ECLI:NL:RBROT:2021:8940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
C/10/622886 / KG ZA 21-651
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de rechtsgeldigheid van een overnameovereenkomst en de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuurders

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een kort geding waarin de eiseres, Sujo Green Projects B.V., vordert dat de gedaagde, Novum Vastgoed B.V., wordt veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan de notaris opdracht te geven tot levering van appartementsrechten. De achtergrond van het geschil ligt in een overnameovereenkomst die op 13 juli 2021 is gesloten tussen Sujo en een bouwcombinatie, waarbij de levering van de appartementsrechten nog niet heeft plaatsgevonden. De interveniënt, [bedrijf C], heeft zich in het geding gevoegd en vordert ook een rol in de procedure, maar zijn verzoek tot voeging wordt afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering van Sujo tot levering van de appartementsrechten toewijsbaar is, ondanks de bezwaren van [bedrijf C] over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de indirect bestuurder van Novum, [persoon A]. De voorzieningenrechter stelt vast dat er voldoende bewijs is dat de overnameovereenkomst rechtsgeldig is gesloten en dat de belangen van Sujo en Novum bij de uitvoering van de overeenkomst prevaleren. De vordering van [bedrijf C] wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd. Het vonnis wordt uitgesproken op 13 september 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622886 / KG ZA 21-651
Vonnis in kort geding van 13 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUJO GREEN PROJECTS B.V.,
tevens h.o.d.n. Sujo Projectontwikkeling,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres,
advocaten mrs. S.H. van Santen en M.P.C. van Essen te Alphen aan den Rijn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NOVUM VASTGOED B.V.,
gevestigd te IJsselmuiden,
gedaagde,
vertegenwoordigd door één van haar indirect bestuurders, de heer [persoon A] , verschenen,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf C] .,
gevestigd te Heino,
interveniënt,
advocaten mrs. A. Arslan en L. Sieljes te Zwolle.
Partijen worden hierna Sujo, Novum en [bedrijf C] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juli 2021 met producties 1 tot en met 9
  • een vervangende productie 9 van Sujo
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst en voeging van [bedrijf C] met producties 1 tot en met 14
  • productie 15 van [bedrijf C]
  • de conclusie van antwoord in het incident tot interventie van Sujo tevens akte overlegging producties 10 en 11
  • de mondelinge behandeling gehouden op 24 augustus 2021
  • de pleitnota van [bedrijf C] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Sujo drijft een onderneming op het gebied van (utiliteits-)bouw. Enig aandeelhouder en bestuurder van Sujo is HDP Beheer B.V. Aan HDP Beheer B.V. is verbonden de heer [persoon B] (hierna: [persoon B] ).
2.2.
Novum exploiteert een onderneming gericht op het beheer van en de handel in onroerend goed.
2.3.
De aandeelhouders en bestuurders van Novum zijn: J4 B.V. (hierna: J4) en [bedrijf C] . Enig aandeelhouder en bestuurder van J4 is [bedrijf A] . Van laatstgenoemde vennootschap is de heer [persoon A] (hierna: [persoon A] ) enig aandeelhouder en bestuurder. Enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf C] is de heer [persoon C] (hierna: [persoon C] ). [bedrijf C] is een belangrijke geldverstrekker van Novum.
2.4.
Tussen Sujo, Novum en [bedrijf A] . is, na eerst op 1 mei 2021 een intentieverklaring te hebben getekend, op 13 juli 2021 een ‘Overnameovereenkomst Nieuwbouwproject Walstaete’ gesloten met het oog op de door Sujo van de door Novum en [bedrijf A] gevormde bouwcombinatie over te nemen exploitatie van het nieuwbouwproject ‘Walstaete’ aan de [straatnaam] te [postcode] Rijssen (hierna: de Overnameovereenkomst). In de Overnameovereenkomst zijn Sujo als koper en de bouwcombinatie als verkoper een activa-/passivatransactie aangegaan. Een deel van de Overnameovereenkomst is al nagekomen. Aan de in de Overnameovereenkomst neergelegde verplichting tot levering van:
 elf appartementsrechten, kadastraal bekend gemeente Rijssen, sectie [sectie] , complexaanduiding [complexaanduiding] , appartementsindex 1 tot en met 11, die deel uitmaken van een onverdeelde gemeenschap bestaande uit een perceel grond met de daarop thans nog aanwezige bebouwing gelegen te [postcode] Rijssen, [adres] , kadastraal bekend gemeente Rijssen, sectie [sectie] , nummer [nummer] , groot 7a 3ca, waarop nieuwbouw wordt beoogd die het appartementencomplex Walstaete zal vormen (hierna: de Appartementsrechten),
is nog geen uitvoering gegeven.
