ECLI:NL:RBROT:2021:9148

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
10/135660-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor poging tot zware mishandeling en openlijk geweld in vereniging

Op 16 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 mei 2021 in Rotterdam samen met anderen een maaltijdbezorger heeft mishandeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van medeplegen van poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De feiten vonden plaats op klaarlichte dag in het centrum van Rotterdam, waar de verdachte en zijn medeverdachten zonder enige aanleiding de aangever hebben mishandeld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen. De verdachte heeft eerder geweldsdelicten gepleegd en heeft problemen met zijn gedrag en emoties. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het geweld op het slachtoffer, die blijvend letsel heeft opgelopen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/135660-21
Datum uitspraak: 16 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet en aldaar ingeschreven in de basisregistratie personen,
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer, [naam slachtoffer] .

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1 (poging zware mishandeling)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde feit. Aangevoerd is dat de lijn in de jurisprudentie is dat één schop tegen het gezicht niet zonder meer kwalificeert als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Om tot een bewezenverklaring te komen dient onder meer de kracht waarmee is geschopt te worden vastgesteld, hetgeen op basis van het voorliggende dossier niet mogelijk is. Bovendien kan niet worden vastgesteld of er daadwerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangever [naam slachtoffer] door de verdachte en zijn medeverdachten is geschopt en tegen de grond is geslagen, waarna hij nog meerdere keren is geschopt, onder meer tegen zijn hoofd. Na deze aanval zijn de verdachte en zijn medeverdachten weggerend en hebben zij de aangever hevig bloedend aan zijn lot overgelaten. Uit de medische informatie volgt dat de aangever bloedverlies had uit beide neusgaten, een wond in zijn bovenlip van ongeveer 1cm, een wond op zijn voorhoofd van ongeveer 5cm en een wond op zijn achterhoofd van ongeveer 1cm. Deze wonden zijn gehecht en er is kans op blijvende littekenvorming.
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij [naam slachtoffer] tegen de grond heeft geslagen en hem vervolgens een trap in zijn gezicht heeft gegeven. Op de camerabeelden, die op de terechtzitting zijn getoond, is te zien dat de trappen door zowel de verdachte als zijn medeverdachten met kracht zijn gegeven en dat daarbij het hoofd en het lichaam van [naam slachtoffer] zijn geraakt. Dat er hard is getrapt, vindt bovendien steun in de mededeling van het ambulancepersoneel dat de hoofdwond van de aangever dermate fors was, dat zijn schedel zichtbaar was en hij vermoedelijk een flinke hersenschudding zou hebben. Het is een feit van algemene bekendheid dat het schoppen met geschoeide voet tegen een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel als het hoofd, in het bijzonder het gezicht, en tegen het lichaam van een persoon kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Dit geldt te meer omdat de aangever op de grond lag en er van bovenaf met kracht tegen zijn gezicht werd geschopt.
Na het zien van de camerabeelden oordeelt de rechtbank dan ook dat het opzet van de verdachte en zijn medeverdachten naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer van de raadsman wordt verworpen. Het met geschoeide voet en met kracht schoppen tegen het hoofd en tegen het lichaam van iemand, die weerloos op de grond ligt, levert in dit geval een poging tot zware mishandeling op.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 9 mei 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
- op het hoofd van voornoemde [naam slachtoffer]
heeft geslagen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] op de grond is gevallen en
- terwijl voornoemde [naam slachtoffer] op de grond lag, in het gezicht van voornoemde [naam slachtoffer] heeft getrapt en- terwijl voornoemde [naam slachtoffer] op de grond lag, tegen het bovenlichaam van voornoemde [naam slachtoffer] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 9 mei 2021 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op de Korte Lijnbaan en/of de Karel
Doormanstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
persoon, te weten [naam slachtoffer] door
- meerdere malen, tegen het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer]
te trappen en
- op het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer]
te slaan , waardoor voornoemde [naam slachtoffer] op de grond is gevallen
en
- in het gezicht van voornoemde [naam slachtoffer]
te trappen, terwijl voornoemde [naam slachtoffer] op de grond lag en
- meerdere malentegen het lichaam van voornoemde
[naam slachtoffer] te trappen, terwijl voornoemde [naam slachtoffer]
op de grond lag;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van

