ECLI:NL:RBROT:2021:8996

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
C/10/602508 / HA ZA 20-793
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling en tekortkomingen in pakketvervoersovereenkomst tussen DPD en APD

In deze zaak vordert DPD (NEDERLAND) B.V. betaling van openstaande facturen van APD Almeerse Pakketdienst, die niet zijn voldaan. DPD stelt dat APD toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van hun overeenkomst, terwijl APD zich beroept op verjaring en misbruik van recht door DPD. De rechtbank oordeelt dat DPD voldoende bewijs heeft geleverd van de geleverde diensten en dat APD niet voldoende onderbouwd heeft dat DPD tekort is geschoten. De rechtbank wijst de vordering van DPD toe en veroordeelt APD tot betaling van de openstaande facturen, vermeerderd met rente en kosten. In reconventie wijst de rechtbank de vordering van APD af, omdat deze is verjaard en APD niet kan aantonen dat DPD tekort is geschoten. De rechtbank concludeert dat DPD gerechtigd was om haar werkzaamheden op te schorten wegens het uitblijven van betaling door APD. De kosten van de procedure worden toegewezen aan DPD.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/602508 / HA ZA 20-793
Vonnis van 8 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DPD (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Oirschot,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.W. Hilhorst te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap onder firma
APD ALMEERSE PAKKETDIENST,
gevestigd te Almere,
2.
[naam gedaagde 1],
wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
3.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.B.M. Swart te Almere.
Eiseres zal hierna DPD worden genoemd, gedaagde sub 1 APD en gedaagden gezamenlijk APD c.s.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 juli 2020, met producties 1 tot en met 7;
  • de stukken van het op 8 juli 2020 ten laste van APD c.s. onder de coöperatie Coöperatieve
Rabobank U.A. gelegde conservatoire derdenbeslag;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en
met 11;
- de oproepingbrief van deze rechtbank van 26 november 2020 voor een mondelinge
behandeling door middel van ‘Skype voor Bedrijven’ op 4 maart 2021;
- de brief van de rechtbank van 21 januari 2021 waarin opgave is gedaan van de
ter zitting te bespreken onderwerpen;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 1 tot en met 8;
  • het faxbericht van 24 februari 2021 van mr. Swart houdende overlegging producties 12 tot
en met 15;
- de behandeling van de zaak tijdens de zitting van 4 maart 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 2 juli 2018 hebben partijen voor de periode van één jaar een overeenkomst gesloten op grond waarvan DPD in opdracht van APD pakket- en vervoersdiensten verrichtte zowel in het binnenland als naar het buitenland.
2.2.
In de overeenkomst is, voor zover van belang, onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
2. Betaling
2.1
Facturen worden halfmaandelijks verzonden. De factuur zal de Dienstverlening specificeren voor
wat betreft de periode waarop de factuur betrekking heeft. Betalingen dienen te zijn voldaan binnen 14 dagen na de dagtekening van de factuur. (…)
2.2.
Het is de Opdrachtgever niet toegestaan om aan de Dienstverlener verschuldigde bedragen te
verrekenen of verplichtingen aan de Dienstverlener op te schorten.
(…)

4..Voorwaarden

4.1.
De Algemene Voorwaarden (…) van de Dienstverlener, die als bijlagen
aan deze Overeenkomst zijn aangehecht en voorts vindbaar zijn op www.dpd.nl/dpdatgemenevoorwaarden (...)zijn van toepassing op de Overeenkomst, alle vormen van Dienstverlening, waaronder binnenlands en grensoverschrijdend vervoer, en op alle toekomstige verbintenissen tussen Partijen, zonder dat deze dan nog uitdrukkelijk van toepassing moeten
worden verklaard. Eventuele andere voorwaarden van de Opdrachtgever zijn niet van toepassing. (…)Afwijkingen van de Algemene Voorwaarden, de Data Protectie Voorwaarden en de DPD Manual zijn in onderling overleg mogelijk, maar kunnen uitsluitend bij onderhandse akte geschieden.
(…)

5..Duur van de Overeenkomst en beëindiging

5.1.
De Overeenkomst treedt in werking op de datum van haar ondertekening en wordt aangegaan
voor de duur van 1 (één) jaar. Daarop wordt de Overeenkomst stilzwijgend verlengd voor de
duur van telkens 1 (één) jaar, tenzij deze wordt beëindigd.
(…)”.
2.3.
De overeenkomst is op grond van artikel 5.1 van de overeenkomst stilzwijgend met een jaar verlengd tot en met 2 juli 2020.
2.4.
DPD heeft aan APD op 17 oktober 2018 een factuur met factuurnummer 18143625 gestuurd voor een bedrag van € 27.694,60 en op 17 januari 2019 een factuur met factuurnummer 19006940 voor een bedrag van € 24.102,25.
