ECLI:NL:RBROT:2021:8995

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
C/10/602548 / HA ZA 20-801
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van goederen na echtscheiding met betrekking tot huwelijksvermogensrecht en bewindvoering

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2021, betreft het een geschil over de verdeling van goederen na echtscheiding tussen een man en een vrouw. De man staat onder bewind, en zijn bewindvoerder is betrokken in de procedure. De partijen zijn op 8 augustus 2002 in Turkije gehuwd en hebben in 2008 samen een woning gekocht, die bezwaard is met een hypotheek. De echtscheiding is uitgesproken op 14 november 2014, en sindsdien woont de vrouw met hun twee minderjarige kinderen in de woning. De man heeft een voorstel gedaan voor verdeling, maar de vrouw heeft dit voorstel niet aanvaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Nederlands huwelijksvermogensrecht van toepassing is, ondanks eerdere uitspraken die Turks recht toepasten. De rechtbank heeft de man geen recht gegeven op de overwaarde van de woning, omdat hij schriftelijk afstand heeft gedaan van zijn aanspraken. De woning is aan de vrouw toegewezen, met de verplichting om de hypothecaire lening voor haar rekening te nemen en de man te ontslaan uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank heeft ook de inboedel aan de vrouw toegewezen en de vorderingen van de vrouw in reconventie deels toegewezen, waarbij de man niet hoefde bij te dragen aan bepaalde schulden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/602548 / HA ZA 20-801
Vonnis van 8 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN RIJN BEWIND B.V Q.Q.,
gevestigd te ‘s-Gravendeel,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M. Ahmadi te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de bewindvoerder (als de formele partij), de man (als de materiële partij) en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties,
  • de akte eisvermeerdering in reconventie, met producties (brief van de vrouw van 22 maart 2021),
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 april 2021,
  • het bericht van de advocaat van de man dat zij zich mede namens de bewindvoerder stelt (nadat tijdens zitting was gebleken dat de goederen van de man onder bewind zijn gesteld),
  • de akte na comparitie en overleggen nadere producties, van de vrouw,
  • de akte uitlaten toepasselijk recht alsmede akte vermeerdering van eis c.q. wijziging van eis, van de man, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Partijen zijn gehuwd op 8 augustus 2002.
2.2.
Partijen hebben in 2008 samen een woning gekocht op het adres [adres]. De woning is bezwaard met een hypotheek, verleend voor een door partijen afgesloten geldlening, voor de aflossing waarvan partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn.
2.3.
Bij beschikking van 14 november 2014 van de rechtbank Rotterdam is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 12 maart 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In de echtscheidingsbeschikking:
- staat dat het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend op 29 april 2014;
- is geoordeeld dat Turks huwelijksvermogensrecht toepasselijk is;
- zijn partijen veroordeeld tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap ten overstaan van een notaris.
2.4.
Sinds de echtscheiding woont de vrouw, met de twee thans nog minderjarige kinderen van partijen, in de woning. De man woont/verblijft sindsdien elders.
2.5.
De kantonrechter te Rotterdam heeft op 15 juli 2020 een bewind ingesteld over de goederen van de man.
2.6.
Op 16 juli 2020 heeft de advocaat van de man een brief naar de vrouw verzonden met een verdelingsvoorstel. De vrouw heeft dit voorstel niet aanvaard.

3..De vorderingen in conventie en reconventie

3.1.
De man vordert in conventie bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad (voordat hij zijn eis vermeerderde):
I. de verdeling vast te stellen zoals uiteengezet onder punt 5 t/m 9 (
van zijn dagvaarding);
II. aan de man vervangende toestemming te verlenen die handelingen te verrichten die
nodig zijn om een zo spoedig mogelijke verkoop, levering en overdracht van de
woning gelegen aan de [adres], waarbij de vervangende toestemming van de rechtbank in de plaats treedt van de toestemming of medewerking van de vrouw, alsmede dat de uitspraak in de plaats van de akte of een deel daarvan zal treden ex artikel 3:300 BW;
III. kosten rechtens.
3.2.
De vrouw voert deels verweer in conventie. De vrouw stemt (wel) in met de vordering van de man ter zake van de inboedel. In reconventie vordert de vrouw (voordat zij haar eis vermeerderde):
- te bepalen dat beide partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de schulden, die geregistreerd staan bij de 'Stichting BKR', en te bepalen dat de man de helft van de totale schuld, zijnde een bedrag van € 3.501,50, binnen 8 dagen na heden, aan de vrouw dient te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening.
- de man te veroordelen om een bedrag van € 4.018,56, ter zake de achterstallige kinderalimentatie, binnen 8 dagen na heden, aan de vrouw te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
- de man te veroordelen om, ter zake de aflossing van de huwelijkse schulden, de helft van schulden ad € 16.141,51,- binnen 8 dagen na heden aan de vrouw te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening.
- te bepalen dat aan de vrouw de woning aan de [adres] wordt toegedeeld tegen de WOZ-waarde 2019, onder de verplichting de hypothecaire geldlening geheel voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen, en de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening en dat een eventuele overwaarde geheel aan de vrouw toekomt;
- te bepalen dat, in het geval de man niet zal meewerken aan de verkoop en levering van de woning, gelegen aan de [adres], dit vonnis, op grond van artikel 3:300 lid 2 BW, in de plaats zal treden van de vereiste medewerking van de man aan verkoop en levering van de woning aan de koper en dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als in een wettige vorm opgemaakte notariële akte tot eigendomsoverdracht van het aandeel van de man in de woning, gelegen te [adres], welk vonnis voor inschrijving vatbaar is in de daartoe bestemde openbare registers;
- te bepalen dat de kosten van het notariële transport voor rekening van beide partijen komen.