De Overnameovereenkomst is namens Sujo ondertekend door [persoon B] en namens Novum en [bedrijf A] door [persoon A] .
2.5.
Notariële levering van de Appartementsrechten was beoogd op 23 juli 2021. Daartoe heeft de notaris een conceptakte van koop en levering opgesteld. De levering heeft geen doorgang gevonden. [bedrijf C] heeft aan de notaris bezwaren geuit tegen (de rechtsgeldigheid van) de overnametransactie.
2.6.
Sujo heeft Novum aangemaand en gesommeerd om haar verplichting tot levering van de Appartementsrechten onder de Overnameovereenkomst na te komen.

3. Het geschil

in het incident
3.1.
[bedrijf C] vordert dat de voorzieningenrechter haar laat tussenkomen in het tussen Sujo en Novum aanhangige geding dan wel dat zij wordt toegelaten als voegende partij aan de zijde van Novum, kosten rechtens.
3.2.
Sujo voert verweer.
in de hoofdzaak
3.3.
Sujo vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Novum te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een zodanige andere termijn als bij dit vonnis in goede justitie te bepalen is, aan de notaris schriftelijk (met eensluidend afschrift aan Sujo) opdracht te geven de Appartementsrechten aan Sujo te leveren en medewerking te verlenen aan alle overige notariële handelingen die daarvoor nodig zijn (waaronder maar niet uitsluitend: de doorhaling van de hypothecaire inschrijving);
te bepalen dat indien Novum niet voldoet aan hetgeen als gevorderd onder 1., het te wijzen vonnis op de voet van art. 3:300 lid 1 en 2 BW in de plaats treedt van de rechtshandeling van Novum, althans het deel van de akte(s) waaruit haar daartoe strekkende wilsverklaring moet blijken, een en ander benodigd om de onder 1. bedoelde notariële levering te effecturen;
Novum te veroordelen in de kosten van deze procedure, met bepaling dat Novum het bedrag van de proceskostenveroordeling binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis aan Sujo dient te hebben voldaan, bij gebreke waarvan Novum vanaf de vijftiende dag de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling alsmede nakosten verschuldigd wordt.
3.4.
Novum voert geen verweer tegen de vorderingen van Sujo en concludeert tot toewijzing daarvan.
3.5.
[bedrijf C] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Sujo. Zij vordert om ter zitting haar stellingen mondeling te mogen toelichten.
In het geval dat de tussenkomst wordt toegestaan vordert [bedrijf C] om bij vonnis:
Sujo te verbieden uitvoering te (laten) geven aan de Overnameovereenkomst, en,
in het geval het sub a gevorderde wordt afgewezen, Sujo te verbieden om de medewerking van Novum te eisen aan de (juridische) levering van de eigendom van de Appartementsrechten,
kosten rechtens.
[bedrijf C] heeft haar niet-ontvankelijkheidsverweer – zoals opgenomen in haar incidentele conclusie – ter zitting ingetrokken.
3.6.
Sujo en Novum voeren verweer tegen de vorderingen van [bedrijf C] .
in het incident en in de hoofdzaak
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter wijst de vordering van [bedrijf C] tot voeging aan de zijde van Novum af. Van voeging kan geen sprake zijn omdat [bedrijf C] als beoogd voegende partij slechts het verweer van Novum kan steunen. Nu Sujo en Novum in dit kort geding samen optrekken en beide pleiten voor toewijzing van de vorderingen van Sujo en [bedrijf C] juist voor afwijzing daarvan, loopt de procesopstelling van [bedrijf C] niet parallel met die van Novum.
4.2.
