Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 7 augustus 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- de rolbeslissing van de kantonrechter van 6 november 2020;
- de akte uitlating na rolbeslissing van [eiser] ;
- de akte van uitlating van [gedaagden] ;
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 24 december 2020, waarin de zaak door de kantonrechter is verwezen naar de handelskamer van deze rechtbank;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de aantekening dat op 2 april 2021 de mondelinge behandeling is gehouden;
- de door [gedaagden] tijdens de zitting overgelegde akte, tevens wijziging van eis in reconventie van [gedaagden] , met één productie;
- de tijdens de mondelinge behandeling door [eiser] in het geding gebrachte producties.
2..De vaststaande feiten
De gereconstrueerde grens is het verlengde van het midden van de muur tussen de woningen aan de [adres 1] en [adres 2] .
Aan de achtergevel is het midden van de stalen bint ter hoogte van de 1e verdiepingsvloer en gaat dan in oostelijke richting naar een punt die 0,26 meter ten zuiden is van de noordwestelijke hoek van de paal van de schutting en vervolgens naar het zuidoostelijke hoekpunt van perceel [perceelnummer]
De grens is een rechte lijn en aangegeven met een ijzeren buis, ZO-hoek van de houten paal en midden muur tussen de woningen aan de [adres 1] en [adres 2] .
ZO-hoek van de houten paal is gemarkeerd met een geel krijtmerk.
Grens is aangegeven met een geel verfmerk in het midden van de stalen bint ter hoogte van de 1e verdiepingsvloer en een geel verfmerk op de westgevel van de houten schuur.
Deze verfstreep is op 0.05 meter vanaf de noordwesthoek van deze houten schuur. Deze maat van 0.05 meter in het terrein afgegeven.
Tevens een maat afgegeven van 0.06 meter op twee plaatsen bij de houten overkapping
3..De vordering, de grondslag en het verweerin conventie
in (voorwaardelijke) reconventie
.
4..De beoordeling van het geschil
in conventie:
stelt terecht dat hij op grond van het bepaalde in artikel 5:49 BW van [gedaagden] kan vorderen dat op gezamenlijke kosten op de erfgrens een scheidsmuur wordt opgericht. [eiser] heeft gesteld dat hij de schutting op eigen grond wenst te plaatsen en heeft bovendien gevorderd te bepalen dat het [gedaagden] niet is toegestaan de schutting te veranderen, zodat het een eigen schutting op het eigen erf betreft. Van een gezamenlijke scheidsmuur op de grens van de erven als bedoeld in artikel 5:49 BW en de daarin genoemde plicht tot bijdragen in de kosten is dus geen sprake.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten vanaf de datum van dagvaarden zal worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat [eiser] deze kosten reeds aan zijn incassogemachtigde heeft betaald.
in reconventie:
Gelet op het voorgaande moet ervan worden uitgegaan dat [eiser] met voornoemde camera’s inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van [gedaagden] , hetgeen onrechtmatig is. [eiser] zal dan ook worden veroordeeld tot verwijdering van deze camera’s, dan wel verplaatsing ervan zodanig dat enkel de voordeur van [eiser] in het zichtveld van de camera valt respectievelijk zodanig dat het niet mogelijk is de tuin van [gedaagden] te filmen, zulks binnen twee weken na betekening van dit vonnis. Gelet op de ernst van de inbreuk heeft [gedaagden] belang bij de gevorderde dwangsom in het geval [eiser] hiermee in gebreke blijft, zodat deze eveneens zal worden toegewezen.
5..De beslissing
- € 418,29 aan verschotten;
- € 1.126,- aan salaris voor de advocaat;
vonnis heeft voldaan, begroot op € 163,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met € 85,- aan kosten van betekening;
veroordeelt [eiser] om binnen twee weken na betekening van het vonnis de overkapping die door hem op en over de erfgrens met het perceel van [gedaagden] is gebouwd te verwijderen en verwijderd te houden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per week indien [eiser] daarmee daarna in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000,-;