Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- de heer M. van Enkhuizen, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 12 juli 2021 een verzoek ingediend om een schuldeiser, [schuldeiser], te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Deze regeling was bedoeld voor zeven concurrente schuldeisers met een totale vordering van € 35.452,15. Verzoekster had een schuldregeling aangeboden die voorzag in een betaling van 4,66% aan de schuldeisers, maar [schuldeiser] weigerde in te stemmen. Tijdens de zitting op 13 september 2021 was [schuldeiser] niet aanwezig, terwijl verzoekster en haar schuldhulpverlener wel aanwezig waren.
De rechtbank heeft beoordeeld of [schuldeiser] in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling. De rechtbank concludeert dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat zij zich maximaal heeft ingespannen om betaald werk te vinden en dat het aanbod niet het uiterste is waartoe zij in staat moet worden geacht. Bovendien heeft de schuldhulpverlening niet voldoende onderbouwd dat verzoekster de komende jaren geen hoger inkomen kan verwerven. De rechtbank oordeelt dat het belang van [schuldeiser] bij de weigering zwaarder weegt dan de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers.
Daarom heeft de rechtbank het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Tideman en is openbaar uitgesproken op 20 september 2021.