APD heeft deze facturen - van in totaal € 51.796,85 - niet voldaan.
2.5.
Op 15 januari 2019 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden naar aanleiding van door APD gemelde klachten/problemen, waarbij [naam 1] van DPD heeft toegezegd een onderzoek in te zullen stellen.
Op 21 maart 2019 vindt een tweede bespreking plaats tussen partijen over de gestelde problematiek.
2.6.
Bij e-mailbericht van 20 mei 2019 deelt [naam 1] van DPD aan APD het volgende mee:
“(…)
Goedemiddag [naam gedaagde 2] ,
Helaas hebben we je niet kunnen spreken afgelopen woensdag.
Zoals eerder besproken hebben wij de facturen nogmaals laten onderzoeken.
Wij hebben het volgende besloten.
DPD zal de pakketten die jullie hebben aangegeven niet te hebben verzonden zonder referentie
nummer uit coulance te crediteren. Dit geldt niet voor de pakketten met een referentienummer.
Waarom hebben wij dit besluit genomen?
Op het moment dat een pakket een scan bij ons op het depot krijgt wordt de facturatie voor dit
pakket in gang gezet. De pakketten op de factuur moeten dus bij ons op het depot zijn geweest.
Ook hebben wij de referentienummers nagekeken op de factuur en deze bleken opvolgend te zijn
aan de pakketten die wel door jullie klant is verstuurt. Hieruit kunnen wij dus opmaken dat deze
pakketten afkomstig zijn van dezelfde klant.
Tevens hebben we het geschil betreffende pakketten die niet verzonden zouden zijn door APD of een
klant van APD. Alle pakketreeksen vervangen door nieuwe reeksen en de bestaande reeksen
geblokkeerd, echter hebben wij na deze handeling geen meldingen ontvangen van andere klanten
dat hun reeks niet meer werkt.
De credit zal z.s.m. opgemaakt worden en na betaling van de factuur, verzonden en gecrediteerd.
Er vanuit gaande je hiermee voldoende te hebben geïnformeerd,
Met vriendelijke groet,
[naam 1] ”.
2.7.
Bij e-mailbericht van 5 juli 2019 heeft DPD APD een ingebrekestelling gestuurd en APD gesommeerd om binnen zeven dagen na ontvangst van het bericht de openstaande facturen van 17 oktober 2018 en 17 januari 2019 te betalen.
2.8.
Op 8 juli 2019 heeft APD DPD aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade als gevolg van, kort gezegd, het toerekenbaar tekortkomen van DPD in de nakoming van de overeenkomst en het als gevolg daarvan verliezen van de grootste cliënt van APD, Beauty en Trends B.V. Daarnaast heeft APD DPD verzocht om toezending van de door DPD toegezegde creditfactuur.
2.9.
Bij e-mail van 10 juli 2019 bericht APD aan DPD onder meer het volgende:
“(…)
Onderwerp: Ingebrekestelling inzake openstaande facturen
Goedemorgen,
Naar aanleiding van het ontvangen van uw mail inzake openstaande facturen doen wij u hierbij de mededeling dat hierover een aangetekend schrijven naar u onderweg is.
DPD Pakketservice is richting APD Almeerse Pakket Dienst behoorlijk in gebreke gebleven met het tijdig uitleveren van pakketten voor één van onze helaas voormalige klanten.
Het niet willen uitzoeken waardoor de chaos is ontstaan, geen duidelijke antwoorden en correcte oplossingen geven én het uitblijven van een beloofde creditnota hiervan hebben onze klant doen besluiten geen zaken meer met ons te doen en uit te wijken naar een andere leverancier.
Dit betekent dat de schade die wij hierdoor hebben opgelopen hoger ligt dan het bedrag van de openstaande
facturen.
Wij stellen DPD Pakketservice hier dan ook voor verantwoordelijk en zal er door ons een schadeclaim worden
opgesteld.
(…)”.
2.10.
Bij e-mailbericht van 2 oktober 2019 wijst DPD de aansprakelijkheid voor de door APD gestelde schadeclaim af.
[naam 2] bericht namens DPD onder meer het volgende:
“(…)
Naar aanleiding van uw brief d.d. 08-07-2019 bericht ik u als volgt.
Allereerst wijzen wij uw schadeclaim af. U bent als ondernemer zelf verantwoordelijk voor de te nemen maatregelen als in uw ogen, zaken niet goed lopen. Wij wijzen dan ook elke verantwoordelijkheid af. U kunt wel een claim indienen voor een pakketje dat niet gestuurd is maar niet omdat een klant bij u heeft opgezegd. Het directe verband tussen de opzegging en DPD is echter ook niet duidelijk en bewezen.
