ECLI:NL:RBROT:2021:9096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
10-103484-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer en vervoer van cocaïne met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk invoeren en vervoeren van bijna 8 kg cocaïne. De verdachte, die niet ingeschreven was in de basisregistratie en preventief gedetineerd was, werd tijdens een verkeerscontrole op 15 april 2021 aangehouden. De rechtbank oordeelde dat de verkeerscontrole rechtmatig was en dat de verklaringen van de verdachte gebruikt konden worden als bewijs, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van vormverzuimen. De rechtbank concludeerde dat er geen twijfel bestond over de rechtmatigheid van de doorzoeking van de auto en dat de verdachte opzettelijk de cocaïne had ingevoerd en vervoerd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de bijdrage van de verdachte aan de internationale drugshandel, wat een ernstig maatschappelijk probleem vormt. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-103484-21
Datum uitspraak: 13 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsman mr. M. Sculic advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 augustus 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.B. Scheltema Beduin heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Vormverzuimen

4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Bij de staande houding/aanhouding is de verdachte niet conform artikel 27c lid 4 Sv in een voor hem begrijpelijke taal medegedeeld voor welk strafbaar feit hij als verdachte is aangemerkt en hem is geen cautie gegeven. Omdat de verdachte nauwelijks Engels spreekt moeten vraagtekens worden gezet bij de vermeende verklaring ter plaatse.
Het onderzoek naar de technische staat van de auto was al een verkapte doorzoeking van de auto ex artikel 96b Sv terwijl daarvoor onvoldoende verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv aanwezig was.
Zowel de verklaring van de verdachte als de aangetroffen cocaïne moeten daarom worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair moet zijn straf worden gematigd.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het door verbalisanten opgemaakte proces-verbaal maakt de rechtbank het volgende op. Op 15 april 2021 is de verdachte, als bestuurder van een Citroën Berlingo, bij het tankstation op de A16 ter hoogte van Hendrik-Ido-Ambacht onderworpen aan een algemene verkeerscontrole ex artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
De verbalisanten hebben inzage gevorderd in het rijbewijs van de verdachte. De verdachte heeft zijn rijbewijs getoond en op eigen initiatief tevens zijn paspoort laten zien. De verbalisanten constateerden dat de verdachte een beetje Engels sprak en hebben gebruik gemaakt van een telefonische tolk Albanees.
De verbalisanten zijn vervolgens overgegaan tot het controleren van de technische staat van de auto en hebben het chassisnummer gecontroleerd.
De verdachte heeft toen verklaard dat hij net uit Brussel (België) kwam en op weg was naar Rotterdam. Daarbij heeft hij op Google Maps het adres getoond van de eigenaresse van de auto in Rotterdam.
Eén van de verbalisanten, ambtshalve bekend met verborgen ruimtes in dit type voertuigen, heeft tijdens het onderzoek van de technische staat van het voertuig door het raam van de schuifdeur een metalen strip over de gehele breedte van de laadruimte gezien. Het is hem ambtshalve bekend dat een achteraf gemonteerde metalen strip op deze locatie veelal bedoeld is om een naad af te schermen waarmee de deksel van een verborgen ruimte aansluit op de laadvloer. Daarnaast heeft hij afwijkingen in de stoffen bekleding geconstateerd in de laadruimte. Hierdoor kreeg hij het vermoeden dat er in het voertuig een verborgen ruimte zat.
Naar aanleiding hiervan is het voertuig doorzocht. Na opening van de verborgen ruimte in de laadruimte zijn blokken met opdruk MTX aangetroffen. Een verbalisanten heeft de verdachte vervolgens meegedeeld ‘
you are arrested’.De verdachte heeft de verbalisant op dat punt onderbroken en verklaart ongevraagd: ‘
the drugs are mine, eight kilo’,
Vervolgens is hem meegedeeld dat hij is aangehouden op grond van de Opiumwet. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van wat hier door verbalisanten is gerelateerd.
Verkeerscontrole
De verkeerscontrole is uitgevoerd door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren ter controle van de naleving van de bij of krachtens de WVW vastgestelde voorschriften. Een onderzoek naar de technische staat van de auto kan daarvan onderdeel uit maken. Dat duidt niet, en daarvan is ook anderszins niet gebleken, op een verkapte doorzoeking van de auto. De controle was rechtmatig.
Communicatie en onderzoek auto
