Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- de heer B. de Soet, werkzaam bij Bedesa Bewindvoering (hierna: beschermingsbewindvoerder);
- mevrouw [naam persoon] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 26 juli 2021 een verzoek ingediend om de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling, in het kader van de schuldsaneringsregeling. De gemeente Rotterdam weigerde echter mee te werken aan deze regeling, met als argument dat de vorderingen die na 1 januari 2013 zijn ontstaan, niet te goeder trouw zijn ontstaan en dat zij op grond van artikel 60c van de Participatiewet niet kan instemmen met een regeling tegen finale kwijting. Tijdens de zitting op 30 augustus 2021 is de gemeente Rotterdam, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De rechtbank heeft vervolgens de belangen van verzoeker en de gemeente Rotterdam tegen elkaar afgewogen. Verzoeker, die kampt met gezondheidsklachten en onder beschermingsbewind staat, heeft een schuldregeling aangeboden die door vijf van de zes schuldeisers is goedgekeurd. De rechtbank oordeelt dat de gemeente Rotterdam in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, gezien de onevenredigheid tussen haar belang en dat van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank heeft daarom de gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling en haar veroordeeld in de kosten van de procedure. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat verzoeker minder dan tien jaar geleden al in een schuldsaneringsregeling heeft gezeten.