Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding met producties van 10 augustus 2021;
- de pleitaantekeningen van de man.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de vrouw, eiseres, een vordering heeft ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de voorzieningenrechter van 28 juli 2021. Dit vonnis bepaalde een voorlopige zorgregeling voor de minderjarige, waarbij de man, gedaagde, omgang had met het kind. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en verzocht om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen totdat het gerechtshof Den Haag een beslissing heeft genomen.
Tijdens de zitting op 18 augustus 2021 is de man niet verschenen, terwijl de vrouw en haar advocaat wel aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het vonnis van 28 juli 2021 nog niet is betekend aan de vrouw, waardoor de tenuitvoerlegging nog niet is aangevangen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een dreigende tenuitvoerlegging, omdat aan het niet-nakomen van de zorgregeling geen dwangmiddelen zijn verbonden. Dit betekent dat de vrouw niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D.Y.A. van Meersbergen.