In deze zaak vordert [naam eiser], die als zelfstandige werkt, betaling van onbetaalde facturen door de besloten vennootschap OUT OF THE BOX SERVICES B.V. (OBS). De vordering betreft een totaalbedrag van € 37.104,39, inclusief wettelijke rente en proceskosten. OBS verzet zich tegen de vordering en stelt dat zij een tegenvordering heeft van € 51.840,00 op [naam eiser], die zij wil verrekenen. De rechtbank behandelt zowel de conventionele als de reconventionele vordering.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [naam eiser] heeft via OBS werkzaamheden verricht voor Hitachi Construction Machinery Europe N.V. en heeft hiervoor facturen gestuurd die door OBS niet zijn betaald. OBS stelt dat [naam eiser] in strijd met de overeenkomst rechtstreeks een opdracht met Hitachi is aangegaan, wat volgens hen een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst met OBS oplevert. De rechtbank oordeelt dat het beding in de overeenkomst tussen [naam eiser] en OBS, dat het aangaan van een directe overeenkomst met Hitachi verbiedt, in strijd is met artikel 9a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) en daarom nietig is.
De rechtbank wijst de vorderingen van OBS in reconventie af en oordeelt dat OBS verplicht is om de facturen van [naam eiser] te betalen. De rechtbank kent [naam eiser] een totaalbedrag van € 35.973,17 toe, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens wordt OBS veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen in reconventie van OBS worden afgewezen, en OBS wordt ook veroordeeld in de proceskosten van [naam verweerder].