Mijn collega [naam 1] heeft u d.d. 20-05-2019 een mail waarin kort staat aangegeven : wij zullen een
credit opmaken voor de door hun opgegeven pakketten zonder referentie en deze crediteren nadat de
facturen zijn voldaan.
Ik heb [naam 1] gesproken en Resumé is volgende gebeurd:
27-11-2018 Ik ontvang een lijst van APD met allemaal pakketten die volgens APD niet geleverd zouden zijn.
29-11-2018 Nog een lijst ontvangen met pakketten van APD die niet geleverd zouden zijn. Ik heb
deze lijsten doorgestuurd naar Sale Support om te checken en ik heb zelf een lijst gecheckt. Het blijkt
dat er een flink aantal van de pakketten wel geleverd zijn maar in DPD Shipping report nog op
‘Onderweg” staan.
29-11 -2018 Mail gestuurd aan APD met de vraag of zij een lijst kunnen opsturen van de
pakketten waar navraag over gedaan is door hun ontvangers zodat ik deze dan kan doormailen aan
onze customer service om een navraag op te starten.
03-12-2018 6-tao mailtjes over pakketten die zouden blijven hangen in ons systeem. [naam 3] heeft hier op 04-12-
2018 op gereageerd het betreft 3x een ontbrekend huisnummer 2x een navraag en 1x een IHP.
05-12-2018 Ik heb de lijsten van 27-11-2018 met de statussen van de pakketten doorgestuurd
naar [naam 3] en die gaat ondanks wij nog geen mail van APD hebben gehad toch
kijken of ze kan achterhalen waar de andere pakketten zich bevinden.
10-12-2018 Mail van customer service dat ze geen lijsten kunnen verwerken.
11 -12-2018 3 mails met navragen, [naam 3] reageert op 11 -12-2018
12-12-2018 [naam 4] geeft aan gesproken te hebben met APD betreft een gestorneerde
factuur van 17-10-2018. APD geeft aan dat er pakketten dubbel gefactureerd zijn. [naam 5] heeft dit
uitgezocht en het blijkt dat APD dubbele pakketnummers heeft gebruikt
14-12-2018 Mail naar [naam 3] over factuur van 17-10-2018. [naam 5] geeft aan dat het om dubbele
pakketnummers gaat.
14-12-2018' navragen ontvangen van APD
17-12-2018 navragen ontvangen van APD
19-12-2018 [naam 3] reageert op de navragen van 14 en 17-12-2018.
21-12-2018 mail gestuurd naar APD. Navragen zoals eerder aangegeven naar de customer
service gemaild dienen te worden aangezien de sales support in Amsterdam niet meer werkzaam is.
(Dit was al eerder aangegeven)
07-01-2019 [naam 5] heeft telefonisch contact gehad met APD waarin zij aangeven dat er
pakketten zijn blijven staan. [naam 5] zoekt dit uit en komt tot de conclusie dat het pakketten betrof die
niet geleverd konden worden i.v.m. AD scan.
08-01-2019 weer navragen APD (zijn ook naar customerservice521 gemaild)
08-01-2019 mail naar [naam 5] met de vraag of zij kan nakijken hoe het kan dat er een heleboel
pakketten wel zijn geleverd en nog op onderweg staan en hoe het kan dat er pakketten nog op
onderweg blijven staan.
15-01-2019 afspraak met APD, pakketten zouden niet geleverd zijn. Ik heb aangegeven dat het erg
druk is geweest en dat er pakkette op lijsten zijn geleverd, dat ik het uit ga zoeken en donderdag 17-
01-2019 langskom met mijn laptop om alles samen door te nemen.
17-01-2019 APD heeft niet zoveel tijd voor mij ze sturen mij wel wat toe.
17- 01-2019 Mail gestuurd naar APD met alle pakketten die in Shipping Report op “Onderweg”
staan maar die wel geleverd zijn. (ik heb naam en tijd opgezocht er pakket)
18- 01 -2019 Ik ontvang van APD Exception reports waarvan de klant zegt dat het adres wel juist is.
Echter blijkt nadat ik ze check dat het adres NIET juist is.
21-01-2019 [naam 5] vraagt IT om de reeksen van APD te blokkeren. Zo kunnen wij nagaan of de
pakketreeks door een andere klant gebruikt wordt. Dit blijkt echter niet het geval gezien er geen
pakketten zijn blijven staan.
07-02-2019 Mail aan APD met een reminder dat ik graag nog de gegevens ontvang over de
openstaande factuur en dat ik een afspraak in wil plannen tezamen met [naam 6] .