De vordering tot tussenkomst wordt toegewezen. Anders dan Sujo meent is de voorzieningenrechter van oordeel dat [bedrijf C] bij de tussenkomst een voldoende belang heeft in de zin van artikel 217 Rv. [bedrijf C] wil een zelfstandig recht tegenover Sujo en Novum handhaven, ter voorkoming van haar benadeling door de uitkomst van de hoofdzaak, en heeft daartoe een eigen vordering ingesteld. Niet gebleken is dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen. Toewijzing van de tussenkomst brengt logischerwijs mee dat [bedrijf C] in de hoofdzaak argumenten mag aanvoeren en concluderen.
4.3.
Ten aanzien van de proceskosten overweegt de voorzieningenrechter dat deze worden gecompenseerd in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
4.4.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat Sujo en de bouwcombinatie grotendeels al uitvoering hebben gegeven aan de overdracht aan Sujo van verschillende activa en passiva op grond van de Overnameovereenkomst, is het belang van Sujo om te komen tot spoedige levering van de Appartementsrechten en daarmee tot de algehele afronding van de overnametransactie aannemelijk. Daarnaast lijkt dit, gelet op de penibele financiële situatie van Novum en de marktwerking, ook van belang voor de vennootschap zelf.
4.5.
Sujo en [bedrijf C] hebben beide, gericht tot de ander, betoogd dat de onderhavige zaak ongeschikt is om in kort geding te worden behandeld. De voorzieningenrechter volgt dit betoog niet. Zowel vanuit feitelijk als juridisch oogpunt is het voorliggende geschil niet dusdanig ingewikkeld en omvangrijk dat beslechting daarvan in kort geding niet mogelijk is.
4.6.
Sujo vraagt in dit kort geding nakoming van de levering aan haar van de Appartementsrechten zoals is neergelegd in de Overnameovereenkomst. De ter zitting namens Novum aanwezige [persoon A] is met Sujo eens dat aan Sujo geleverd moet worden. [persoon A] pleit dan ook voor toewijzing van de vorderingen van Sujo.
4.7.
[bedrijf C] is daartegenover van mening dat de vorderingen van Sujo moeten worden afgewezen. Zij stelt zich op het standpunt dat voor wat betreft de vervreemding van de Appartementsrechten van een rechtsgeldig gesloten Overnameovereenkomst geen sprake is. Volgens haar was indirect bestuurder [persoon A] in dit geval niet bevoegd om Novum alleen en zelfstandig te vertegenwoordigen. [persoon A] heeft volgens [bedrijf C] namens Novum niet gehandeld op grond van een met volstrekte meerderheid van stemmen genomen bestuursbesluit tot levering van de Appartementsrechten, wat de statuten wel eisen. Ook de op grond van de statuten vereiste goedkeuring van de algemene vergadering van Novum tot vervreemding ontbreekt. [bedrijf C] heeft als de enige andere medebestuurder in Novum niet ingestemd met een dergelijk bestuursbesluit noch als medeaandeelhouder haar goedkeuring aan de vervreemding gegeven. In de visie van [bedrijf C] is de overnametransactie, gelet op de te lage koopprijs, nadelig voor haar in haar positie van aandeelhouder en schuldeiser van Novum en ook voor de vennootschap zelf. Ondanks dat Sujo ervan op de hoogte was dat de instemming/goedkeuring van [bedrijf C] ontbrak, heeft zij de totstandkoming van de Overnameovereenkomst bewerkstelligd. Sujo handelt hierdoor en door in dit kort geding nakoming van de Overnameovereenkomst te vragen onrechtmatig, aldus [bedrijf C] .
[bedrijf C] stelt nog dat de door haar gestelde totstandkomingsgebreken nietigheid van de Overnameovereenkomst tot gevolg hebben, maar verbindt daaraan op dit moment verder geen juridische consequentie.
4.8.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.9.
Vooropgesteld wordt dat de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de vennootschap ingevolge artikel 2:240 lid 2 BW mede toekomt aan iedere bestuurder, behoudens voor zover daarvan wordt afgeweken in de statuten. Van een dergelijke beperking is in artikel 9.6 van de statuten sprake. In artikel 9.6 staat immers dat “De bevoegdheid tot vertegenwoordiging (…) toe [komt] aan twee gezamenlijk handelende bestuurders en ook aan iedere bestuurder met de titel algemeen directeur”. Uit het handelsregister van Novum blijkt dat J4 en [bedrijf C] beide de titel algemeen directeur dragen. Dat wordt door geen van partijen betwist. In beginsel mag dan aangenomen worden dat namens J4 als bestuurder van Novum indirect bestuurder [persoon A] Novum bij het sluiten van de Overnameovereenkomst alleen en zelfstandig mocht vertegenwoordigen.