4..De beoordeling

4.1.
De rechtbank heeft partijen op de mondelinge behandeling aangezegd zich nader uit te laten over de vraag welk huwelijksvermogensrecht toepasselijk is, Turks recht of Nederlands recht. In vervolg daarop is de rechtbank van oordeel dat Nederlands huwelijksvermogensrecht toepasselijk is, dit op grond van artikel 7 lid 3 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978, want:
- partijen zijn gehuwd op 8 augustus 2002 in Turkije,
- partijen hadden toen de Turkse nationaliteit gemeenschappelijk,
- na het huwelijk is de vrouw direct teruggekeerd naar Nederland,
- de man heeft zich (pas) 5 maart 2003 bij de vrouw in Nederland gevoegd,
- dat is meer dan zes maanden na het huwelijk, zodat partijen geen eerste huwelijksdomicilie hadden.
4.2.
Aan het oordeel doet niet af dat in de echtscheidingsbeschikking staat dat Turks huwelijksvermogensrecht toepasselijk is. Beide partijen nemen in de onderhavige procedure het standpunt in dat Nederlands huwelijksvermogensrecht toepasselijk is. Dit impliceert dat partijen geen beroep doen op het gezag van gewijsde van de echtscheidingsbeschikking. Gezag van gewijsde mag niet ambtshalve worden toegepast (artikel 236 lid 3 Rv).
4.3.
De man heeft in zijn meest recente akte zijn eis vermeerderd. De rechtbank acht deze eisvermeerdering ambtshalve in strijd met de goede procesorde, zodat deze wordt geweigerd. De zitting had al plaatsgevonden toen de man zijn eis vermeerderde. En de procedure was toen al vertraagd omdat aan de zijde van de man niet was onderkend dat zijn goederen onder bewind staan, waarna de rechtbank de man in de gelegenheid heeft gesteld de bewindvoerder alsnog in de procedure te betrekken. De rechtbank heeft, zo nodig ambtshalve, te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure. Bovendien blijkt uit de overgelegde producties wel dat de betreffende aanslagen aan de man zijn opgelegd maar voorshands niet dat de man deze ook heeft betaald. Uit de door de man overgelegde e-mail van de vrouw blijkt ook niet dat de vrouw niet genegen zou zijn om deze aanslagen te voldoen. Ten slotte is van belang dat de vrouw nog niet heeft kunnen reageren op de eisvermeerdering van de man, die (pas) is ingesteld in zijn antwoordakte na de zitting, zodat anders hoor en wederhoor zou worden geschonden.
Er zal dus recht worden gedaan op de oorspronkelijke vorderingen van de man, zoals geformuleerd in de dagvaarding. Deze vorderingen zullen als eerste worden beoordeeld. Vervolgens zullen de (resterende) tegenvorderingen van de vrouw beoordeeld worden.
de woning
4.4.
De man vordert toedeling van de woning aan de vrouw, indien zij de woning zelfstandig kan financieren en de man kan laten ontheffen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid. En anders moet de woning verkocht worden aan een derde, de opbrengst te delen bij helfte, aldus de man.
4.5.
De vrouw voert verweer. De vrouw beroept zich op een schriftelijke verklaring van de man, waarin staat dat hij afstand doet van zijn aanspraken op de (overwaarde van de) gemeenschappelijke woning. De vrouw vordert dat de woning aan haar wordt toegedeeld.
4.6.
De rechtbank plaatst voorop dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de woning. Als zodanig zijn zij deelgenoten in een gemeenschap. Indien de deelgenoten geen overeenstemming over de verdeling van een gemeenschap kunnen bereiken kan de rechter de verdeling daarvan op de voet van art. 3:185 lid 1 BW vaststellen. Daarbij dient, zoals in dat artikel is bepaald, naar billijkheid rekening te worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang. De rechter die de verdeling vaststelt, geniet een mate van vrijheid en is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben gevorderd en hij behoeft niet expliciet in te gaan op hetgeen partijen aanvoeren. (HR 17 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2631).
4.7.
