In deze zaak heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 9 augustus 2021 is verzoekster gehoord. De rechtbank heeft op 16 augustus 2021 uitspraak gedaan. Verzoekster verkeert in een situatie waarin zij heeft opgehouden te betalen, en er is onvoldoende grond gebleken voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft beoordeeld of verzoekster te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster onder beschermingsbewind staat sinds 9 oktober 2020 en dat haar financiële situatie thans stabiel is. De grootste schuld aan ING is ouder dan vijf jaar, en de schuld aan het CJIB staat niet in de weg aan toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden die hebben geleid tot het ontstaan van de schulden onder controle zijn en heeft het verzoek toegewezen. De rechtbank heeft mr. J.C.A.T. Frima benoemd tot rechter-commissaris en heeft de bewindvoerder de opdracht gegeven om aan de schuldenares gerichte brieven en telegrammen te openen.