In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoeker, die te maken heeft met een aantal schuldeisers. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een percentage van zijn schulden zou aflossen. Dertien van de zestien schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar drie schuldeisers hebben geweigerd. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vorderingen van de weigerende schuldeisers slechts een klein percentage van de totale schuldenlast uitmaken. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoeker voldoet aan de werkverplichting die voortvloeit uit de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die wel instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. Daarom heeft de rechtbank besloten om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.