ECLI:NL:RBROT:2021:9053

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
10/039541-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en afdreiging door pedojagers met valse hoedanigheid en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte zich voordeed als pedojager. De verdachte heeft zich op chatsites voorgedaan als een minderjarig meisje en heeft op deze manier contact gelegd met volwassen mannen. Het slachtoffer, dat in de veronderstelling verkeerde dat hij met een minderjarig meisje sprak, werd door de verdachte en zijn medeverdachte onder druk gezet om geld en goederen af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door het slachtoffer te dwingen tot het afsluiten van een lening en het betalen voor zogenaamde 'therapeutische' gesprekken, alsook de aankoop van een kat voor een exorbitante prijs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de cumulatief ten laste gelegde afdreiging, omdat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer onder druk was gezet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 160 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is er een maatregel opgelegd die de verdachte verbiedt contact te hebben met de slachtoffers gedurende drie jaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de bewezen verklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/039541-21
Datum uitspraak: 20 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ( [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 27 mei 2021 en 20 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 cumulatief ten laste gelegde afdreiging en het ten laste gelegde onder 2 en vrijspraak voor feit 3;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • oplegging van een gedragsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met aangevers voor de duur van 3 jaren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 week per overtreding van de maatregel met een maximum van 6 maanden hechtenis;
  • gehele toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • verbeurdverklaring van dein beslag genomen telefoon Samsung S9;
  • teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen telefoon Samsung SM-A107F.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat aangever door de verdachte en diens medeverdachte is bedreigd met smaad, smaadschrift en/of openbaarmaking van het geheim, te weten het feit dat aangever via een chatsite contact heeft gehad met een minderjarig meisje en haar een foto van zijn geslachtsdeel heeft gestuurd. Hierdoor zou aangever volgens de tenlastelegging gedwongen zijn geld en goederen aan hen af te geven. Indien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde afdreiging zou komen, dan kan de onder feit 1 cumulatief ten laste gelegde oplichting bewezen worden verklaard, aldus de officier van justitie.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de afdreiging als de oplichting, cumulatief ten laste gelegd onder feit 1.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.4.
Bedreiging?
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het strafdossier geen bewijsmiddelen kent op basis waarvan kan worden vastgesteld dat aangever door de verdachte of diens medeverdachte is bedreigd met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim. Aangever heeft in zijn laatste verhoor als getuige tegenover de politie verklaard dat hij
€ 1.500,- heeft betaald als schadevergoeding voor het sturen van de foto en dat hij hiermee akkoord ging omdat hij zich had gerealiseerd dat dit niet goed was geweest. Ook met de later gevraagde ophoging van het bedrag met € 1.500,- is aangever akkoord gegaan. Uitdrukkelijk heeft aangever in diens verhoor van 13 februari 2021 tegenover de politie verklaard zich niet bedreigd te hebben gevoeld. Niet kan worden vastgesteld dat te dien aanzien aangever onder de onder feit 1 aangegeven bedreiging, het geld heeft afgegeven.
4.1.5.
Het afsluiten van een geldlening, zoals dit in november 2020 heeft plaatsgevonden en het betalen van een geldbedrag door aangever, het kopen van een kat door aangever van de verdachte en diens medeverdachte als ook het doorzoeken van de woning en het vervolgens wegnemen van enkele goederen door de verdachte en de medeverdachte kunnen evenmin worden gebracht onder de aan de verdachte verweten afdreiging nu uit het dossier niet blijkt dat aangever hiertoe is overgegaan door of onder invloed van de verweten afdreiging.
4.1.6.
Wat betreft de specifiek tenlastegelegde goederen heeft aangever verklaard dat deze zijn weggenomen door de verdachte en/of diens medeverdachte. Hij heeft dit zo gelaten omdat hij bang was te worden geslagen door hen. In de auto van de medeverdachte is de ring van aangever teruggevonden en de beide verdachten hebben verklaard deze als onderpand voor betaling van de kat te hebben meegenomen. Alhoewel het gedogen van wegnemen onder afpersing kan worden begrepen [1] (hetgeen niet ten laste is gelegd), kan dit handelen niet onder artikel 318 Sr worden gebracht. Ook om die reden kan dit onderdeel van de tenlastelegging dus niet bewezen worden verklaard.
