
Ten aanzien van feit 1
In het dossier bevindt zich de aangifte van [naam aangever]. Hij heeft verklaard dat hij op
23 mei 2021 samen met zijn zussen bij het metrostation Zalmplaat te Rotterdam liep en dat vlak voor de schuifdeuren een onbekende jongen – naar later blijkt de verdachte – in beschonken staat hun kant op kwam en een wapen op hem richtte. De verdachte zei daarbij: “Geef mij alles wat je hebt of ik schiet je dood, geef mij alles of ik schiet je dood”. Omdat hij zijn zussen wilde beschermen, is [naam aangever] voor hen blijven staan en heeft hij het wapen van de verdachte afgepakt. De verdachte is vervolgens op hem afgelopen en [naam aangever] hoorde hem zeggen dat hij het wapen terug moest geven en dat hij anders [naam aangever] en zijn vriendin dood zou schieten. [naam aangever] heeft de verdachte een klap met het wapen gegeven en is weggerend met de verdachte achter hem aan, waarbij de verdachte nogmaals heeft gezegd dat [naam aangever] het wapen terug moest geven omdat hij hen anders allemaal dood zou schieten. [naam aangever] heeft vervolgens gezien dat de verdachte door de politie werd aangehouden.
De verklaring van [naam aangever] wordt ondersteund door de verklaring van aangeefster [naam aangeefster 2], de zus van aangever [naam aangever]. Zij heeft eveneens verklaard dat de verdachte een wapen op haar broer richtte en daarbij heeft gezegd dat hij alles moest geven wat hij had omdat hij hen anders dood zou schieten. Zij heeft verklaard dat haar broer vervolgens het wapen van de verdachte afpakte en daarbij een worsteling is ontstaan. De tweede zus van de aangever, aangeefster [naam aangeefster 3], heeft alleen gezien dat haar broer met het wapen stond en dat de verdachte zei dat hij het wapen terug wilde hebben en dat hij hen anders dood zou schieten.
Naast voornoemde verklaringen zitten er camerabeelden van het metrostation in het dossier en een proces-verbaal van het uitkijken van die beelden door een verbalisant. Hieruit blijkt dat de verdachte een wapen heeft gericht op aangever [naam aangever], en dat er vervolgens een worsteling is ontstaan waarna [naam aangever] het wapen in zijn hand had. Voorts blijkt dat de verdachte steeds richting [naam aangever] is gelopen en door een van de aanwezige vrouwen op afstand werd gehouden. Deze camerabeelden zijn tevens ter terechtzitting bekeken. Dit bevestigt de juistheid van de aangifte van [naam aangever] en de verklaringen van zijn zussen. De rechtbank zal dan ook van deze verklaringen uitgaan en acht daarom de poging tot diefstal met bedreiging met geweld bewezen. Dat de verdachte stelt dat hij niets tekort komt en van zijn vader krijgt wat hij nodig heeft, is geen bewijs voor zijn onschuld.
Ten aanzien van feit 3
In het dossier bevindt zich de aangifte van [naam aangeefster 1]. Zij heeft verklaard dat ze op 23 mei 2021 bij station Zalmplaat te Rotterdam werd aangesproken door een man die haar sigaret wilde hebben. Zij heeft voorts verklaard dat toen zij dit weigerde, de man een pistool uit zijn broeksband pakte en hiermee begon te zwaaien. Hij heeft vervolgens het pistool tegen haar wang gedrukt en gezegd: ‘Ik kan je schieten, je doet stoer’. Toen ze de man wegduwde, viel hij op de grond.
Ook ten aanzien van dit feit zijn er camerabeelden van het metrostation uitgekeken. Daaruit blijkt dat de verdachte met een voorwerp in zijn rechterhand wees in de richting van een jongen die in het groen gekleed was. Later blijkt dat de aangeefster zichzelf op de beelden heeft herkend als “de jongen in het groen”. Hoewel niet geverbaliseerd is dat de verdachte het wapen tegen de wang van de aangeefster drukt, komt wel uit het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden naar voren dat er een onenigheid tussen de verdachte en aangeefster is geweest met geduw en getrek onderling. Ook ter terechtzitting zijn de camerabeelden bekeken. Hierop is evenmin te onderscheiden of de verdachte met het wapen tegen de wang van de aangeefster heeft gedrukt. Er bevindt zich echter in het dossier een screenshot van een filmpje dat [naam aangeefster 1] naar aanleiding van het voorval aan de politie heeft overhandigd waarop te zien is dat ze een wondje op haar wang heeft. Dit bevestigt het gedeelte van haar verklaring dat de verdachte het wapen tegen haar wang heeft geduwd. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding om aan de verklaring van de aangeefster te twijfelen en acht daarom ook bewezen dat de verdachte met het wapen tegen de wang van de aangeefster heeft geduwd.