12- 02-2019 [naam 4] geeft aan dat APD nog een fatuur storneert van 17-01-2019
13- 03-2019 Reminder gestuurd
21-03-2019 [naam 6] en ik hebben een gesprek gehad met APD en wij hebben alles nogmaals
doorgenomen en wij hebben aangegeven alles nogmaals te bekijken. Ik heb een pakket mee
gekregen met de pakketten die volgens APD niet van hun zijn. Bijzonder is dat de pakketten die
volgens APD niet van hun zijn dezelfde opvolgende referentie nummers hebben als de
pakketten die wel van hun zijn.
27-03-2019 Ik ontvang nog een factuur waarvan APD aangeeft dubbele pakketnummers zijn
gefactureerd, (wat dus niet kan volgens ons eerdere onderzoek)
09-04-2019 Mail aan [naam 6] met mijn voorstel om uit coulance de pakketten waar geen referentie bij staat te
crediteren en de pakketten met referentie niet. Dit is akkoord bevonden door [naam 6] .
18-04-2019 Ik mail een vergaderverzoek naar APD. Afspraak komt uit op 15-05-2019
15-05-2019 Mare blijkt onze vergadering te zijn vergeten en is helaas niet aanwezig.
20-05-2019 Mail naar APD met ons voorstel. In het kort: wij zullen een credit opmaken voor de door hun
opgegeven pakketten zonder referentie en deze crediteren nadat de facturen zijn voldaan.
Dit aanbod is nog steeds van toepassing.
(…)”.
2.11.
Begin oktober 2019 heeft DPD de bezorging van de postpakketten gestaakt.
2.12.
Bij brief van 18 oktober 2019 heeft DPD APD in gebreke gesteld en aanspraak gemaakt op betaling van het openstaande factuurbedrag (€ 51.796,85), vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 56.621,91.
2.13.
Bij brief van 29 oktober 2019 schrijft ZWS Incasso namens APD aan DPD onder meer het volgende:
“(…)
Hierbij delen wij u mede dat wij, ZWS Incasso, in opdracht van onze opdrachtgever APD Almeerse
Pakket Dienst, de behandeling van uw betalingsachterstand in beheer hebben gekregen. Wij
verzoeken u deze brief aandachtig te lezen en te handelen naar de inhoud.
De vordering is als volgt opgebouwd:
Hoofdsom € 48.500,90
Rente € 871,69
Hoofsom + rente € 49.372,59
Incassokosten € 1.260,01
Totaal € 50.632,60
Te voldoen € 50.632,60
(…)
Factuurspecificatie:
Factuurnummer Datum Vervaldatum Bedrag
2019146 08-07-2019 08-08-2019 € 48.500,90”.
2.14.
Op 8 juli 2020 heeft DPD ten laste van APD conservatoir derdenbeslag gelegd.
2.15.
Op 13 november 2020 heeft DPD aan APD een creditfactuur gestuurd ten bedrage van € 3.204,43.

3..Het geschil

in conventie

3.1.
DPD vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, APD c.s. hoofdelijk veroordeelt om aan DPD een bedrag van € 59.938,82 te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over de hoofdsom vanaf 20 juli 2020 tot aan de dag van de volledige betaling, met veroordeling van APD c.s. in de kosten, beslagkosten en nakosten van het geding.
3.2.
DPD legt aan haar vordering, verkort weergegeven, ten grondslag dat APD c.s. toerekenbaar tekortgekomen is in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door de in rekening gebrachte facturen voor de door DPD verrichte vervoerswerkzaamheden onbetaald te laten.
3.3.
APD c.s. voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van DPD, met veroordeling van DPD, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na het te wijzen vonnis voor zover de proceskosten dan niet zijn voldaan, en de nakosten van het geding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
APD c.s. vordert, verkort weergegeven, dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
primair
- voor recht verklaart dat DPD toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de
overeenkomst;
- voor recht verklaart dat DPD gehouden is tot vergoeding van de schade die APD als
gevolg van de hiervoor genoemde tekortkoming lijdt, geleden heeft en in de toekomst nog zal lijden, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat en dient te worden vereffend volgens de wet;
subsidiair
- voor recht verklaart dat DPD toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de
overeenkomst als gevolg van de wijze waarop zij zich over de periode september 2018 tot en met januari 2019 van haar verbintenissen voortvloeiende uit de overeenkomst heeft gekweten;
- voor recht verklaart dat DPD misbruik van recht heeft gemaakt door begin oktober 2019
zonder nadere aankondiging aan APD haar dienstlevering aan APD te staken;
- voor recht verklaart dat DPD gehouden is tot vergoeding van de schade die APD als
gevolg van de hiervoor genoemde tekortkoming en het hiervoor genoemde misbruik heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat en dient te worden vereffend volgens de wet;
zowel primair als subsidiair
- DPD veroordeelt tot betaling aan APD van een bedrag van € 48.500,90 als voorschot op de
totale schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2019 tot aan het moment van de volledige betaling;
- DPD veroordeelt tot betaling aan APD van een bedrag van € 1.260,01 (exclusief BTW), te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis tot aan het moment van de volledige betaling;
- DPD veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf de vijftiende dag na het te wijzen vonnis voor zover DPD op die dag niet is overgegaan tot betaling van de proceskosten;
- DPD veroordeelt in de gebruikelijke nakosten.