Het verweer van de vrouw slaagt. Ter zitting heeft de man erkend dat hij inderdaad schriftelijk afstand heeft gedaan van de overwaarde. De man gaf aan dat hij dit heeft gedaan omdat hij weet dat de vrouw veel gemeenschappelijke schulden heeft afgelost en zij volledig de zorg voor de kinderen op zich heeft genomen, man wilde de vrouw daarom tegemoet komen. De schriftelijke verklaring van de man dateert van 27 augustus 2018. Toen waren de goederen van de man nog niet onder bewind gesteld. Het stond de man daarom in beginsel vrij om deze verklaring op te stellen. De bewindvoerder heeft geen feiten en/of omstandigheden gesteld die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat de verklaring toch geen werking zou mogen toekomen. Conclusie is daarom dat de man geen recht heeft op de helft van de overwaarde van de woning.
4.8.
De rechtbank zal daarom de woning aan de vrouw toedelen zonder verrekening van de overwaarde. De rechtbank zal de vrouw gelasten om de bank te verzoeken om de man te laten ontslaan uit hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. De vrouw zal een termijn van vier jaar worden gegund om dit ontslag te bewerkstelligen. Bij het bepalen van de lengte van deze termijn weegt de rechtbank het volgende mee:
- niemand behoeft in een onverdeelde gemeenschap te blijven zitten. Dat geldt ook voor gemeenschappelijke schulden. De man mag niet altijd hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de hypothecaire geldlening.
- het is door de man erkend, dat de vrouw in grote mate heeft afgelost, en nog steeds aflost, op huwelijkse schulden. De vrouw, op wier salaris jarenlang beslag was gelegd, moe(s)t kennelijk alle zeilen bijzetten om uit de schulden te geraken en daarnaast de kosten van haar en de twee kinderen van partijen te dragen. Dat blijkt genoegzaam uit de schriftelijke verklaring die de vrouw zelf heeft opgesteld over deze kwestie (haar productie 14).
- de twee kinderen van partijen, geboren in 2007 en 2009, wonen bij de vrouw.
4.9.
De rechtbank zal bepalen dat onderhavig vonnis, zo nodig, in de plaats zal treden van de rechtshandelingen die de man moet verrichten om tot toedeling van de woning aan de vrouw te komen. Voor zover de vrouw beoogt te vorderen dat het vonnis de notariële akte zelf vervangt, zal dat worden afgewezen. De rechtbank acht de tussenkomst door een notaris wenselijk, gelet op diens specifieke deskundigheid.
4.10.
Mocht de vrouw er niet in slagen om de man binnen vier jaar te laten ontslaan uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid, dan zal de woning alsnog verkocht moeten worden aan een derde. Ook dan blijft echter het oordeel gelden dat alleen de vrouw recht heeft op de (eventuele) overwaarde van de woning, want de man heeft daarvan - onvoorwaardelijk - afstand gedaan. Overigens lijkt uit productie 14 van de vrouw te volgen dat de woning gekocht is van een woningcorporatie en dat de woning slechts (terug) verkocht mag worden aan deze woningcorporatie. Dit maakt echter voor de te nemen beslissing niet uit.
inboedel
4.11.
De man stelt dat de inboedel van de woning aan de vrouw kan worden toebedeeld. De vrouw stemt daarmee in. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
4.12.
Dan wordt toegekomen aan de vorderingen in reconventie (voor zover daarover al niet in reconventie is beslist).
schulden geregistreerd bij Stichting BKR
4.13.
Het (enige) verweer van de man luidt dat hij niet hoeft bij te dragen aan deze gemeenschapsschulden omdat hij sinds juli 2013 bij een kennis heeft moeten verblijven en dat hij zijn bijdrage in de desbetreffende gezamenlijke kosten aan die kennis heeft betaald. Dit verweer (“de man heeft ook eigen lasten”) slaagt. In beginsel moet de man, als mede-eigenaar, voor de helft bijdragen aan de eigenaarslasten van de woning van partijen. Daar staat tegenover dat de man recht heeft op een gebruiksvergoeding omdat hij het genot van de gemeenschappelijke woning heeft moeten missen. De rechtbank begroot die vordering op gelijke hoogte als zijn aandeel in de
eigenaarslasten. En dan heeft de vrouw per saldo niets te vorderen. Voor zover de vrouw
gebruikerslastenvan de woning vordert is de man niet gehouden om daaraan bij te dragen want dat zijn geen gemeenschappelijke schulden, tenzij zij nog dateren uit de periode voorafgaand aan de ontbinding van de huwelijksgemeenschap. De gemeenschap is ontbonden op 29 april 2014, als datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding.
