Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 26 augustus 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van de rechtbank van 30 december 2020, houdende een zittingsagenda;
- de brief van 30 december 2020 van [naam eiser] , met aanvullende producties;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 19 januari 2021;
- de spreekaantekeningen namens beide partijen.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
redenenvan de beëindiging van de samenwerking met [naam eiser] . Dit gegeven maakt de mededeling van Engie op zichzelf nog niet onrechtmatig. Uit de toelichting van Engie volgt namelijk dat de (volgens Engie) gerezen twijfel over de juistheid van de declaraties van [naam eiser] niet alleen van invloed was op de verhouding van Engie met Star, maar ook op de verhouding van Engie met Shell. De door [naam eiser] (via Star) bij Engie gedeclareerde uren werden door Engie doorbelast aan Shell. In dit geval waren de betwiste uren al doorbelast en door Shell betaald, zo heeft Engie onbetwist aangevoerd. Engie heeft zich daarom genoodzaakt gezien die uren te crediteren en het daarmee gemoeide bedrag aan Shell terug te betalen. Een en ander zal dus noodzakelijkerwijs enige toelichting van de zijde van Engie hebben gevraagd. Van Engie kon daarom in redelijkheid niet worden verwacht in haar contact met Shell niets te zeggen over de redenen van de beëindiging van de samenwerking.
5..De beslissing
maandag 22 maart 2021 van 13:00 uur tot 16:00 uurin het gerechtsgebouw in Rotterdam;