De rechtbank zal om deze redenen de verdachte vrijspreken van de cumulatief onder feit 1 ten laste gelegde afdreiging.
4.1.7.
Oplichting
4.1.8.
Met betrekking tot de periodemerkt de rechtbank op dat tijdens de behandeling ter zitting voor een ieder duidelijk was dat de steller van de tenlastelegging heeft bedoeld ten laste te leggen de periode van 1 oktober 2020 tot en met 9 februari 2021. De rechtbank gaat hiervan uit in de beoordeling van de tenlastelegging.
4.1.9.
Aangever heeft verklaard dat hij met de verdachte en diens medeverdachte vanaf november 2020 “therapeutische” gesprekken heeft gevoerd en dat hij voor deze gesprekken heeft moeten betalen. Aangever heeft tegenover de politie verklaard dat deze gesprekken zijn gevoerd en dat hij hiermee heeft ingestemd. Een onderdeel van deze “behandeling”, zo verklaarde aangever, was dat aangever een “therapeutische” kat van de verdachte heeft moeten kopen voor een bedrag van € 4.000,-. De gesprekken zouden dienen om aangever van zijn seksuele voorkeur voor minderjarige meisjes af te helpen. De medeverdachte voerde deze gesprekken onder de naam [valse naam medeverdachte] .
4.1.10.
De verdachte heeft ter zitting erkend gesprekken met aangever te hebben gevoerd en aangever daarvoor meerdere keren samen met de medeverdachte thuis te hebben bezocht en aangever een kat voor € 4.000,- te hebben verkocht, wetende dat deze kat niet meer waard zou zijn dan enkele tientallen euro’s.
4.1.11.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte een valse naam en hoedanigheid jegens aangever heeft aangenomen, te weten [valse naam medeverdachte] , die deskundig zou zijn om aangever te helpen af te geraken van diens pedofiele voorkeur, van welke deskundigheid niet is gebleken en dat de verdachte door middel van een samenweefsel van verdichtselen aangever een geldlening heeft laten afsluiten en heeft laten betalen voor “therapeutische” gesprekken en dat hij een kat met “therapeutische eigenschappen” voor een veel te hoge prijs heeft verkocht.
4.1.12.
De verdachte dient te worden vrijgesproken van [het doorzoeken van de woning op] de afgifte van de in de tenlastelegging genoemde waardevolle goederen, omdat uit de bewijsmiddelen geen direct verband gelegd kan worden met de hierboven bewezen verklaarde oplichtingshandelingen. Dit onderdeel van de tenlastelegging betreft hetzelfde feitencomplex als hetgeen onder de afdreiging is tenlastegelegd en verdachte dient om dezelfde redenen hiervan te worden vrijgesproken.
4.1.13.
Ten aanzien van de door de aangever afgegeven geldbedragen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld welke geldbedragen door aangever zijn afgegeven dan wel welke handelingen aangever heeft verricht als gevolg van de oplichting.
4.1.14.
Zoals hiervoor is overwogen heeft aangever bij wijze van ‘schadevergoeding’ voor het sturen van de foto tweemaal € 1.500,- aan de verdachte en de medeverdachte – die op een chatsite de hoedanigheid van een minderjarig meisje hadden aangenomen – afgegeven. Onder de ten laste gelegde oplichting is het bewegen tot afgifte van deze geldbedragen middels het aannemen van deze hoedanigheid echter niet opgenomen waardoor te dien aanzien geen strafrechtelijke veroordeling zal (kunnen) worden uitgesproken.
4.1.15.
