ECLI:NL:RBROT:2021:8974

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
9239176 CV EXPL 21-18397
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van resterende koopsom in het kader van een gecombineerde overeenkomst van opdracht en koopovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, handelende onder de naam [handelsnaam], en een gedaagde, die meubels en huishoudelijke accessoires had gekocht van eiseres. De eiseres vorderde betaling van een resterend bedrag van € 2.358,78, dat voortkwam uit een koopovereenkomst die op 18 februari 2020 was gesloten. De gedaagde had al een deel van de koopsom betaald, maar voerde als verweer aan dat zij gedwaald had bij de totstandkoming van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat er sprake was van dwaling en dat de vordering van eiseres toewijsbaar was. De rechter wees de gedaagde ook in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9239176 CV EXPL 21-18397
uitspraak: 24 september 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres] ,handelende onder de naam [handelsnaam ] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.A. Kaatee,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: [naam] ,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 3 mei 2021, met producties;
de conclusie van antwoord;
de aanvullende producties van [eiseres] ;
het tussenvonnis van 12 juli 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2021.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Partijen hebben op 18 februari 2020 een koopovereenkomst gesloten waarbij [gedaagde] meubels en huishoudelijke accessoires heeft gekocht van [eiseres] voor een bedrag van € 5.050,54.
2.2
De koop betreft – voor zover van belang in deze procedure – de volgende producten:

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 2.358,78 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde] is haar verbintenis uit de koopovereenkomst om de koopprijs aan [eiseres] te betalen niet (volledig) nagekomen. Het oorspronkelijke bedrag van € 5.408,78 is gebaseerd op € 5.050,54 aan hoofdsom, € 300,18 aan buitengerechtelijke kosten en € 58,16 aan vervallen rente. Hiervan heeft [gedaagde] al een bedrag van € 3.050,- betaald, zodat het bedrag van € 2.358,78 resteert.
3.3
[gedaagde] betwist de vordering van [eiseres] niet, maar voert als verweer het volgende aan. [gedaagde] heeft gedwaald bij de totstandkoming van de overeenkomst. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] promotiediensten zou verrichten in ruil voor een mogelijke korting op de gepromote producten van [eiseres] . [eiseres] deelde [gedaagde] pas na uitvoering van deze diensten mede dat bepaalde producten niet teruggegeven konden worden aan [eiseres] en dat [gedaagde] verplicht was deze producten te kopen. Als [gedaagde] dit had geweten had zij de overeenkomst nooit in deze vorm gesloten.

4..De beoordeling

kwalificatie van de overeenkomst

4.1
Vast staat dat partijen een overeenkomst hebben gesloten waarbij [gedaagde] op haar sociale media kanalen promotiediensten zou verrichten voor [eiseres] in de vorm van een YouTube video, diverse benoemingen op Instagram, een aparte post op Instagram en een winactie. In ruil daarvoor zou [gedaagde] een korting op de koopprijs krijgen, op alle producten die [gedaagde] wenste te behouden. [eiseres] stelt dat er gedeeltelijk sprake is van een bruikleenovereenkomst, maar deze kwalificatie is onjuist. Een bruikleenovereenkomst kenmerkt zich namelijk door het om niet in gebruik nemen van andermans goed voor een bepaalde tijd. Gelet op de inhoud van de overeenkomst is daar in dit geval geen sprake van. [1] In plaats daarvan betreft het een overeenkomst van opdracht. [2] Deze overeenkomst betreft namelijk een dienst die [gedaagde] in opdracht van [eiseres] aan [eiseres] verleent. Dat [gedaagde] daarbij goederen van [eiseres] heeft gebruikt maakt de kwalificatie hiervan niet anders.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat het andere gedeelte van hun overeenkomst een koopovereenkomst betreft, ten aanzien van de gekochte producten vermeld in 2.2. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel de volledige koopsom dient te voldoen aan [eiseres] . Wat neerkomt op een bedrag van € 2.358,78 aan resterende hoofdsom. [gedaagde] heeft echter verweer gevoerd, zodat dit eerst beoordeeld moet worden alvorens de vordering van [eiseres] definitief zal worden toegewezen.
dwaling bij de totstandkoming van de onderliggende overeenkomstNu bepaald is wat voor een overeenkomst partijen hebben gesloten, volgt de vraag of [gedaagde] heeft gedwaald bij het sluiten van deze overeenkomst en of zij, bij een juiste voorstelling van zaken, de overeenkomst niet gesloten zou hebben. [3] De overeenkomst is in dat geval onder meer vernietigbaar wanneer [gedaagde] gedwaald heeft door inlichtingen van [eiseres] , tenzij [eiseres] mocht aannemen dat [gedaagde] de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou hebben gesloten. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in haar verweer. Uit een productie van [eiseres] (een whatsappgesprek op vrijdag 13 december), blijkt dat reeds onderscheid werd gemaakt tussen de producten die retour mochten en de producten die niet retour mochten en dat partijen afspraken hebben gemaakt ten aanzien van de producten die niet retour mochten. [gedaagde] wist of had moeten weten dat zij bepaalde producten moest kopen van [eiseres] . Het had dan ook op de weg van [gedaagde] gelegen om, naar aanleiding van dit gesprek, te protesteren tegen deze afspraak. Uit niets blijkt dat [gedaagde] dit heeft gedaan. Het is daarom niet vast komen te staan dat [gedaagde] gedwaald heeft. Het verweer zal worden verworpen en de vordering van [eiseres] zal worden toegewezen.
4.3
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.4
[eiseres] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.5
Omdat [gedaagde] voor een bedrag van € 3.050,- aan betalingen heeft verricht aan [eiseres] , nadat zij kosten heeft moeten maken voor de inning van haar vordering, strekken deze betalingen op grond van artikel 6:44 eerste lid BW als eerste in mindering van de buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 300,08, daarna van de reeds vervallen rente voor een bedrag van € 58,16 en tot slot van de hoofdsom zelf voor een bedrag van € 5.050,54. Hierdoor resteert een vordering ter hoogte van € 2.358,78 aan hoofdsom.
4.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.358,78 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 3 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 240,- aan griffierecht, € 87,61 aan dagvaardingskosten en € 374,- (2 punten x € 187,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236

Voetnoten

1.Artikel 7A:1777 BW
2.Artikel 7:400 lid 1 BW
3.Artikel 6:228 BW