Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 26 februari 2021, met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
- de oproepingsbrief van deze rechtbank van 10 mei 2021, waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
- het B3-formulier van [naam eiser] van 30 juni 2021, met akte vermeerdering van eis;
- het B8-formulier van [naam gedaagde] van 6 juli 2021, met producties 3 tot en met 5.
2..De feiten
3..De vordering
Primair: [naam gedaagde] te veroordelen om de erfafscheiding, voor zover deze zich op de grond van [naam eiser] bevindt, binnen 72 uur na betekening van het vonnis te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 500,00, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, per dag of gedeelte daarvan dat [naam gedaagde] nalaat aan de veroordeling te voldoen,
4..De beoordeling
De erfafscheiding
[naam eiser] heeft de gestelde hinder verder onderbouwd met de onder 2.4 weergegeven verklaring, waarin buren van de omliggende percelen (gezamenlijk) verklaren dat de verlichting van [naam gedaagde] op hun percelen is gericht. Door zonder onderbouwing te betogen dat zijn verlichting geen hinder veroorzaakt en dat de verklaring van de buren geen waarde heeft, heeft [naam gedaagde] de stellingen van [naam eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist. Zijn opmerking dat er hoge bomen tussen de percelen staan die het licht tegenhouden, heeft [naam eiser] beantwoord met de opmerking dat dit in elk geval niet zo is in de winter, wanneer de bomen geen blad dragen. [naam gedaagde] is daar niet verder op in gegaan.