Ten aanzien van het door aangever aangaan van een lening en vervolgens afgeven van een bedrag van € 6.500,- aan verdachte en de medeverdachte geldt het volgende. Aangever heeft verklaard dat de medeverdachte zou hebben gezegd dat geldbedrag aan hem te geven en dat hij (medeverdachte) ervoor zou zorgen dat dit geld zo ongeveer € 30.000,- zou worden en dat aangever dan een lekker spaarcentje zou hebben. Aangever verklaart daarbij te hebben gedacht ‘hoe kan [valse naam medeverdachte] dat nou voor elkaar krijgen?’, maar het geld toch te hebben gegeven. Uit de bewijsmiddelen kan geen direct verband worden gelegd met de hierboven bewezen verklaarde oplichtingshandelingen.
Dit is anders wat betreft het aangaan van een geldlening en vervolgens afgeven van een bedrag van € 11.500,- voor het voeren van de “therapeutische” gesprekken en de aanbetaling van € 1.000,- voor de kat. Deze zijn naar het oordeel van de rechtbank door middel van oplichting tot stand gekomen.
De afgifte van € 11.500,- stelt de rechtbank vast op basis van de overgelegde bankafschriften van aangever die de verklaring van aangever wat betreft de hoogte en de datum van diverse betalingen ondersteunt. De aanbetaling voor de kat is door de verdachte en zijn medeverdachte bekend.
4.1.16.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
De rechtbank acht de ten laste afdreiging onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn uitgewerkt. Nu de verdachte het feit (grotendeels) heeft bekend, zal met de uitwerking van de bewijsmiddelen worden volstaan.
4.3.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij
op één of meer tijdstip(pen)
op of omstreeks de periode van 1 november tot en met 09 februari 2021 te Rozenburg, althans in Nederland, meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het aangaan van een schuld , te weten een of meer geldbedrag(en) ,
immers hebben verdachte en/of zijn medeverdachte meermalen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [naam slachtoffer 1] bezocht in zijn woning en
- zich gepresenteerd onder een valse naam, te weten [valse naam medeverdachte] en
- zich gepresenteerd onder een valse hoedanigheid, te weten (een) hulpverlener(s) die [naam slachtoffer 1] van zijn seksuele voorkeur naar minderjarige meisjes zouden afhelpen en
- daartoe meerdere praatsessies met die [naam slachtoffer 1] hadden en
- daarvoor die [naam slachtoffer 1] geld lieten betalen en
- daartoe die [naam slachtoffer 1] (een) lening(en) lieten afsluiten en
- die [naam slachtoffer 1] een (therapeutische) kat hebben doen aanschaffen
waardoor die [naam slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) van geld en goederen;
hij
op één of meer tijdstippenin ­­­­­­­­­­­­ de periode van 10 november 2020 tot en met 16 december 2020 te Roosendaal,althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ­­­­­­­ander­­­­­­­­­­­­­­­­­­,met het oogmerk om zich en/of een ander­­ wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (merk Opel, type Astra Station 1.6) en­­­ bijbehorende autopapieren, ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­ geheel ­­­­­­­­­­­ toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , ­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­immers ­­­­­­hebben verdachte en/of zijn medeverdachte­­­ meermalen, ­­­­­­­­­­­­­­­­telefonisch contact opgenomen met die [naam slachtoffer 2] en­­­ met die [naam slachtoffer 2] een ontmoeting gehad,waarbij die [naam slachtoffer 2] werd gedreigd –zakelijk weergegeven-- dat hij, die [naam slachtoffer 2] , nadat deze op een chatsite in contact was gekomen met een vrouw genaamd “ [naam 1] ”, (doen laten voorkomen dat hij) contact had gehad met een minderjarig meisje en hij dit kon afkopen of anders zou worden aangegeven bij de zedenpolitie.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1: oplichting, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
feit 2: afdreiging, tezamen en in vereniging met een of meer anderen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte en de medeverdachte zijn zogenoemde ‘pedojagers’. Zij doen zich op chatsites voor als minderjarige meisjes en maken op die manier contact met volwassen mannen die interesse hebben in deze minderjarige meisjes. Op deze wijze hebben zij uiteindelijk het eerste slachtoffer opgelicht voor een groot geldbedrag. De verdachte en de medeverdachte zijn meermalen bij het slachtoffer thuis geweest, waarbij de verdachte zich voordeed als ene [valse naam medeverdachte] . [valse naam medeverdachte] voerde “therapeutische” gesprekken met het slachtoffer om hem van zijn seksuele voorkeur voor minderjarige meisjes af te helpen. Het slachtoffer moest voor deze gesprekken een aanzienlijk geldbedrag betalen en heeft hiervoor een lening bij de bank afgesloten. Een onderdeel van deze “behandeling” was ook dat het slachtoffer een “therapeutische” kat van de verdachte en de medeverdachte heeft moeten kopen voor een bedrag van € 4.000,-. Er is hierbij misbruik gemaakt van een zeer beïnvloedbaar slachtoffer.