Voorafgaand en gedurende de verkeerscontrole was er geen sprake van een verhoorsituatie, dus een cautie was niet aan de orde. De controle ging over in opsporing na het vermoeden van een verborgen ruimte. Dat vermoeden vormde voldoende grond voor een doorzoeking van de auto. Ook hierbij was geen sprake van een verhoorsituatie dus een cautieverplichting. Op het moment dat verbalisanten verdachte wilden aanhouden, naar aanleiding van de in de verborgen ruimte aangetroffen blokken met vermoedelijk verdovende middelen, deelt de verdachte ongevraagd
,en nog voordat de verbalisanten de kans hebben gekregen hem de cautie te geven, in het Engels mee dat de aangetroffen verdovende middelen van hem zijn.
De verdachte wordt vervolgens meegedeeld dat hij wordt verdacht van een Opiumwetdelict. Dat deze mededeling voor de verdachte niet begrijpelijk zou zijn, is de rechtbank niet gebleken. Bij de verkeerscontrole heeft de verdachte desgevraagd zijn rijbewijs gegeven en hij heeft het adres van de eigenaresse van de auto in Rotterdam op Google Maps getoond en bovendien doet hij voornoemde mededeling zelf in het Engels.
Conclusie
Van enig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake en de rechtbank zal het aantreffen van de verdovende middelen en de opmerking van verdachte ter plaatse voor het bewijs gebruiken. De verweren van de raadsman worden verworpen.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van beide feiten omdat de bewijsmiddelen geen blijk geven van wetenschap bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van drugs in de auto. Zijn vermeende opmerking met betrekking tot drugs ter plaatse kan niet worden gebruikt voor het bewijs en zijn vermeende opmerking dat hij uit Brussel kwam evenmin.
5.1.2.
Beoordeling
Verbalisanten hebben bij hun controle bij het tankstation Sandelingen-Oost op de A16 ter hoogte van Hendrik-Ido-Ambacht, zijnde op de snelste (auto)route van Brussel naar Rotterdam, uit de mond van verdachte opgetekend dat hij uit Brussel kwam. De rechtbank ziet (ook) op dit punt geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte wel wist van de verdovende middelen in de verborgen ruimte van de auto die hij bestuurde. Dat volgt namelijk uit zijn verklaring “
the drugs are mine, eight kilo” in samenhang met het moment waarop hij deze opmerking maakt, te weten nog voor dat de politie heeft vastgesteld dat het inderdaad om acht blokken van elk ongeveer 1 kilo gaat.
Bij forensisch onderzoek is daarna tevens gebleken dat deze acht blokken cocaïne bevatten.
5.1.3
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 15 april 2021 opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd en vervoerd.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 15 april 2021 te Hendrik-Ido-Ambacht, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 7.928,7
gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
2.
hij op 15 april 2021 te Hendrik-Ido-Ambacht,
opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 7.928,7 gram, van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

De bewezen feiten leveren op:
Eendaadse samenloop van:
1.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet
gegeven verbod;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een kleine 8 kilo cocaïne Nederland binnen gebracht. Daarmee heeft hij een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel.
Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof. De hoeveelheid die verdachte vervoerde duidt op forse tussenhandel en de verdachte kan – ondanks dat hij geen enkele opening van zaken heeft gegeven - als een belangrijke schakel worden gezien. Hij reed immers met de forse hoeveelheid in zijn eentje vanuit het buitenland naar Nederland. Drugshandel vormt een ernstig maatschappelijk probleem. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Hierdoor wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van criminaliteit, zoals geweld, witwassen en wapenbezit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was uitsluitend uit op eigen financieel gewin.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is hierop een passende reactie. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Mede gelet op het blanco strafblad van de verdachte in Nederland ziet de rechtbank aanleiding een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen in Nederland.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. [1]

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A-L.H. Wilkens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 april 2021 te Hendrik-Ido-Ambacht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 7.928,7
gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 april 2021 te Hendrik-Ido-Ambacht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad,
ongeveer 7.928,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.

Voetnoten

1.Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.