3.6.
APD c.s. legt, verkort weergegeven, aan haar vordering ten grondslag dat APD schade heeft geleden als gevolg van het enerzijds ernstig toerekenbaar tekortkomen van DPD in de nakoming van de overeenkomst en anderzijds door begin oktober 2019 zonder enige aankondiging haar werkzaamheden te beëindigen waardoor APD haar belangrijkste cliënt verloor. Subsidiair stelt APD zich op het standpunt dat DPD misbruik van recht heeft gemaakt door zonder enige voorafgaande aankondiging van de ene op de andere dag geen pakketten meer te bezorgen, terwijl zij wist dat APD (mede) afhankelijk was van de postbezorging door DPD.
3.7.
DPD voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van APD c.s., met veroordeling van APD c.s., bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, in de kosten van de procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
De rechtbank is ingevolge het in artikel 6.2 van de overeenkomst opgenomen forumkeuzebeding bevoegd om van het geschil tussen partijen kennis te nemen.
4.2.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten waarbij DPD in opdracht van APD pakket- en vervoersdiensten uitvoert naar binnen- en buitenland.
De tussen partijen gesloten overeenkomst kwalificeert als een vervoerovereenkomst in de zin van artikel 8:1090 BW voor zover zij ziet op binnenlands pakketvervoer. Voor zover de overeenkomst betrekking heeft op internationaal pakketvervoer (‘grensoverschrijdend vervoer’), is daarop - ingevolge artikel 1 van het verdrag - de CMR dwingendrechtelijk van toepassing.
4.3.
DPD vordert nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen voor door haar uitgevoerde pakket- en vervoersdiensten.
APD c.s. betwist dat zij gehouden is tot betaling van de gevorderde factuurbedragen. APD c.s. voert in dit verband aan dat DPD toerekenbaar tekortgekomen is in de nakoming van de overeenkomst en dat afgesproken is dat APD de facturen niet behoefde te voldoen totdat DPD haar onderzoeksresultaten over de in de periode november 2018 tot en met januari 2019 gerezen problematiek aan APD zou hebben geopenbaard. Wegens het uitblijven van die onderzoeksresultaten en het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van de creditfactuur, kan APD c.s. niet verifiëren of de door DPD gevorderde betaling terecht is en zij gehouden is tot betaling van de gevorderde factuurbedragen. De vordering is daarom ook niet opeisbaar, aldus APD c.s.
Voor zover APD c.s. tot betaling gehouden mocht zijn, beroept zij zich op verrekening met de door haar geleden schade als gevolg van de wanprestatie en de onaangekondigde beëindiging door DPD van de werkzaamheden. Het beroep op het contractuele verbod op opschorting en verrekening is volgens APD c.s. naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, althans de bepalingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden zijn onredelijk bezwarend en dus vernietigbaar.
4.4.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat DPD bij haar facturen een uitgebreid en gedetailleerd overzicht heeft verstrekt, voorzien van onder meer pakketnummers, verzenddata, referentienummers en bestemmingen, aangegeven met land en postcode.
DPD heeft dan ook een (deugdelijke) onderbouwing gegeven van de door haar verrichte werkzaamheden.
APD c.s. verwijt DPD dat pakketten zoek raakten/niet werden bezorgd, er dubbele kosten in rekening werden gebracht bij retourzendingen, pakketten in de systemen van DPD op ‘onderweg’ bleven staan waardoor onduidelijk was waar het pakket zich bevond en of het afgeleverd was, pakketten dubbel werden gefactureerd en DPD - in strijd met haar eigen beleid - dezelfde referentienummers binnen zes maanden opnieuw heeft toegekend waardoor pakketten zijn zoekgeraakt, verkeerd zijn bezorgd en/of retour zijn gezonden.
Vaststaat dat DPD naar aanleiding van de door APD geuite klachten onderzoek heeft gedaan en [naam 1] haar bevindingen op 20 mei 2019 heeft teruggekoppeld. Of en, zo ja, in hoeverre er na die uitleg door DPD nog sprake is geweest van niet-afgeleverde pakketten heeft APD niet nader toegelicht of inzichtelijk gemaakt.
