Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekers;
- de heer M. van Enkhuizen, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
- [naam 1] en [naam 2] , namens [schuldeiser] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak hebben verzoekers op 15 juli 2021 een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, samen met een verzoek op basis van artikel 287a, eerste lid, van de Faillissementswet. Dit verzoek was gericht aan één schuldeiser, [schuldeiser], vertegenwoordigd door [naam bedrijf], die weigerde in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. De rechtbank heeft op 20 september 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.
Verzoekers hebben een schuldregeling aangeboden aan hun schuldeisers, waarbij zij 7,12% aan de preferente schuldeisers en 3,56% aan de concurrente schuldeisers hebben aangeboden. Negen van de tien schuldeisers stemden in met deze regeling, maar [schuldeiser] weigerde. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van [schuldeiser] een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast uitmaakt, namelijk 43,4%.
De rechtbank oordeelde dat het voorstel van verzoekers niet het uiterste was waartoe zij in staat waren, aangezien verzoekster ook in staat was om betaald werk te verrichten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende waarborgen waren voor de nakoming van de sollicitatieverplichting door verzoekster, en dat er meer controle nodig was om de belangen van de schuldeisers te beschermen. Daarom werd het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling beslissen.