ECLI:NL:RBROT:2021:9110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
10-139940-21 vordering TUL: 10-056514-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedrijfsinbraken en woninginbraak met gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 114 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een kort tijdsbestek twee bedrijfsinbraken en een woninginbraak heeft gepleegd, waarbij hij goederen heeft weggenomen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn justitiële documentatie en de rapportage van de reclassering. De verdachte is een veelpleger en heeft een langdurig verleden van middelengebruik, wat heeft bijgedragen aan zijn delictgedrag. De rechtbank heeft besloten om de gevangenisstraf niet langer te maken dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten, om het hulpverleningsproces niet te doorkruisen. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. Tevens is er een schadevergoeding van € 94,- toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, maar in plaats daarvan een taakstraf opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-139940-21
Parketnummer vordering TUL: 10-056514-20
Datum uitspraak: 13 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het (post)adres:
[adres verdachte] ,
raadsman mr. M. Jansen, advocaat te Spijkenisse.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-056514-20.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feiten 1, 2 en 3)
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 4primair)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van dit feit bepleit wegens gebrek aan bewijs. De verdachte ontkent de inbraak te hebben gepleegd en heeft verklaard dat hij een tas heeft gevonden bij een keukendeur in een tuin. Het feit dat de verdachte in de buurt van de woning van aangever is gezien met een bruine tas, gelijkend op de tas die uit de woning is weggenomen, is onvoldoende voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde woninginbraak.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat er op 26 mei 2021 tussen 11.45 en 15.45 uur een inbraak is gepleegd in een woning aan de [adres] (de woning). Daarbij is een ruit van de woning ingeslagen en zijn een laptop van het merk Asus, een laptop van het merk HP, een beige weekendtas met bruine handvatten en een geldbedrag van € 400,- weggenomen. De verdachte is herkend – ook door hemzelf - op de camerabeelden van diezelfde dag om 13.19 uur in de omgeving van de woning. Hij heeft dan een tas vast die lijkt op de tas die bij de inbraak is weggenomen – en herkend door de partner van aangeefster als de weggenomen tas - namelijk een beige tas met bruine accenten. Kort hierop, omstreeks 13.40:00 uur, heeft de verdachte op zijn mobiele telefoon vier foto’s ontvangen van laptops verzonden vanaf het toestel van de vriendin van de verdachte. Direct na ontvangst van de foto van de Asus laptop om 13.40:55 uur, is deze vanaf het toestel van de verdachte doorgestuurd naar ene [naam 1] . De laptops op de foto’s vertonen een sterke gelijkenis met de laptops die zijn weggenomen bij de inbraak. Zo komen de merken en de kleuren van de laptops overeen en staan er vergelijkbare stickers op de laptops. Gelet hierop is het zeer waarschijnlijk dat de tas en de laptops die gefotografeerd zijn, uit de woning afkomstig zijn. Dat de foto’s zijn verzonden met het toestel van de vriendin van de verdachte maakt dit niet anders, nu de vriendin van de verdachte heeft verklaard dat zij haar toestel weleens uitleent aan verdachte.
Gelet op het korte tijdsverloop tussen het plegen van de inbraak en aantreffen van de verdachte met de tas en het verzenden van de foto’s, zonder dat de verdachte voor dit alles een aannemelijke verklaring heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de inbraak aan de [adres] heeft gepleegd.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 4 primair ten laste gelegde is bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 27 december 2020 te Rotterdam
een Bluetooth speaker en een geldbedrag die aan [naam 2] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2.
hij op 30 december 2020 te Rotterdam
parfum, dat aan [naam 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en inklimming;
3.
hij in de periode van 9 maart 2021 tot en met 10 maart 2021 te Rotterdam
een geldbedrag dat aan [naam 3] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, en inklimming;
4.
primairhij op 26 mei 2021 te Maassluis
laptops, een tas eneen geldbedrag van € 400,00 die aan [naam 4] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich die/dat wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van inklimming;
2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van verbreking en inklimming;

3.

diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak en inklimming;