4.5.
Uit de toelichting door DPD in de e-mail van 20 mei 2019 en ook in de nadien - in het e-mailbericht van 2 oktober 2019 van Jagroep (DPD) opgesomde ‘resumé’ volgt dat de klachten zijn onderzocht en gebleken is dat ten onrechte pakketten in het systeem op ‘onderweg’ bleven staan, terwijl zij wel waren afgeleverd. Ook is een - de rechtbank aannemelijk voorkomende - verklaring gegeven voor het voorkomen van dezelfde getallenreeksen (‘referentienummers’) en is niet gebleken dat hierdoor - zoals APD stelt maar verder niet onderbouwt - dubbel of driedubbel zou zijn gefactureerd. In dit verband is ook gewezen op de verschillende postcodes waarnaar de betreffende pakketten zijn gestuurd. Daarnaast blijkt een deel van de pakketten voorzien te zijn geweest van een - niet door DPD aangebrachte - onjuiste adressering, waardoor aflevering uitbleef.
4.6.
Nu APD c.s. niet concretiseert en aantoont ten aanzien van welke opdrachten DPD niet de door haar gefactureerde pakketdiensten daadwerkelijk heeft verricht en waarom de door DPD gegeven verklaring niet afdoende is, zal de rechtbank - als onvoldoende onderbouwd - hieraan voorbij gaan. Het ligt immers op de weg van APD c.s. om haar verweer dat DPD toerekenbaar tekortgekomen is gemotiveerd te onderbouwen en aan te geven waarom de door DPD gegeven uitleg en constateringen nog steeds tot de conclusie leiden dat DPD geen aanspraak kan maken op de door haar aan APD gefactureerde bedragen. Het integraal overleggen van alle door APD ontvangen klachten over de periode september 2018 - januari 2019, zonder enige toelichting in hoeverre de door DPD gegeven uitleg niet aansluit op de klacht, is daartoe ontoereikend. Daar komt bij dat uit de correspondentie ook niet blijkt dat APD tegen DPD haar bezwaren heeft geuit tegen de uitkomst van het onderzoek en de door DPD daaruit getrokken conclusies, anders dan dat zij verzoekt om de volledige onderzoeksresultaten.
Bovendien lijkt uit de toelichting ter comparitie te volgen dat het verweer van APD c.s. zich met name richt op het niet deugdelijk hebben uitgevoerd van de werkzaamheden als gevolg waarvan dubbele verzendkosten ontstonden. Dat de gefactureerde werkzaamheden door DPD zijn verricht, heeft APD c.s. - gelet op het hiervoor overwogene - onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat APD c.s. de daarvoor overeengekomen vergoeding (vracht) verschuldigd is.
Opschorting en verrekening
4.7.
Vaststaat dat zowel in de overeenkomst als in de algemene voorwaarden is bepaald dat een beroep op opschorting en verrekening is uitgesloten. APD c.s. stelt zich echter op het standpunt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat DPD een beroep doet op het verbod op verrekening en opschorting. APD c.s. voert in dit kader aan dat APD met omvangrijke problemen te kampen heeft die veroorzaakt zijn en uitgezocht zouden worden door DPD, zodat het vorderen van algehele betaling door DPD onder de gegeven omstandigheden onredelijk bezwarend is. Ook stelt APD c.s. dat sprake is van verstoring van het evenwicht tussen partijen, nu DPD - zonder concreet te hoeven onderbouwen dat zij pakketten daadwerkelijk heeft verzonden of zonder dat zij hoeft aan te tonen wat de oorzaak is van de klachten - betaling bij APD kan afdwingen. Volgens APD c.s. is opschorting van haar verplichtingen de enige wijze waarop zij DPD kan bewegen om inzicht te verschaffen, terwijl zij op grond van verrekening relatief eenvoudig in staat is om haar schade te verhalen.
4.8.
Voor een geslaagd beroep op 6:248 lid 2 BW dient toepassing van het tussen partijen overeengekomen contractuele beding - gelet op de omstandigheden van het geval - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te zijn. Of de redelijkheid en billijkheid aan een beroep op het beding in de weg staan hangt af van tal van omstandigheden, zoals onder meer de aard en inhoud van de overeenkomst, de maatschappelijke positie van partijen en hun onderlinge verhouding, de wijze waarop het beding tot stand is gekomen en de mate waarin de wederpartij zich van de strekking van het beding bewust is geweest. Volgens vaste jurisprudentie dient bij de toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW de nodige terughoudendheid te worden betracht.
4.9.