Naast dit slachtoffer hebben de verdachte en de medeverdachte zich ook schuldig gemaakt aan afdreiging van een ander slachtoffer. Ook dit slachtoffer had via een chatsite contact met de verdachte en de medeverdachte – die zich voordeden als minderjarig meisje – wat er uiteindelijk toe leidde dat hij zijn auto aan hen moest afstaan ter voorkoming van openbaarmaking van de chatberichten. Hierbij is misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer die angst had om publiekelijk als pedofiel te worden neergezet.
Voorgaande feiten zijn ernstig. De verdachte en de medeverdachte hebben de slachtoffers enkel opgelicht en gechanteerd om er zelf financieel beter van te worden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
23 augustus 2021. In het rapport wordt toegelicht waarom Reclassering Nederland toezicht niet noodzakelijk acht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf aangewezen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met aangevers [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] . Ten aanzien van aangever [naam slachtoffer 3] wordt hierbij overwogen dat de maatregel ondanks de vrijspraak voor feit 3 gerechtvaardigd is nu het telefoonnummer van aangever is aangetroffen in de telefoon van de medeverdachte en vaststaat dat de medeverdachte een dreigend Facebook bericht naar aangever heeft gestuurd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen Samsung S9 zal worden verbeurd verklaard. De bewezen feiten is zijn met behulp van dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen Samsung SM-A107F zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

[naam slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 25.276,78 (afgegeven geldbedragen: € 20.500,- + rente voor afgesloten leningen: € 3.422,80 + weggenomen Playstation: € 418,98 + de aanschaf van de ‘therapeutische kat’: € 935,-) aan materiële schade en een vergoeding van € 1.200,- aan immateriële schade.
[naam slachtoffer 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.100,- aan materiële schade (waarde auto) en een vergoeding van € 1.000,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van beide benadeelde partijen geheel kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen – gelet op het verzoek tot vrijspraak van de verdachte – afgewezen dienen te worden. Subsidiair zou de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] enkel voor een bedrag van € 835,- (de aanbetaling voor de ‘therapeutische kat’ minus de waarde van de kat) toewijsbaar zijn. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] wordt de hoogte van de waarde van de auto betwist.
9.3.
Beoordeling door de rechtbank
9.3.1.
[naam slachtoffer 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en een gedeelte van de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 12.435,- (afgesloten lening en uitbetaling: € 11.500,- + de aanschaf van de ‘therapeutische’ kat € 935,-). De vordering in verband met afgifte van een bedrag van € 6.500,- en de weggenomen Playstation komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat uit de bewijsmiddelen geen direct verband kan worden gelegd met de bewezen verklaarde oplichtingshandelingen.
De gevorderde contractuele rente van € 3.422,80 zal eveneens worden afgewezen nu een deel van de hoofdsom waarop deze rentevordering is gebaseerd niet toewijsbaar is en nu onvoldoende is gesteld hoe de hoogte van de vordering is berekend.
9.3.2.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding wordt het volgende overwogen.
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen.
