ECLI:NL:RBROT:2021:8970

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
10/134689-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van een vuurwapen en munitie met veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf

Op 31 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 22 mei 2021 in Rotterdam een vuurwapen en munitie voorhanden had. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.A.J. Purperhart. De officier van justitie, mr. J. Verschuren, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte bekende het ten laste gelegde feit en de rechtbank verklaarde dit bewezen. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen op de openbare weg een ernstig feit is dat een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor de maatschappij. De verdachte had het vuurwapen bij zich uit angst na een eerdere overval in 2019, maar de rechtbank vond dat dit niet voldoende was om de strafbaarheid uit te sluiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele leefsituatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank vond het belangrijk om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten, maar oordeelde dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet nodig was gezien de omstandigheden. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de taakstraf. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/134689-21
Datum uitspraak: 31 augustus 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding(en). De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4..Bewezenverklaring

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool, nl een (omgebouwd) pistool van het merk Umarex Walther, model PK380, kaliber 9mm kort en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een (1), bij het vuurwapen behorend, kogelpatroon van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd gaspistool met bijbehorende munitie. Hij had het vuurwapen onder handbereik in een tasje in zijn auto en heeft daarmee dit wapen dus voorhanden gehad op de openbare weg.
Het aanwezig hebben van een geladen vuurwapen kan gemakkelijk leiden tot gebruik ervan en vormt daarom een onaanvaardbaar risico in de maatschappij. De hoeveelheid vuurwapens alleen al in Rotterdam baart grote zorgen. Vuurwapengeweld leidt regelmatig tot slachtoffers en zowel het gebruik als het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg. Dit betreft dus een ernstig feit en hiertegen dient, in het bijzonder vanuit het oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages /en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Reclassering Nederland heeft op 29 juli 2021 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft het vuurwapen bij zich gehad uit angst (voor zijn leven) nadat hij in 2019 het slachtoffer was van een overval. Sindsdien leefde hij in angst dat hem iets zou overkomen en in die gemoedstoestand heeft hij besloten om met een vuurwapen rond te lopen. Er is geen sprake van een patroon. De reclassering heeft meer beschermende factoren dan risicofactoren aangetroffen, wat betekent dat er een laag risico op recidive is. De verdachte heeft een structurele dagbesteding (hij is opkomend muzikant en volgt een mbo-opleiding sociale dienstverlening), inkomen, geen schulden en hij gebruikt geen middelen. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen van (ernstige) psychische-, gedrags- en/of cognitieve problemen. Het sociaal netwerk lijkt ook geen probleem te vormen. Het vuurwapen heeft hij van een kennis gekregen, maar het is zijn eigen besluit geweest om met het wapen rond te lopen. De verdachte toont inzicht in zijn gedrag en is onder de indruk van de gevolgen die onderhavig feit voor hem hebben gehad. De reclassering ziet geen noodzaak voor het inzetten van interventies. Een gevangenisstraf zal voornoemde stabiele factoren in gevaar brengen en daarmee ook een negatieve invloed hebben op het recidiverisico.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS - waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden het uitgangspunt is bij het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte - en op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank ziet echter in de persoon en in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om af te zien van het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en dat hij daarnaast goed functioneert. Hij heeft als zelfstandig muzikant inkomsten en volgt daarnaast een opleiding waarvoor hij in september (her)examen moet doen. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf brengt deze stabiele factoren in gevaar. Verder weegt de rechtbank mee dat de verdachte vanaf zijn aanhouding een bekennende verklaring heeft afgelegd, waarbij hij zijn foute handelen heeft erkend en inzicht heeft getoond in zijn gedrag.
Anders dan door de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank daarom in plaats van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen. Hoewel de reclassering het recidiverisico inschat als laag, zijn de omstandigheden die hebben geleid tot het voorhanden hebben van het wapen vooralsnog niet veranderd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er dan ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte heeft langer in voorlopige hechtenis gezeten dan de duur van de onvoorwaardelijke vrijheidstraf die de rechtbank zal opleggen. De rechtbank zal bepalen dat die tijd in mindering wordt gebracht op de taakstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak langer in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht dan de duur van de onvoorwaardelijke straf, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
98 (achtennegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
49 (negenenveertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. E. IJspeerd en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van
een pistool, nl een (omgebouwd) pistool van het merk Umarex Walther, model PK380, kaliber 9mm kort en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een (1), bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.