ECLI:NL:RBROT:2021:9071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
9372168
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming wegens overlast door huurder en zijn bezoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Waterweg Wonen en GNG Bewindvoering B.V., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam 1]. De eiseres, Waterweg Wonen, vorderde ontruiming van de woning van [naam 1] vanwege vermeende overlast die hij en zijn bezoekers zouden veroorzaken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de overlast steeds aan [naam 1] of zijn bezoekers kan worden toegerekend. De kantonrechter heeft de vordering van Waterweg Wonen afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [naam 1] in ernstige mate tekortschiet in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De rechter heeft opgemerkt dat er weliswaar meldingen van overlast zijn, maar dat deze niet voldoende zijn om te concluderen dat [naam 1] verantwoordelijk is voor de overlast. De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de verklaringen van [naam 1] dat hij niet altijd in staat is om op te treden tegen de overlast veroorzakende personen en dat hij inmiddels maatregelen heeft genomen om overlast te voorkomen. De rechter heeft Waterweg Wonen veroordeeld in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9372168 \ VV EXPL 21-335
uitspraak: 16 september 2021
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Waterweg Wonen,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters van Lennep,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
GNG Bewindvoering B.V., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de [naam 1],
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar.
Eiseres wordt hierna aangeduid als “Waterweg Wonen”. Gedaagde wordt aangeduid als “de bewindvoerder” althans “[naam 1]”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 augustus 2021, met producties 1 tot en met 9;
  • de bij brief van 9 augustus 2021 door Waterweg Wonen in het geding gebrachte aanvullende producties 10 en 11;
  • de zittingsaantekeningen van de gemachtigde van Waterweg Wonen, met producties 12 tot en met 14;
  • het proces-verbaal van de op 13 augustus 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2021. Namens Waterweg Wonen is [naam 2] (woonconsulente) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. [naam 1] is eveneens ter zitting verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. De behandeling is aangehouden tot 2 september 2021, opdat ook de wijkagent [naam 3] (hierna: [naam 3]) door de kantonrechter gehoord kon worden. Voor de periode tot en met 2 september 2021 zijn ter zitting afspraken gemaakt die in een proces-verbaal zijn vastgelegd. Kort gezegd hielden deze afspraken in dat [naam 1] geen bezoek mocht ontvangen, geen overlast mocht veroorzaken en telkens de politie diende te bellen bij overlast door derden.
1.3.
De mondelinge behandeling is voortgezet op 2 september 2021. Namens Waterweg Wonen is wederom [naam 2] verschenen, bijgestaan door mr. E. de Jong, namens de gemachtigde voornoemd. [naam 3] is verschenen, samen met wijkagent [naam 4]. Ook [naam 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Van hetgeen is besproken op beide zittingen heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.4.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1.
Tussen Waterweg Wonen als verhuurder en [naam 1] als huurder bestaat met ingang van 28 november 2007 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Artikel 6.6 van de toepasselijke algemene huurvoorwaarden bepaalt het volgende:
“Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.”
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 30 april 2021 (zaaknummer 9169837 \ GZ VERZ 21-2296) is de bewindvoerder per 1 mei 2021 tot opvolgend bewindvoerder benoemd over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 1].
2.4.
[naam 3] heeft in een Bestuurlijke Rapportage “woonoverlast [adres] 2 juni 2021” een opsomming gegeven van 28 processen-verbaal die zijn opgemaakt door de politie in de periode augustus 2020 tot en met 15 juli 2021. [naam 3] heeft aan het slot van de bestuurlijke rapportage het volgende verklaard:
“Ik verbalisant [naam 3] zie een ernstige toename in de mate van overlast afkomst van het adres [adres]. Ik maak mij in mijn rol als wijkagent zorgen. Ik zie dat het gevoel van onveiligheid toeneemt onder bewoners. Bewoners zijn bang. Ik krijg van
verschillende bewoners meldingen binnen en zie zelf ook de problemen rondom de woning
[adres] zoals hierboven omschreven. Ik vind dat er per direct iets moet gebeuren aan de situatie omdat deze voor de omgeving onhoudbaar is. Het is mij bekend dat bewoners vaak geen meldingen durven maken omdat zij bang zijn voor de heer. [naam 1] en de junks welke de woning bezoeken. [naam 1] woont al 10 jaar in deze woning en veroorzaakt in deze periode overlast.”
2.5.
Een buurtbewoner heeft op 2 augustus 2021 het volgende – voor zover van belang – aan [naam 3] geschreven:
“Vanochtend was er weer politie in de straat die aan allebei de kanten van de straat bij de mensen aan belden voor een beurt onderzoek.
Later in de middag heb ik via onze buurvrouw op gehoord dat ze hebben geprobeerd het huis van [adres] ([naam 1]) in de brand te steken rond een uur of 1 afgelopen nacht. En dit schijnen ze via de achterkant gedaan te hebben.