9.3.3
De benadeelde partij heeft toegelicht dat het strafbare feit een grote impact op hem heeft gehad. Zo heeft hij onder andere nog altijd last van nachtmerries en paniekaanvallen en heeft hij veel last van onzekerheid waardoor hij nauwelijks contact met andere mensen durft te maken.
9.3.4.
Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat in totaal een bedrag van € 12.935,- zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.3.5.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 februari 2021.
9.3.6.
[naam slachtoffer 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft onderbouwd gesteld dat de dagwaarde van de auto € 4.100,-- was en heeft verwezen de overgelegde ANWB koerslijst van de vervangingswaarde bij het verloren raken van het voertuig in geval van total loss of door diefstal, hetgeen de juiste maatstaf is volgens de rechtbank. Derhalve zal de vordering van € 4.100,- volledig worden toegewezen.
9.3.7.
Ten aanzien van de grondslag van de vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt verwezen naar hetgeen hierboven is overwogen in r.o. 9.3.2.
9.3.8.
De benadeelde partij heeft toegelicht dat het strafbare feit
grote angst- en stressgevoelens hebben veroorzaakt. Daarnaast heeft hij onder meer last van slapeloosheid en concentratieproblemen gehad.
9.3.9.
Gelet op het voorgaande is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat in totaal en bedrag van € 4.600,- zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
9.3.10.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 november 2020 over het bedrag van € 4.100,-- nu de auto op die datum door de benadeelde partij aan de verdachte en de medeverdachte is afgegeven en vanaf 10 november 2020 over het bedrag van € 500,--.
Hoofdelijke veroordeling
9.3.11.
Nu de verdachte de strafbare feiten samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partijen betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 12.935,- en de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van
€ 4.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 57, 318 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 cumulatief ten laste gelegde afdreiging en het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de cumulatief onder 1 ten laste gelegde oplichting en de onder 2 ten laste gelegde afdreiging, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
160 (honderdzestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , gedurende 3 jaren na het onherroepelijk worden van dit vonnis;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de strafbare feiten: Samsung S9;
- teruggave aan de rechthebbende: Samsung SM-A107F;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 12.935,-(zegge: twaalfduizend negenhonderdvijfendertig euro), bestaande uit € 12.435,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 12.935,-(zegge: twaalfduizend negenhonderdvijfendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 99 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 4.600,-(zegge: zesenveertighonderd euro), bestaande uit € 4.100,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 4.600,-(zegge: zesenveertighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
56 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D. van Dooren, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 01 oktober 2020 tot en met 09 februari 2021 te Rozenburg, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met
smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim,
[naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (in totaal
ongeveer 25.000), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) meermalen, althans eenmaal,
telefonisch contact opgenomen met die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 1] meermalen bezocht in zijn woning,
- waarbij die [naam slachtoffer 1] werd opgedragen –zakelijk weergegeven-:
- dat hij, een (meermalen verhoogde) schadevergoeding moest betalen, nadat hij op een chatsite (chillplanet) contact had gehad met een minderjarig meisje, aan wie hij een foto van zijn geslachtsdeel had gestuurd en/of
- ( een) geldlening(en) af te sluiten en/of
- een (zogenaamd therapeutische) kat aan te schaffen
en/of
- waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) de woning van die [naam slachtoffer 1] doorzocht hebben op zoek naar waardevolle goederen om deze vervolgens weg te nemen en/of (daarbij ) aan te geven dat hij, die [naam slachtoffer 1] , deze goederen pas terug zou krijgen als ze klaar met hem waren en/of als die [naam slachtoffer 1] genezen zou zijn van zijn voorkeur op seksueel gebied