De enkele omstandigheid dat APD c.s. door middel van verrekening en opschorting van haar betalingsverplichtingen een ‘stok achter de deur heeft’ die zij anders niet zou hebben, is ontoereikend voor het oordeel dat een beroep door DPD op het verbod op verrekening en opschorting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ook het enkele feit dat over de bedingen niet expliciet is onderhandeld maakt een beroep daarop niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daarbij dient mede in aanmerking te worden genomen dat het APD c.s. ook vrij stond en staat om zelf een vordering jegens DPD in te stellen. Reeds daarom kan van het ‘onaanvaardbaar’ zijn van het handhaven van het verrekenings- en opschortingsverbod geen sprake zijn. Het verweer faalt derhalve.
4.10.
APD c.s. heeft vervolgens ten verwere aangevoerd dat partijen in afwijking van de geldende contractuele bepalingen een aanvullende mondelinge afspraak hebben gemaakt krachtens welke APD de betaling mocht opschorten in afwachting van het resultaat van het onderzoek van DPD.
4.11.
Anders dan APD c.s. stelt is voor deze stellingname - die door DPD gemotiveerd is betwist - geen steun te vinden in de overgelegde stukken. Noch uit de eigen stukken van APD noch uit de stukken van DPD blijkt van het bestaan van een dergelijke afwijkende afspraak. Er wordt nergens gerefereerd aan de gemaakte afspraak en er wordt evenmin naar deze afspraak gehandeld. APD heeft haar stelling dan ook onvoldoende gemotiveerd onderbouwd, zodat de rechtbank niet aan bewijslevering toekomt.
kosten en rente
4.12.
De slotsom luidt dat de vordering tot betaling van de openstaande facturen zal worden toegewezen.
In het door DPD gevorderde bedrag van € 59.938,82 zit naast een bedrag van € 51.796,85 aan hoofdsom (bestaande uit openstaande factuurbedragen), een bedrag van € 6.849,- aan wettelijke handelsrente tot 20 juli 2020 en een bedrag van € 1.292,97 aan buitengerechte-lijke kosten begrepen.
Nu APD c.s. geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de verschuldigdheid of de hoogte van de buitengerechtelijke kosten zullen deze, als niet weersproken, eveneens worden toegewezen.
Wat betreft de wettelijke handelsrente heeft APD c.s. aangevoerd dat onduidelijk is op welke wijze DPD de wettelijke handelsrente heeft berekend. Nu niet in geschil is dat de wettelijke handelsrente verschuldigd is over de openstaande factuurbedragen en DPD geen renteberekening heeft overgelegd, zal de rechtbank de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf 30 dagen na de factuurdata. Dit resulteert in toewijzing van de wettelijke handelsrente vanaf 16 november 2018 over het op 17 oktober 2018 gefactureerde bedrag van € 27.694,60 en in toewijzing van de wettelijke handelsrente vanaf 16 februari 2019 over het op 17 januari 2019 gefactureerde bedrag van € 24.102,25.
De door DPD gevorderde wettelijke handelsrente is slechts toewijsbaar over de hoofdsom van € 51.796,85 (bestaande uit de openstaande factuurbedragen) en niet - zoals APD c.s. terecht heeft aangevoerd - over de buitengerechtelijke kosten. Nu DPD bovendien niet gesteld heeft of en zo ja, wanneer zij de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk heeft betaald, zal over de buitengerechtelijke kosten de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
4.13.
APD c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder begrepen de beslagkosten, tot op heden aan de zijde van DPD bepaald op € 2.042,- aan vastrecht, op € 417,19 aan overige verschotten en op € 3.342,- (3 punten à tarief IV) aan salaris voor de advocaat.
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.15.
APD c.s. stelt dat zij schade heeft geleden als gevolg van het toerekenbaar tekortkomen van DPD in de nakoming van de overeenkomst en het zonder aankondiging beëindigen van de vervoerswerkzaamheden. Subsidiair stelt APD c.s. dat DPD misbruik van recht heeft gemaakt door zonder enige voorafgaande aankondiging van de ene op de andere dag geen pakketten meer te bezorgen, terwijl zij wist dat APD (mede) afhankelijk was van de pakketbezorging door DPD.
APD c.s. stelt dat als gevolg van de handelswijze van DPD haar grootste klant Beauty & Trends B.V. het contract met APD heeft beëindigd en is overgestapt naar concurrent Post NL waardoor zij schade heeft geleden, bestaande uit gederfde winst. De gederfde winst bedraagt volgens APD c.s. tot en met 8 juli 2019 in totaal € 48.500,90 - welk bedrag als voorschotbetaling wordt gevorderd - en dient nog te worden vermeerderd met de hierover lopende rente en buitengerechtelijke kosten van € 1.260,01.
4.16.