4.10.
[bedrijf C] doet een beroep op het bepaalde in de artikelen 9.4 lid 3 en 9.5 lid 1 sub a van de statuten van Novum.
4.11.
In artikel 9.4 lid 3 staat dat “Iedere bestuurder (…) één stem [heeft]” en dat “Het bestuur besluit met volstrekte meerderheid van stemmen”. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat geen sprake is van een bestuursbesluit tot vervreemding van de Appartementsrechten dat niet met volstrekte meerderheid van stemmen is genomen. Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting blijkt immers dat ook [bedrijf C] de wens en het doel had de Appartementsrechten over te dragen aan een derde en dat zij op de hoogte was van de onderhandelingen met Sujo. Omdat zij kenbaar haar activiteiten specifiek gericht op de vervreemding van de Appartementsrechten heeft ingericht kan daarmee worden aangenomen dat zij impliciet haar instemming met die vervreemding heeft gegeven. Omdat aan het nemen van een bestuursbesluit geen vormvereisten zijn verbonden is impliciete instemming reeds voldoende. Dat [bedrijf C] het uiteindelijk niet eens was met de in de Overnameovereenkomst opgenomen (prijs)voorwaarden is een interne discussie die aan haar aannemelijke instemming met het basisbesluit tot vervreemding niet afdoet.
4.12.
In artikel 9.5 lid 1 sub a staat dat “Het bestuur (…) de goedkeuring nodig [heeft] van de algemene vergadering voor besluiten tot (…) het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden en bezwaren van registergoederen”. In dat kader is het bepaalde in artikel 2:240 lid 3 BW van belang. Op grond daarvan geldt dat een statutaire bepaling die voor bepaalde handelingen de goedkeuring van een ander vennootschapsorgaan voorschrijft geen beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid oplevert. Het niet naleven van een goedkeuringseis brengt mee dat de betreffende bestuurder in strijd handelt met een interne instructie van de vennootschap wat ertoe kan leiden dat hem een ernstig verwijt treft van onbehoorlijke taakvervulling en mogelijk een claim op grond van artikel 2:9 BW. Dus los van het antwoord op de vraag of in de rechtsverhouding tussen de aandeelhouders van Novum sprake is van een overeenkomstig artikel 2:238 BW geldig buiten vergadering genomen goedkeuringsbesluit geldt dat het niet naleven van een goedkeuringseis aan de gebondenheid van de vennootschap aan de plaatsgevonden rechtshandeling niet afdoet.
4.13.
Dit kan anders zijn indien de redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen de gebondenheid van Novum aan de Overnameovereenkomst. Dat is echter niet aannemelijk. Voor een succesvol beroep op strijd met de redelijkheid en billijkheid moet meer worden aangevoerd dan bijvoorbeeld alleen dat de wederpartij wist dat werd vertegenwoordigd zonder inachtneming van de interne beperking of voorwaarde, of dat, zoals [bedrijf C] het verwoordt, Sujo wist dat [bedrijf C] het met specifiek deze overnametransactie nooit eens is geweest. Wat daarvan verder ook zij, de ter zitting gegeven verder onbetwist gebleven toelichting van [persoon B] op het verloop van de onderhandelingen tussen partijen bij de Overnameovereenkomst en de betrokkenheid van [bedrijf C] daarbij en meer in het bijzonder op de totstandkoming van de uiteindelijke koopprijs voor de Appartementsrechten doet een ander licht op deze kwestie schijnen, namelijk dat ook [bedrijf C] het in hoofdlijnen eens was met specifiek deze overnametransactie. Niet voor niets heeft [persoon B] in zijn e-mail van 2 juni 2021 te 10:59 uur aan o.a. [persoon A] en [persoon C] (productie 14 [bedrijf C] ), na de die dag plaatsgevonden bijeenkomst tussen deze personen, geschreven: “Blij te horen dat we er bijna uit zijn. Laten we elkaar tot doel stellen om de overeenkomsten betreffende Rijssen vandaag afgerond en ondertekend te hebben”. Op die e-mail is geen voor de voorzieningenrechter kenbaar afwijzende reactie van [bedrijf C] gekomen. Dat