In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het de verdeling van de nalatenschap van de moeder van de partijen, waarbij de rechtbank op 15 september 2021 een eindvonnis heeft uitgesproken na een eerder tussenvonnis van 10 maart 2021. De partijen, een broer en zus, hebben geschilpunten over de verdeling van de bank- en spaartegoeden, roerende zaken zoals een motorjacht en een auto, en de overbedeling die aan de orde is. De rechtbank heeft vastgesteld dat een groot deel van de bank- en spaartegoeden reeds verdeeld is, maar dat er nog een bedrag van € 27.132,78 resteert dat verdeeld moet worden. De rechtbank heeft ook de uitgaven die door de partijen zijn gedaan ten behoeve van de boedel beoordeeld en vastgesteld dat er geen bank- en spaartegoeden meer zijn om te verdelen. De rechtbank heeft de waarde van het motorjacht vastgesteld op € 25.000,- en de Mercedes C180 op € 11.000,-. Uiteindelijk heeft de rechtbank de nalatenschap verdeeld en [gedaagde] veroordeeld om een bedrag van € 21.062,88 aan [eiser] te betalen ten titel van overbedeling, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.