In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot gedwongen schuldregeling van een verzoekster die in financiële problemen verkeert. De verzoekster had een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij een percentage van haar schulden wilde aflossen. Dertien van de veertien schuldeisers stemden in met de regeling, maar één schuldeiser, [schuldeiser 1], weigerde. Deze schuldeiser had een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast in handen, namelijk 54,4%. De rechtbank moest beoordelen of de weigering van [schuldeiser 1] om in te stemmen met de schuldregeling in redelijkheid kon worden afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat de verzoekster niet voldoende had aangetoond dat haar aanbod het uiterste was waartoe zij financieel in staat was. De rechtbank constateerde dat verzoekster parttime werkte en in staat was om fulltime te werken, maar geen medische rapporten of sollicitaties had overgelegd die haar situatie konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat een goed en betrouwbaar gedocumenteerd voorstel vereist is voor een schuldregeling en dat de wettelijke schuldsaneringsregeling meer waarborgen biedt voor de schuldeisers.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen, omdat de belangen van de weigerende schuldeiser zwaarder wogen dan die van de verzoekster en de overige schuldeisers. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.