DPD betwist zowel de verschuldigdheid als de hoogte van de vordering. DPD voert - kort gezegd - aan dat de vordering is verjaard. Daarnaast wijst DPD erop dat aansprakelijkheid voor de gestelde (gevolg)schade van het verlies van een klant in artikel 9.3 van de overeengekomen voorwaarden is uitgesloten en er in de wet een limitering van de schade bij vervoersovereenkomsten is opgenomen (in artikel 8:1105 BW). DPD voert verder aan dat zij nooit in verzuim is komen te verkeren, nu zij tijdens de uitvoering van de dienstverlening geen ingebrekestelling heeft ontvangen, zodat ook daarom de vordering moet worden afgewezen.
Bovendien voert DPD aan dat zij wegens het uitblijven van betaling van de openstaande facturen van 17 oktober 2018 en 17 januari 2019 gerechtigd was om haar werkzaamheden op te schorten tot betaling van APD was verkregen.
4.17.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
APD c.s. maakt aanspraak op vergoeding van de door haar gederfde winst.
Nog daargelaten dat vergoeding van gevolgschade zowel contractueel als wettelijk - ingevolge artikelen 8:1103 BW en 23 lid 4 CMR - is uitgesloten bij vervoerovereenkomsten, geldt dat deze vordering is verjaard. Zowel voor het nationaal vervoer (ingevolge artikel 8:1711 BW) als voor het internationaal vervoer (ingevolge artikel 31 lid 1 CMR) geldt dat een op een vervoerovereenkomst gegronde vordering verjaart door verloop van één jaar.
Voor zover APD c.s. haar vordering grondt op het gestelde toerekenbaar tekortkomen in de vervoerovereenkomsten gedurende de periode september 2019 - januari 2019 geldt dat de verjaring van de vordering van APD c.s. in ieder geval weer is gaan lopen, toen DPD laatstelijk bij e-mail van 2 oktober 2019 de schadeclaim van APD duidelijk heeft afgewezen. Nu vaststaat dat APD c.s. haar vordering bij eis in reconventie pas op 4 november 2020 heeft ingesteld en niet gebleken is dat de verjaringstermijn in de tussenliggende periode is gestuit of geschorst, is de vordering verjaard.
4.18.
Ook voor zover APD c.s. haar vordering grondt op het niet meer uitvoeren van de vervoerovereenkomst door DPD is dit niet anders. In geval van een rechtsvordering terzake van schade geleden door opzegging of door voortijdige beëindiging van de vervoer-overeenkomst zonder opzegging, vangt de termijn aan de dag volgende op de dag dat de overeenkomst eindigt. Uit het debat van partijen volgt dat DPD begin oktober 2019 haar vervoerswerkzaamheden heeft gestaakt, zodat ook in dit geval de vordering reeds was verjaard voordat APD c.s. deze op 4 november 2020 bij conclusie van eis in reconventie aanhangig maakte.
Afgezien daarvan ontbreekt ook de feitelijke grondslag voor de vordering. Zoals hiervoor in conventie is overwogen, was APD gehouden om de openstaande facturen te betalen en verkeerde zij in verzuim, zodat DPD bij het uitblijven van die betaling gerechtigd was om haar vervoerwerkzaamheden op te schorten op grond van artikel 6:52 BW. Van het toerekenbaar tekortkomen van DPD danwel misbruik van recht maken, is dan ook geen sprake geweest.
Uit hetgeen in conventie en in reconventie is overwogen volgt dat de - zowel primair als subsidiair - gevorderde verklaringen voor recht dan ook niet toewijsbaar zijn, evenmin als de gevorderde schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten.
4.19.
APD c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van DPD bepaald op € 1.114,- (1 punt x tarief IV) aan salaris voor de advocaat.

5..De beslissing

De rechtbank
in conventie
veroordeelt APD c.s. om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan DPD te betalen een bedrag van € 51.796,85, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 16 november 2018 tot aan de dag van de volledige betaling over een bedrag van € 27.694,60 en vanaf 16 februari 2019 tot aan de dag van de volledige betaling over een bedrag van € 24.102,25;
veroordeelt APD c.s. om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan DPD te betalen een bedrag van € 1.292,97 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
veroordeelt APD c.s. in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van DPD bepaald op € 2.042,- aan vastrecht, op € 417,19 aan overige verschotten en op € 3.342,- aan salaris voor de advocaat;
veroordeelt APD c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,- aan salaris voor de advocaat, te vermeerderen onder de voorwaarde dat APD c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
verklaart dit vonnis, wat de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vordering af;
veroordeelt APD c.s. in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van DPD bepaald op nihil aan verschotten en op € 1.114,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart dit vonnis, wat de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021.
1182/2054