Gelet op de aangifte van [naam aangeefster 1], het proces-verbaal van uitkijken van de camerabeelden en het aantreffen van het wapen alsmede hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal met bedreiging met geweld.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde zoals hierna bewezen verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 23 mei 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam op de openbare weg
te wetenDoggerbank ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangever] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam aangever] en/of [naam aangeefster 2] en/of [naam aangeefster 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam aangever]
heeft gericht en gericht gehouden en
- aan die [naam aangever] de woorden heeft toegevoegd:
"Geef mij alles wat je hebt of ik schiet je dood, geef mij alles of ik schiet je dood, ik schiet je vriendin en de andere meisje ook dood", en
- ( vervolgens) naar die [naam aangever] is gelopen waarna [naam aangever] het vuurwapen van
verdachte heeft afgepakt en
- achter die [naam aangever] heeft gerend en
- aan die [naam aangever] de woorden heeft toegevoegd:
"Geef mij dat wapen terug of ik schiet jou en je vriendin dood.", althans woorden van gelijke aard en strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 23 mei 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam een wapen van categorie IV, onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten een
veerdrukpistooldat zodanig geleek op een vuurwapen dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was heeft gedragen;
3
hij op 23 mei 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam op de openbare weg
te wetenDoggerbank ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een sigaret , die aan [naam aangeefster 1], toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam aangeefster 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
- aan die [naam aangeefster 1] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil jouw sigaret" en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam aangeefster 1]
heeft gericht en gericht gehouden en
- vervolgensnaar die [naam aangeefster 1] is toe gelopen en een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de wang
vandie [naam aangeefster 1] heeft gedrukt
en
- aan die [naam aangeefster 1] de woorden heeft toegevoegd: "ik kan je schieten, jij doet stoer"
en "ik ga je schieten", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

De bewezen feiten leveren op:
1.
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd;

2..

handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

3.
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld terwijl hij onder invloed was van een grote hoeveelheid alcohol. De verdachte heeft daarbij nabij een metrostation onder dreiging van een imitatiewapen de slachtoffers gesommeerd om goederen af te staan. Dankzij het optreden van de slachtoffers is het bij een poging gebleven. De verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden, maar ook het eigendomsrecht en het recht zich ongestoord en veilig te begeven op de openbare weg. Het is algemeen bekend dat een dergelijk feit nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaringen van
[naam aangeefster 2] en [naam aangeefster 3] die ter terechtzitting door de officier van justitie zijn voorgehouden. Zij geven aan dat het feit grote impact heeft gehad op hun leven, dat ze angstig zijn op straat en niet meer in de buurt van het metrostation durfden te komen. Naast de vervelende gevolgen van dit soort feiten voor de slachtoffers, veroorzaakt een dergelijk feit gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dat dit geweld heeft plaatsgevonden in de directe omgeving van een metrostation, maakt het des te kwalijker. Een metrostation is immers een plek waar veel mensen dagelijks moeten komen en geweld op of in de buurt van een dergelijke plaats zorgt ervoor dat men dus steeds geconfronteerd wordt met gevoelens van onveiligheid.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van een veerdrukwapen. Het wapen leek op een echt vuurwapen en is daarmee voor bedreiging en afdreiging geschikt. Het voorhanden hebben van een nepwapen veroorzaakt evenzeer gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook met nepwapens kan de veiligheid van personen in gevaar worden gebracht, aangezien deze in de praktijk worden ingezet om criminele activiteiten te plegen en ze niet of nauwelijks van echte wapens te onderscheiden zijn. Ook voor aangevers was de aanblik van een niet van echt te onderscheiden wapen een beangstigende ervaring. De rechtbank rekent de verdachte dit alles zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft ten behoeve van een zitting op 19 april 2021 waarbij de verdachte werd verdacht van partnermishandeling een rapport opgemaakt, gedateerd
8 april 2021. Dit rapport houdt – voor zover van belang voor onderhavige zaak – onder meer het volgende in.
De verdachte heeft op vrijwel alle leefgebieden problemen. In het verleden is hij gediagnosticeerd met een verstandelijke beperking en ADHD. Hij heeft onvoldoende interpersoonlijke- en coping vaardigheden om zelfstandig te wonen. Dit blijkt uit het feit dat hij schulden heeft en onvoldoende in staat is om zijn huishouden en zelfzorg op peil te houden. De verdachte ervaart hierdoor stress. De hulpverlening komt onvoldoende tot stand omdat de verdachte onmachtig is zich aan afspraken te houden. Naar het oordeel van de reclassering is begeleid wonen te hoog gegrepen voor de verdachte en zou het recidiverisico worden verminderd indien hij beschermd gaat wonen.