en/of
hij
op één of meer tijdstip(pen)
op of omstreeks de periode van 1 oktober tot en met 09 februari 2021 te Rozenburg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [naam slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meer geldbedrag(en) (in totaal € 19.000,00, althans een bedrag) en waardevolle goederen (een playstation en/of laptop en/of ringen en/of horloge),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte meermalen, althans eenmaal, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [naam slachtoffer 1] bezocht in zijn woning en/of
- zich gepresenteerd onder een valse naam, te weten [valse naam medeverdachte] , althans een valse naam en/of
- zich gepresenteerd onder een valse hoedanigheid, te weten (een) hulpverlener(s) die [naam slachtoffer 1] van zijn seksuele voorkeur naar minderjarige meisjes zouden afhelpen en/of
- daartoe meerdere praatsessies met die [naam slachtoffer 1] hadden en/of
- daarvoor die [naam slachtoffer 1] geld lieten betalen en/of
- daartoe die [naam slachtoffer 1] (een) lening(en) lieten afsluiten en/of
- die [naam slachtoffer 1] een (therapeutische) kat hebben doen aanschaffen en/of
- het doorzoeken van de woning van die [naam slachtoffer 1] op zoek naar waardevolle goederen om deze vervolgens weg te nemen en/of (daarbij ) aan te geven dat hij, die [naam slachtoffer 1] , deze goederen pas terug zou krijgen als ze klaar met hem waren en/of als die [naam slachtoffer 1] genezen zou zijn van zijn voorkeur op seksueel gebied;
waardoor die [naam slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) van geld en goederen;
2
hij
op één of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 10 november 2020 tot en met 16 december 2020 te Roosendaal, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging metsmaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een personenauto (merk Opel, type Astra Station 1.6) en/of bijbehorende autopapieren, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) meermalen, althans eenmaal,telefonisch contact opgenomen met die [naam slachtoffer 2] en/of met die [naam slachtoffer 2] een ontmoeting gehad, waarbij die [naam slachtoffer 2] werd gedreigd –zakelijk weergegeven-- dat hij, die [naam slachtoffer 2] , nadat deze op een chatsite in contact was gekomen met een vrouw genaamd “ [naam 1] ”, (doen laten voorkomen dat hij) contact had gehad met een minderjarig meisje en hij dit kon afkopen of anders zou worden aangegeven bij de zedenpolitie;
3
hij op één of meer tijdstippenin of omstreeks de periode gelegen tussen 12 oktober 2020 en 01 november 2020 te Milheeze, gemeente Gemert-Bakel,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk omzich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van 1.500 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):(nadat die [naam slachtoffer 3] op een chatsite in contact was gekomen met een minderjarig meisje en de naam een foto van die [naam slachtoffer 3] op ‘pedohuntersNL’ waren geplaatst)- via Facebook contact heeft opgenomen met het Facebook-account van die [naam slachtoffer 3] (weggeschreven onder de naam " [naam 2] ") en het bericht heeft verstuurd: "Vieze pedofiel jou moeten ze openbaar ophangen 3x smiley" en/of- zich via WhatsApp heeft voorgedaan als een van de ouders van het minderjarige meisje en/of- die [naam slachtoffer 3] via WhatsApp onder meer de navolgende berichten heeft gestuurd: “blokkeren heeft geen zin want weet al waar je werkt en zo" en/of “je wou sex met me dochter van 14 jaar Bens super kwaad Echt wil je luisteren of niet” en/of “oké wat gaan wij 2en regelen zo dat dit in de doof pot kan zeg maar" en/of "Luister we gaan Der niet omheen draaien Je gaat gewoon betalen klaar" en/of “geef je tot 12 uur hoor ik niets hoef je echt niet te denken dat je rustig naar je werk toe kan Je gaat elke seconde achter je moeten kijken” en/of “Wat zien ga je kop eraf halen je denkt dat ik grapje maak. Als je problemen wilt prima" en/of "Ja betalen vriend dan is het voor mij klaar maar als je niets zegt dan ga ik zelf op je jagen" en/of “Eis 1500 euro vandaag geef het aan me kind waar jij sex mee wilt en daarna wil ik je nooit meer horen Echt Geloof me vriend deze keer heb je de verkeerde” en/of- zich (op 30 oktober 2020) naar de woning van die [naam slachtoffer 3] heeft begeven,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Zie HR 2 juni 2009, NJ 2009, 382 en HR 28 januari 1992, NJ 1992, 382