Rond half 2 scheurde er een politiewagen keihard door de straat.
Om eerlijk te zeggen begin ik mij wel zorgen te maken
En ik kan wel zeggen nu dat wij ons niet meer veilig voelen.
Want als ze het wel lukken om dat huis in brand te steken dan woedt het zo onze kant op.
Dit is echt niet meer normaal.
Zo is ook weer te zien dat het andere raam van [naam 1] ([adres]) ook is ingeslagen met een steen.
Er houden zich steeds meer gasten op bij [naam 1] die wij nog niet gezien hadden buiten het vaste clubje wat zich daar al ophoudt.”
2.6.
[naam 5], regisseur woonoverlast bij de gemeente Vlaardingen, heeft (de gemachtigde van) Waterweg Wonen per e-mail van 12 augustus 2021 – voor zover van belang – het volgende bericht:
“Misschien goed om te vermelden dat [naam 1] afgelopen weekend (7 augustus) van de burgemeester een voornemen om een last onder dwangsom op te leggen heeft ontvangen (gedragsaanwijzing). Waarvan hij een week zou hebben om een zienswijze in te dienen. Tot op heden hebben wij geen zienswijze ontvangen. De last houdt in dat [naam 1] geen bezoek mag ontvangen voor de duur van vier weken na verzending van het definitieve besluit.
Uit de bestuurlijke rapportage hebben wij namelijk opgemaakt dat de overlast/hinder zeer regelmatig is te herleiden tot personen die de woning van [naam 1] bezoeken. (…) Daarbij kan ik opmerken dat het opleggen van een bestuurlijke maatregel binnen de gemeente Vlaardingen vrij uitzonderlijk is op het gebied van woonoverlast. Een gedragsaanwijzing is namelijk, op een bestuurlijke sluiting na, de laatste stap in dit proces en daar proberen we door het inzetten van andere maatregelen van weg te blijven (ultimum remedium). (…)
Van de politie hebben wij gehoord dat [naam 1] afgelopen weekend met ‘onze’ brief diverse personen de toegang heeft geweigerd tot zijn woning.”

3..Het geschil

3.1.
Waterweg Wonen heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, om de bewindvoerder te veroordelen om met onmiddellijke ingang, althans op een door de voorzieningenrechter te bepalen datum, het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Waterweg Wonen zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Waterweg Wonen te stellen, met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Waterweg Wonen, tegen de achtergrond van de hiervoor genoemde vaststaande feiten – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [naam 1] tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en zijn verplichting om zich als goed huurder te gedragen. [naam 1] en zijn bezoek hebben ernstige drugsgerelateerde overlast veroorzaakt. Omwonenden worden daardoor ernstig gestoord in hun woongenot. Daarbij is van belang dat [naam 1] door Waterweg Wonen, de gemeente en de politie meerdere malen is aangesproken op zijn gedrag. Desondanks heeft [naam 1] zijn gedrag niet aangepast. Waterweg Wonen is bovendien jegens omwonenden, die ook haar huurders zijn, wettelijk verplicht om adequaat op te treden tegen de door [naam 1] veroorzaakte overlast.
3.3.
Het verweer van [naam 1] strekt tot afwijzing van de vorderingen. [naam 1] betwist dat hij overlast veroorzaakt en hij betwist ook dat de overlast die omwonenden ervaren aan hem verwijtbaar is. De personen die overlast veroorzaken bevinden zich niet met toestemming van [naam 1] rondom het gehuurde.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, bij de beoordeling nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
In de stelling van Waterweg Wonen dat sprake is van ernstige overlast ligt besloten dat Waterweg Wonen een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening, zodat Waterweg Wonen in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
4.2.
In dit kort geding moet, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, worden beoordeeld of de door Waterweg Wonen gevorderde ordemaatregel (ontruiming) geboden is. Vanwege het ingrijpende karakter van een ontruiming ligt toewijzing in kort geding slechts in de rede als sprake is van een zodanig ernstige tekortkoming van [naam 1] dat boven redelijke twijfel is verheven dat de huurovereenkomst in de (nog aanhangig te maken) bodemprocedure zal worden ontbonden en – vooruitlopend daarop – van Waterweg Wonen in redelijkheid niet kan worden verlangd dat [naam 1] nog langer gebruik maakt van de woning. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien nadere bewijsvoering in een procedure als de onderhavige niet goed mogelijk is.
4.3.
Op grond van artikel 7:213 BW is [naam 1] verplicht om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen, terwijl hij op grond van artikel 7:219 BW bovendien jegens Waterweg Wonen op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken. Dit houdt onder meer in dat [naam 1], zoals ook in artikel 6.6 van de toepasselijke huurvoorwaarden is opgenomen, ervoor dient te zorgen dat er voor omwonenden geen overlast ontstaat ten gevolge van zijn eigen gedragingen of van die van derden die zich met zijn goedvinden in het gehuurde bevinden.
