Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
,
1..De procedure
- de dagvaarding van 24 juni 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brief van de rechtbank van 13 januari 2021, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
- de brief van de rechtbank aan partijen van 12 maart 2021, met zittingsagenda;
- de fax van [eiser] van 25 maart 2021, met productie;
- de fax van [gedaagde] van 26 maart 2021, met een reactie op de zittingsagenda van de rechtbank en de brief van [eiser] ;
- de brief van de rechtbank aan partijen van 29 maart 2021;
- de fax van de rechtbank aan partijen van 31 maart 2021;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] ten behoeve van de mondelinge behandeling,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 april 2021.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
3..Het geschil
- afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de volledige kosten van het geding waaronder de kosten van het deskundigenrapport en de advocaatkosten de voet van artikel 1019h Rv;
4..De beoordeling
De wisselende verklaringen van [gedaagde] , het feit dat er niet van kan worden uit gegaan dat zij haar administratie heeft gecontroleerd, terwijl het niet aannemelijk is dat de enige twee inbreukmakende exemplaren door de deurwaarder zijn gekocht, leiden ertoe dat de rechtbank de opgave van [gedaagde] als niet betrouwbaar beschouwt. De eventuele nadelige gevolgen daarvan komen voor risico van [gedaagde] .
had, zoals in de hoofdprocedure is vastgesteld, een auteursrecht met betrekking tot deze films. Hij had dit recht te gelde willen maken door dvd’s met deze films te gaan verkopen. Daarvoor stond hij kennelijk in de startblokken. Hij is daarin gefrustreerd doordat de markt werd overspoeld door inbreuk, waaronder de inbreuk van [gedaagde] . Dit betekent dat [gedaagde] er mede aan heeft bijgedragen dat [eiser] werd gefrustreerd in zijn mogelijkheden tot exploitatie van de door hem verkregen rechten en daarmee tot verwerving van inkomsten. Daarmee staat het causaal verband voldoende vast. Dat [gedaagde] zou zijn gestopt met het inkopen van dvd’s bij [eiser] omdat hij geflopte films leverde – zoals zij nog heeft aangevoerd – doet niet aan af aan dit oordeel.
zouhebben in de hypothetische situatie dat [gedaagde] geen inbreuk had gemaakt. Als de omvang niet nauwkeurig kan worden begroot, wordt zij geschat (artikel 6:97 BW). Daarbij moeten in beginsel alle omstandigheden van dit concrete geval in acht worden genomen. Dit leidt tot de volgende overwegingen.
maximaleinkomstenschade - dan ook niet toewijsbaar.
€ 76,00.
[gedaagde] moet deze schade aan [eiser] vergoeden.
Een andere wettelijke grondslag voor vergoeding van deze kosten ontbreekt. Artikel 6:96 lid 2 BW biedt geen grondslag. De daar bedoelde kosten kunnen slechts worden gevorderd als zij zijn gemaakt als gevolg van gedragingen waarvoor de wederpartij aansprakelijkheid draagt, waaronder niet begrepen de enkele omstandigheid dat de wederpartij een vordering in rechte heeft ingesteld.