1..medeplegen van poging tot zware mishandeling

en

2..openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich op 9 mei 2021 samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict. De verdachte was op die dag met een groep personen in het centrum van Rotterdam en zij hebben, zonder dat daartoe enige aanleiding bestond, gezamenlijk een maaltijdbezorger mishandeld door hem tegen zijn hoofd en tegen zijn lichaam te slaan en te trappen. Het slachtoffer heeft na de eerste aanval, waarbij hij op de grond viel, geprobeerd weg te komen, maar werd achterna gerend door de verdachte en zijn medeverdachten. Ook nadat de verdachte vervolgens het slachtoffer tegen de grond had geslagen en de groep hem omsingeld had, hield het geweld aan en is hij in zijn gezicht en meerdere keren tegen zijn lichaam getrapt. Vervolgens is het slachtoffer bloedend en in hulpeloze toestand achtergelaten. Als gevolg van het geweld is bij het slachtoffer onder meer dusdanig hoofdletsel ontstaan dat zijn schedel zichtbaar was.
Door deze geweldshandelingen hebben de verdachte en zijn medeverdachten ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke misdrijven ondervinden vaak nog geruime tijd last van de impact daarvan. Dat dit ook in dit geval zo is geweest, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangever, waarin hij verklaart nog steeds te werken aan zowel zijn fysieke als aan zijn mentale herstel.
Het geweld vond plaats op klaarlichte dag, op de openbare weg in het centrum van Rotterdam, te midden van het winkelend publiek. Dergelijke feiten versterken de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 augustus 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is bekend met gedragsproblemen in zijn jeugd en heeft bijna tweeënhalfjaar in gesloten jeugdzorg gezeten. Na een verblijf van enkele jaren in het buitenland heeft de verdachte moeite met het op de rit krijgen van zijn leven. Hij heeft geen eigen verblijfplaats en diverse schulden. Het delictgedrag lijkt zijn oorzaak te vinden in problemen op het cognitieve en gedragsmatige vlak. Het maken van een inschatting ten aanzien van situaties en eveneens beheersing van de eigen emoties lijken de risicovolle factoren te zijn geweest. Daarbij heeft de groepsdynamiek en mogelijk het feit dat de verdachte onder invloed was van alcohol ook ontremmend gewerkt op zijn handelen in onderhavige kwestie. De kans op herhaling, letselschade en op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt om hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de straf is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten nemen voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld één of meer kopsto(o)t(en) en/of schoppen/trappen tegen het hoofd tot uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Hier gaat het om een poging. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In strafverzwarende zin zal de rechtbank rekening houden met het feit dat er geen enkele aanleiding was voor het schokkende geweldsincident, dat dit plaatsvond op klaarlichte dag tussen winkelend publiek en dat de groep waartoe de verdachte behoorde groot was. Ook houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat het slachtoffer door de groep in hulpeloze toestand is achtergelaten en dat hij blijvend zichtbaar letsel in het gezicht heeft overhouden aan het geweld. Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Gelet op het voorgaande kan niet, zoals door de advocaat bepleit, worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte een contactverbod met het slachtoffer op te leggen, omdat de verdachte en het slachtoffer elkaar niet persoonlijk kennen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2061,45 voor geleden materiële schade (bestaande uit € 588,45 voor persoonlijke verzorging, pijnstilling, voeding en een zonnebril met UV-bescherming, € 385,00 voor eigen risico ziektekostenverzekering, € 139,95 voor een trainingspak, € 219,00 voor AirPods, € 730,00 voor kosten fysiotherapie) en een vergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 8.047,94, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De materiële vordering wordt betwist voor zover deze ziet op de AirPods, omdat deze ook per stuk kunnen worden besteld, en de kosten voor fysiotherapie. Het causaal verband tussen de veelvuldige behandelingen van de knie gedurende langere tijd is te ver verwijderd van het bewezenverklaarde feit en dus dienen de kosten voor de fysiotherapie te worden afgewezen Ook de vordering met betrekking tot de zonnebril wordt betwist in die zin dat ook volstaan had kunnen worden met een goedkopere zonnebril.
Bepleit wordt om de immateriële vordering te matigen tot een bedrag van € 2500,-.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtsreeks materiële schade is toegebracht. Ter onderbouwing van de materiële kosten is onder meer een kassabon van Albert Heijn bijgevoegd met een subtotaal van € 22,33. Een deel van de bedragen die op deze bon staan vermeld (sinaasappels € 2,89, bananen € 0,68, bakkersbol € 1,29, 2 flessen Fernandes met statiegeld € 5,- en Yakult plus € 3,75) hebben geen direct verband met de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. Voor deze bedragen, in totaal een bedrag van € 13,61, zal de vordering worden afgewezen.
Het resterende deel van de materiële vordering, te weten een bedrag van in totaal
€ 2.047,84, heeft wel een direct verband met de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten en is onderbouwd met stukken, zodat dit deel van de vordering kan worden toegewezen. Daarbij geldt dat de fysiotherapie, die de benadeelde partij nog steeds heeft, blijkens de toelichting ter zitting niet alleen noodzakelijk is voor knieklachten maar ook voor schouderklachten die zijn ontstaan als gevolg van het tegen de grond geslagen zijn. Van deze knie- en schouderklachten was voor het geweldsincident geen sprake zodat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Dit geldt ook voor de kosten van de zonnebril, die noodzakelijk is omdat de benadeelde partij als gevolg van de opgelopen zware hersenschudding nog steeds last heeft van zware hoofdpijnen en daardoor lichtprikkels niet kan verdragen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 6.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 mei 2021.
Omdat de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 8.047,84, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een van de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een van de voorwaarden die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na oproep en op afspraak melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen bij een forensische poliklinische instelling nader te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 8.047,84 (zegge: achtduizendzevenenveertig euro en vierentachtig eurocent), bestaande uit € 2.047,84 aan materiële schade en € 6.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af de door de benadeelde partij meer of anders gevorderde materiële schade;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de immateriële vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 8.047,84 (hoofdsom, zegge: achtduizend zevenenveertig euro en vierentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.047,84 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
75 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer]
heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] op de grond is
gevallen en/of
- terwijl voornoemde [naam slachtoffer] op de grond lag, in/op/tegen het gezicht, althans
op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt en/of
- terwijl voornoemde [naam slachtoffer] op de grond lag, op/tegen het bovenlichaam van
voornoemde [naam slachtoffer] heeft gestampt en/of geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te Rotterdam,
openlijk, te weten, op/aan de Lijnbaan en/of de Korte Lijnbaan en/of de Karel
Doormanstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het
publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
persoon, te weten [naam slachtoffer] door
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer]
te schoppen en/of te trappen en/of
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer]
te slaan en/of te stompen, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] op de grond is gevallen
en/of
- in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van voornoemde [naam slachtoffer]
te schoppen en/of te trappen, terwijl voornoemde [naam slachtoffer] op de grond lag en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het (boven)lichaam van voornoemde
[naam slachtoffer] te stampen en/of te schoppen en/of te trappen, terwijl voornoemde [naam slachtoffer]
op de grond lag;