ECLI:NL:RBROT:2021:8955

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
FT EA 21/832
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoeker, die te maken heeft met een aantal schuldeisers. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een percentage van zijn schulden zou aflossen. Dertien van de zestien schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar drie schuldeisers hebben geweigerd. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vorderingen van de weigerende schuldeisers slechts een klein percentage van de totale schuldenlast uitmaken. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoeker voldoet aan de werkverplichting die voortvloeit uit de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die wel instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. Daarom heeft de rechtbank besloten om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 16 augustus 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 1 juli 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een drietal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], vertegenwoordigd door Inkassier Gerechtsdeurwaarders (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2] (hierna: [schuldeiser 2]);
  • [schuldeiser 3] (hierna: [schuldeiser 3]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 9 augustus 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer R. Ramdharie, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zestien schuldeisers met twee preferente vorderingen en zestien concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 65.206,11 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 19 maart 2021 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 5,19 % aan de preferente schuldeisers en 2,59% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn parttime dienstbetrekking. Verzoeker werkt gemiddeld 32 uur per week. Ter zitting is gebleken dat verzoeker sinds juli 2021 gemiddeld ruim 40 uur per week werkzaam is.
De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] stemmen hier niet mee in. Zij hebben vorderingen met een totaalbedrag van
€ 3.005,88 op verzoeker, welke 4,6 % van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling «heeft/hebben» kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van 4,6 %. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertien van de zestien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift is gebleken dat verzoeker beschikt over een parttime baan voor 32 uur per week. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker hiermee genereert. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker sinds juli 2021 een fulltime baan heeft waarbij hij ruim 40 uur per week werkt. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Van een eventuele inkomensgroei profiteren de crediteuren, aangezien het een prognose akkoord betreft.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 1], [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, rechter, en in aanwezigheid van
B.G. van der Vlies, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.