Voorts heeft Reclassering Nederland een voortgangsverslag van 2 juni 2021 opgemaakt en ten behoeve van onderhavige zitting een aanvullend rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 juli 2021. Dit laatste rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte komt over het algemeen zijn meldplichtafspraken na. De verdachte wil graag zelf snel resultaat zien. Hij heeft aangegeven mee te willen werken aan begeleid wonen, mits niet al zijn vrijheid wordt ontnomen. Daarnaast wil hij graag aan het werk in de steigerbouw en wil hij stoppen met het gebruik van alcohol, met name sterke drank. Hij blowt wel omdat hij hier rustig van wordt. Er worden urinecontroles ingezet om het gebruik van harddrugs te beperken. De verdachte heeft daarnaast een afspraak staan bij Mozaïek voor behandeling, dit is vanwege detentie in de wacht gezet. Binnen het toezicht wordt de verdachte op praktisch gebied, mede met betrekking tot begeleid wonen, ondersteund door Middin. Het recidivegevaar wordt als hoog ingeschat. Daarbij wordt opgemerkt dat wanneer het minder goed gaat met de verdachte de verschillende leefgebieden in een neerwaartse spiraal terecht komen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf op zijn plaats is. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In strafverminderende zin wordt er rekening mee gehouden dat het bij een poging is gebleven. Daar staat tegenover dat er sprake is van strafverzwarende omstandigheden. Deze zijn gelegen in het feit dat de verdachte bij zijn poging een veerdrukwapen heeft gebruikt, dat er meerdere personen slachtoffer zijn geworden en dat de feiten op de openbare weg nabij een metrostation zijn gepleegd. Nu het voorhanden hebben van een veerdrukwapen van de categorie IV, onder 4 een overtreding betreft, zal de rechtbank daarnaast nog een geldboete van na te noemen hoogte opleggen. Bij het bepalen van de hoogte van deze geldboete heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Er is geen aanleiding om van deze oriëntatiepunten af te wijken.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank heeft daarbij in haar overweging betrokken dat er weliswaar op 19 april 2021 door de politierechter al bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, maar dat de verdachte hiertegen in hoger beroep is gegaan. Om die reden zullen dezelfde bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zodat de verdachte ongeacht de uitkomst van het hoger beroep na zijn detentie zal worden begeleid door de reclassering. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 januari 2020 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 5 februari 2020.
8.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 62 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
1. zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Mozaik of een soortgelijke zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
3. gedurende de proeftijd zal meewerken aan schuldhulpverlening;
4. gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang te weten Middin, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
5. zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en/of alcohol en
zich verplicht ter naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
4 dagen hechtenis;
gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 22 januari 2020 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. J. Bergen en D. van Dooren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Twist, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 mei 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam op of aan de openbare weg tw Doggerbank ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangever] en/of [naam aangeefster 2] en/of [naam aangeefster 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam aangever] en/of [naam aangeefster 2] en/of [naam aangeefster 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam aangever]
en/of [naam aangeefster 2] en/of [naam aangeefster 3] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- aan die [naam aangever] en/of [naam aangeefster 2] en/of [naam aangeefster 3] de woorden heeft toegevoegd:
"Geef mij alles wat je hebt of ik schiet je dood, geef mij alles of ik schiet
je dood, ik schiet je vriendin en de andere meisje ook dood",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) naar die [naam aangever] is gelopen waarna [naam aangever] het vuurwapen van
verdachte heeft afgepakt en/of
- achter die [naam aangever] heeft gerend en/of
- aan die [naam aangever] de woorden heeft toegevoegd:
"Geef mij dat wapen terug of ik schiet jou en je vriendin dood.",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam een wapen van categorie IV, onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurdrukpsitool
dat zodanig geleek op een vuurwapen dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was
heeft gedragen;
3
hij op of omstreeks 23 mei 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam op of aan de openbare weg tw Doggerbank ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een sigaret en/of geld en/of goederen in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam aangeefster 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam aangeefster 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- aan die [naam aangeefster 1] de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil jouw sigaret" althans woorden
van gelijke aard en/of strekking, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [naam aangeefster 1]
heeft gericht en/of gericht gehouden en/of
- (vervolgens) naar die [naam aangeefster 1] is toe gelopen en/of een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de wang die [naam aangeefster 1] heeft gezet en/of gedrukt
en/of
- aan die [naam aangeefster 1] de woorden heeft toegevoegd: "ik kan je schieten, jij doet stoer"
en/of "ik ga je schieten", althans woorden van gelijke aard en/of dreigende
strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.