4.14.
Het is niet duidelijk welk deel van deze vordering van de vrouw betrekking heeft op eigenaars- en gebruikerslasten van de woning. De rechtbank zal de vrouw gelasten een nadere akte te nemen waarin zij uitlegt welk deel van haar geldvordering haar woonlasten betreft. Dat deel van de vordering zal worden afgewezen, tenzij zij nog dateren uit de periode dat de huwelijksgemeenschap nog niet was ontbonden. Over die eerdere periode heeft de man geen verrekeningsrecht.
4.15.
Voor het overige zal wel reeds thans beslist worden op het gevorderde. De rechtbank acht het wenselijk dat de verdeling zo veel mogelijk zo spoedig mogelijk wordt afgewikkeld.
betaling achterstallige kinderalimentatie
4.16.
De rechtbank zal deze vordering afwijzen. De vrouw heeft geen rechtens te respecteren belang bij deze vordering. De vrouw beschikt al over een executoriale titel, namelijk de beschikking van de familiekamer waarbij deze alimentatie aan haar is toegewezen. Indien en voorzover de man de opgelegde kinderalimentatie niet betaalt, kan de vrouw desgewenst executiemaatregelen treffen (reeds) op basis van die beschikking (of de man verhaal biedt, is een andere vraag).
overige huwelijkse schulden
4.17.
De rechtbank zal deze vordering deels toewijzen. De rechtbank neemt daartoe haar oordeel ten aanzien de post
schulden geregistreerd bij BKRhier over. Ook hier zal de vrouw in de nadere akte moeten uitleggen welk deel van haar vordering haar woonlasten betreft.
eisvermeerdering vrouw
4.18.
De rechtbank acht deze eisvermeerdering, die is ingesteld voorafgaand aan de zitting, niet in strijd met de goede procesorde, zodat deze wordt toegestaan. De vordering zal echter grotendeels worden afgewezen, nu het blijkens de onderbouwing van de vrouw grotendeels lijkt te gaan om woonlasten uit de periode vanaf 29 april 2014. Maar de vrouw mag ook hier desgewenst nog in een nadere akte uitleggen welk deel nog wel betrekking heeft op de voorafgaande periode en dus nog wel huwelijkse schulden zijn, zonder dat de man een verrekeningsrecht toekomt omdat hij het gebruiksgenot van de woning heeft moeten missen.
uitvoerbaar bij voorraad
4.19.
De rechtbank zal het vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De rechtbank acht het belang van de vrouw dat daarmee is gediend zwaarder wegen dan het tegenovergestelde belang van de man.
4.20.
De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
deelt de gemeenschappelijke inboedelgoederen aan de vrouw toe, zonder verplichting van de vrouw tot verrekening van de waarde met de man,
5.2.
verwijst de zaak naar de schriftelijke rolzitting van
6 oktober 2021voor het nemen van een nadere akte waarin de vrouw uitlegt wat er resteert van haar geldvorderingen na aftrek van haar woonlasten (zowel gebruikers- als eigenaarslasten), behalve dan de woonlasten die nog dateren uit de periode van vóór 29 april 2014,
5.3.
verwijst de zaak naar de schriftelijke rolzitting van
3 november 2021voor het nemen van een antwoordakte door de man,
5.4.
deelt aan de vrouw de woning aan de [adres] toe, gelast de vrouw de hypothecaire geldlening geheel voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen, gelast de vrouw de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldlening binnen een termijn van vier jaar vanaf de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan de rechtbank partijen gelast tot verkoop van de woning aan een derde, en bepaalt dat een eventuele overwaarde van de woning geheel aan de vrouw toekomt,
5.5.
bepaalt dat, in het geval de man niet zal meewerken aan de toedeling aan de vrouw van de woning, gelegen aan de [adres], dit vonnis, op grond van art 3:300 lid 2 BW, in de plaats treedt van de door de man in dit verband te verrichten rechtshandelingen,
5.6.
bepaalt dat de kosten van het notariële transport voor rekening van beide partijen komen, ieder de helft,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021. [1]

Voetnoten

1.[2517/2294]