4..primair

diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft in een kort tijdsbestek twee bedrijfsinbraken en een woninginbraak gepleegd. De verdachte is telkens binnengegaan, al dan niet na het verbreken van het raam, en heeft daar goederen weggenomen.
De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de negatieve gevolgen van zijn handelen. Het behoeft geen betoog dat deze vermogensdelicten voor de gedupeerden uiterst
vervelende consequenties hebben gehad. Naast de schade zal het bij hen ongetwijfeld ook ergernis en frustratie teweeg hebben gebracht. Voor een woning geldt daarbij dat dat bij uitstek een plek is waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Het handelen van verdachte heeft ernstig inbreuk gemaakt op dit gevoel van veiligheid van aangeefster. De verdachte heeft hier kennelijk evenmin oog gehad. Hij heeft zich uitsluitend laten leiden door persoonlijke motieven van gewin. Dat verdachte, zoals hij stelt, geldnood had maakt het voor de gedupeerden niet minder erg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op de zeer omvangrijke justitiële documentatie van de verdachte. Hij kan als een veelpleger worden beschouwd.
7.3.2.
Rapportage
Antes reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 augustus 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is in het verleden veelvuldig veroordeeld vanwege vermogensdelicten, die voornamelijk samenhingen met zijn middelengebruik en financiële problemen. De verdachte heeft geen inschrijfadres, alleen een postadres, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een uitkering. Hij is zwakbegaafd en heeft een stoornis in het gebruik van middelen. Hij heeft een langdurig verleden van middelengebruik waarbij vooral bij oplopende spanningen sprake was van (terugval in) gebruik. Hoewel de hevigheid van de problematiek van de verdachte in de afgelopen jaren is afgenomen, leiden bovengenoemde problemen nog incidenteel tot delictgedrag. De verdachte heeft een hulpvraag, staat positief tegenover hulpverlening, ook tegenover een klinische opname, en heeft een dagbesteding.
Bij een veroordeling worden bij een voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
• meldplicht bij de reclassering
• opname in een zorginstelling
• ambulante behandeling
• ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
• meewerken aan middelencontrole.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het hulpverleningsproces doorkruisen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Hoewel het strafblad duidt op hardnekkige recidive ziet de reclassering, omdat er toch wel stappen in een betere richting worden gezet en de verdachte ook nu weer open staat voor hulpverlening, nog mogelijkheden voor begeleiding en toezicht om de recidivekans te verminderen. De verdachte heeft zich ter zitting ook bereid verklaard zich te houden aan het intensieve pakket aan voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld, dus inclusief opname in een behandelkliniek. De rechtbank is van oordeel dat via deze weg toch de meeste kans op terugdringen van het recidivegevaar bestaat, wat ook in het belang is van de maatschappij. Zij zal daarom het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf niet langer maken dan de tijd dat de verdachte al in voorarrest heeft gezeten, voorafgaande aan zijn schorsing.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou namelijk het reeds ingezette (behandelings)traject doorkruisen en dat zou onwenselijk zijn. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal zij de geadviseerde voorwaarden verbinden.
Daarnaast vindt de rechtbank, gezien de ernst van de feiten, het plegen van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd en het omvangrijke strafblad, nog een taakstraf op zijn plaats. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij, anders dan de reclassering heeft gerapporteerd, wel in staat is een taakstraf te verrichten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft
[naam benadeelde]zich in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 94,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de vordering niet betwist.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en deze schade door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 december 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij
[naam benadeelde]een schadevergoeding betalen van € 94,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 5 juni 2020 van de politierechter in deze rechtbank, is de verdachte ter zake van (kort gezegd) twee maal diefstal met braak en vernieling veroordeeld tot voor zover van belang een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 19 juni 2020 en zou eindigen op 27 juni 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel gevorderd.
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op het reeds ingezette traject, onwenselijk is.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan een taakstraf voor de duur van 120 uren te gelasten.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 114 (honderdveertien) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf gedeelte, groot
100 (honderd) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Antes reclassering, gedurende de proeftijd of zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde laat zich, in samenspraak met de reclassering en wanneer dat mogelijk en noodzakelijk geacht wordt, opnemen in een forensische kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start als de reclassering hiertoe initiatief neemt. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. de veroordeelde laat zich behandelen voor praktische ondersteuning bij Antes of Fivoor, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
4. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes GGZ of soortgelijke ambulante forensische zorg, voor zijn problematiek, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering in overleg met de kliniek verantwoord vindt. De veroordeelde dient zich, indien de reclassering dat noodzakelijk acht, eenmaal te laten opnemen in een zorginstelling voor een kortstondige klinische opname van maximaal zeven weken (of zoveel korter als de reclassering verantwoordt vindt), maar alleen als het een opname betreft in verband met zijn verslavingsproblematiek;
5. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen (cocaïne), onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam benadeelde], te betalen een bedrag van
€ 94,- (zegge: vierennegentig euro), bestaande uit € 94,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam benadeelde]te betalen
€ 94,-(hoofdsom,
zegge: vierennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 december 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 94,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 60 dagen, van de bij vonnis van 5 juni 2020 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
legt -
in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 5 juni 2020 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf - aan de veroordeelde een taakstraf op voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 december 2020 te Rotterdam
een Bluetooth speaker en/of een geldbedrag van € 100,00, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2020 te Rotterdam
een of meer flessen parfum, een meer scheermesjes en/of een of meer haarwerken/pruiken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks de periode van 9 maart 2021 tot en met 10 maart 2021 te Rotterdam
een geldbedrag van € 500,00, in elk geval enig geldbedrag/goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde (n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Maassluis
een of meer laptops, een tas en/of een geldbedrag van € 400,00, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk tóe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Maassluis opzettelijk een tas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 4] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.