de overnametransactie nadelig is voor de zich in woelig financieel water bevindende Novum is, mede gelet op bedoelde toelichting, weinig aannemelijk. [bedrijf C] stelt wel dat hij een koper ( [persoon D] ) heeft gevonden die bereid is een hogere prijs te bieden dan de in de Overnameovereenkomst opgenomen koopprijs, maar de vraag is hoe zeker die bieding is. Het enige overgelegde stuk dat van die potentiële derde koper afkomstig is, is de als productie 6 door [bedrijf C] overgelegde e-mail van 18 augustus 2021 te 23:09 uur. In die email doet de derde koper zijn eerdere bieding gestand onder verwijzing naar een eerder besproken
indicatieveovernameprijs. Dat impliceert een bepaald onzekere status van de bieding. Het ligt voor de hand dat, als sprake is van serieuze interesse, een due diligence zou hebben plaatsgehad, wat, zo is gebleken, niet het geval is. Anders geformuleerd is voorshands niet aannemelijk of deze beoogd koper op het moment dat hij volledig geïnformeerd is, wel voor het eerder door hem genoemde bedrag wil kopen. Ook overigens heeft [bedrijf C] niet met stukken onderbouwd en daarmee volledig aannemelijk gemaakt in hoeverre de overnametransactie nadelig is voor Novum. De argumenten die Sujo en Novum hebben aangedragen om de overnametransactie, o.a. met het oog op doorlopend stijgende kosten, onder de overeengekomen voorwaarden doorgang te laten vinden laat [bedrijf C] verder onbesproken.
4.14.
Nu bovendien gesteld noch gebleken is dat sprake is van misbruik van vertegenwoordigingsbevoegdheid leidt het voorgaande ertoe dat het aan de orde zijnde verschil van inzicht tussen de indirect bestuurders en aandeelhouders [persoon A] en [persoon C] niet in de weg staat aan de gebondenheid van Novum aan de Overnameovereenkomst en de daarin opgenomen leveringsverplichting van de Appartementsrechten. Daarom wordt de vordering als hiervoor onder 3.1 sub 1 weergegeven toegewezen in die zin dat in feite [persoon A] als indirect bestuurder van Novum wordt veroordeeld de opdracht tot levering van de Appartementsrechten aan de notaris te verstrekken en aan de daarvoor nodige notariële handelingen zijn medewerking te verlenen De vordering onder 3.1 sub 2 wordt, gelet op de meewerkende opstelling van Novum, afgewezen.
4.15.
Gelet op de toewijzing van de hoofdvordering van Sujo wordt de voorwaardelijke vordering onder 3.5 sub a van [bedrijf C] afgewezen. De vordering onder 3.5 sub b wordt eveneens afgewezen, omdat deze een inbreuk vormt op het recht van Sujo op toegang tot de rechter dat wordt gewaarborgd door artikel 6 EVRM.
4.16.
Sujo heeft recht op een proceskostenvergoeding. De kosten aan de zijde van Sujo worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,38
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.786,38
Dit bedrag wordt volledig worden toegerekend aan [bedrijf C] . Gezien haar lijdelijke positie is er geen plaats voor een kostenveroordeling ten laste van Novum.
4.17.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident
5.1.
laat [bedrijf C] in het geding toe als tussenkomende partij,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaak
5.4.
veroordeelt ( [persoon A] als indirect bestuurder van) Novum om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan de notaris schriftelijk (met eensluidend afschrift aan Sujo) opdracht te geven de Appartementsrechten aan Sujo te leveren en medewerking te verlenen aan alle overige notariële handelingen die daarvoor nodig zijn (waaronder maar niet uitsluitend: de doorhaling van de hypothecaire inschrijving),
5.5.
veroordeelt [bedrijf C] in de proceskosten, aan de zijde van Sujo tot op heden begroot op € 1.786,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [bedrijf C] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [bedrijf C] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en door mr. Th. Veling ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2021.1734/2009