In deze zaak heeft de vennootschap onder firma V.O.F. Both, gevestigd te Oud-Beijerland, een kort geding aangespannen tegen [naam gedaagde], in de hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van [naam 1]. De kern van het geschil betreft de vraag of Both recht heeft op de levering van een pand, waarvoor zij een voorkeursrecht van koop zou hebben. De procedure is gestart met een dagvaarding op 15 september 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 september 2021. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht en bewijsstukken overgelegd.
De feiten van de zaak zijn als volgt: Both heeft in 2008 een huurovereenkomst gesloten met LVDM Investments B.V., waarbij een voorkeursrecht van koop is overeengekomen. Na het overlijden van [naam 1], de verhuurder, heeft Bruggeman Bedrijfsmakelaardij namens de erfgenamen het pand ter overname aangeboden aan Both. Both heeft echter niet tijdig gebruik gemaakt van haar voorkeursrecht, wat door de voorzieningenrechter als een belangrijke factor wordt gezien.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Both niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen haar en [naam 1]. De stellingen van Both zijn onvoldoende onderbouwd en er zijn twijfels over de handelingsbekwaamheid van [naam 1] ten tijde van de vermeende overeenkomst. De vordering van Both is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van [naam gedaagde].