4.4.
Uit de door Waterweg Wonen overgelegde stukken blijkt dat al geruime tijd sprake is van ernstige overlast rondom het gehuurde. Die overlast bestaat onder andere uit de aanloop van junks en ongure types, het vernielen van ruiten, het urineren op straat, intimidatie van omwonenden, diefstal en geluidsoverlast. Dat is als zodanig door [naam 1] ook niet betwist.
4.4.1.
Ter zitting heeft [naam 1] verklaard dat de bewoner van het naastgelegen pand ([huisnummer 1]) sinds tien maanden in een GGZ-instelling verblijft. De personen die altijd rondhingen bij [huisnummer 1], zijn volgens [naam 1] blijven hangen. [naam 1] heeft erkend dat hij deze personen in eerste instantie te goeder trouw wel eens heeft toegelaten tot het gehuurde, maar dat doet hij naar eigen zeggen al maanden niet meer. Hij ervaart zelf ook overlast van deze personen. Daarnaast heeft [naam 1] verklaard dat hij niet altijd in staat is om op te treden tegen deze personen, omdat dat gevaarlijk voor hem zou kunnen zijn.
4.4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de bestuurlijke rapportage niet dat en op grond waarvan de politie (al dan niet na een melding) heeft vastgesteld dat de overlast steeds is veroorzaakt door [naam 1] dan wel personen die zich met zijn goedvinden in het gehuurde bevinden. Hetgeen ter zitting van 2 september 2021 namens Waterweg Wonen naar voren is gebracht, heeft op dit punt niet tot andere inzichten geleid. Uit de door Waterweg Wonen overgelegde (anonieme) meldingen van omwonenden, waaronder de melding genoemd onder 2.5, blijkt ook niet dat in die mail bedoelde overlast is veroorzaakt door [naam 1] dan wel personen die zich met zijn goedvinden in het gehuurde bevinden. In zekere zin ondersteunt die melding zelfs de stelling van [naam 1] dat ook hij overlast ondervindt, aangezien uit de melding blijkt dat derden hebben geprobeerd zijn huis in brand te steken en zijn ruiten zijn ingeslagen.
4.4.3.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat in dit kort geding, waarin geen plaats is voor nadere bewijsvoering, onvoldoende aannemelijk is geworden dat [naam 1] van de overlast veroorzakende incidenten een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat boven redelijke twijfel is verheven dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden en ontruiming van de woning met al haar gevolgen thans gerechtvaardigd is. Dat [naam 1] een aantal keren personen in zijn woning heeft toegelaten die overlast hebben veroorzaakt, is daartoe onvoldoende. Daarbij weegt mee dat sinds de zitting op 13 augustus 2021 – bij welke zitting [naam 1] uitdrukkelijk heeft toegezegd geen bezoek in zijn woning te zullen ontvangen en, in het geval hij rondom zijn huis overlast ervaart, de politie te zullen bellen – feitelijk van slechts één concreet overlastincident rondom het gehuurde is gebleken. Dit incident hield in dat de buurman van [huisnummer 2] had geürineerd in een kattenluik en deze buurman werd aangetroffen in de tuin van [naam 1]. Van dit incident kan [naam 1] naar het oordeel van de kantonrechter geen verwijt worden gemaakt. Voorts weegt mee dat [naam 1] ter zitting van 2 september 2021 onweersproken gesteld dat hij de overlast veroorzakende personen inmiddels heeft laten weten dat zij niet welkom zijn in zijn woning, hij zijn tuin heeft leeggehaald en weer aan het werk is.
4.4.4.
Tot slot weegt mee dat de gemeente [naam 1] nog een laatste kans wilde geven (in de vorm van een gedragsaanwijzing), inhoudende dat [naam 1] gedurende vier weken geen bezoek mocht ontvangen. Weliswaar heeft Waterweg Wonen tijdens de mondelinge behandeling van 2 september 2021 gesteld dat de gemeente dit niet heeft doorgezet en zich heeft geschaard achter de door Waterweg Wonen gevorderde ontruiming, maar nu dit door [naam 1] is betwist en vervolgens door Waterweg Wonen niet nader onderbouwd, gaat de kantonrechter hier aan voorbij.
4.5.
De vordering van Waterweg Wonen in dit kort geding wordt dus afgewezen. De kantonrechter merkt volledigheidshave op dat [naam 1] thans een gewaarschuwd man is; hij zal binnen zijn mogelijkheden alles in het werk moeten (blijven) stellen om (nieuwe) overlast in de toekomst te voorkomen.
4.6.
Waterweg Wonen wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
wijst de vordering af;
veroordeelt Waterweg Wonen in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de bewindvoerder vastgesteld op € 498,00 aan salaris gemachtigde.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
49039