ECLI:NL:RBROT:2021:8922

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
C/10/591637 / HA ZA 20-176 (eindvonnis)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot rekening en verantwoording door opdrachtnemer in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaak tussen SOCIAL IMPACT COLLECTIVE B.V. (hierna NHSI) en STICHTING WOONBRON (hierna Woonbron). NHSI vorderde een hogere beloning voor de werkzaamheden die zij voor Woonbron had verricht op basis van een overeenkomst van opdracht. De rechtbank oordeelde dat NHSI niet deugdelijk rekening en verantwoording had afgelegd over de verrichte werkzaamheden en dat de gevorderde beloning niet kon worden toegewezen. De rechtbank stelde vast dat NHSI inconsistent was in haar vorderingen en dat er onvoldoende inzicht was gegeven in de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden en de daaraan bestede tijd. De rechtbank verwierp de stellingen van NHSI en concludeerde dat Woonbron niet meer had betaald dan rechtmatig was. De vordering van NHSI werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Woonbron, die op € 12.849,50 werden begroot. In reconventie werd de vordering van Woonbron tot terugbetaling van een voorschot eveneens afgewezen, waarbij Woonbron werd veroordeeld in de proceskosten van NHSI, begroot op € 4.359,25. De rechtbank benadrukte dat NHSI recht had op een redelijke beloning, maar dat deze niet kon worden vastgesteld op basis van de ondeugdelijke verantwoording die was afgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/591637 / HA ZA 20-176
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van
SOCIAL IMPACT COLLECTIVE B.V.,
gevestigd te Raamsdonksveer,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. P.H. Rappa te Hardenberg,
tegen
STICHTING WOONBRON,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. N.J. Glen-Boedhram te Rotterdam.
Partijen zullen hierna NHSI en Woonbron genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken,
  • de akte van NHSI houdende het afleggen van rekening en verantwoording, met producties 67 tot en met 89,
  • de antwoordakte van Woonbron, met twee (ongenummerde) producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In geding is kort gezegd de hoogte van de beloning voor het werk dat NHSI op grond van de overeenkomst van opdracht heeft verricht voor Woonbron. De rechtbank heeft in het tussenvonnis aan NHSI opgedragen om rekening en verantwoording af te leggen van dit werk.
2.2.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank het volgende voorop. Wat in een concreet geval als een redelijk loon in de zin van artikel 7:405 lid 2 BW heeft te gelden, hangt onder meer af van de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden en van wat in de desbetreffende branche in het algemeen gebruikelijk is. Anders dan doorgaans het geval is bij de berekening van een gebruikelijk loon, kan aan de bepaling van een redelijk loon niet een nauwkeurige berekening ten grondslag gelegd worden. Daarom kunnen in een procedure geen hoge eisen gesteld worden aan de stelplicht van de opdrachtnemer wat betreft het redelijke loon en aan de motivering door de rechter van zijn oordeel daarover. De rechter zal in het algemeen kunnen volstaan met te vermelden welke omstandigheden hij naar aanleiding van het debat tussen partijen in aanmerking heeft genomen en hoe hij met inachtneming van die omstandigheden tot de bepaling van het redelijke loon is gekomen (HR 19 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG1680).
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat NHSI niet deugdelijk rekening en verantwoording heeft afgelegd. Het door haar gevorderde zal worden afgewezen, omdat niet kan worden geoordeeld dat NHSI recht heeft op een hogere beloning dan het bedrag dat Woonbron reeds aan haar heeft betaald (€ 349.737,50). Bij dit oordeel wordt het volgende betrokken.
2.4.
De stellingen van NHSI over het bedrag waarop zij aanspraak maakt, zijn weinig consistent. Bij dagvaarding vorderde NHSI € 128.400,-. Na eisvermeerdering is dat bedrag verhoogd tot € 367.372,-. Uiteindelijk, bij het afleggen van de rekening en verantwoording, stelt NHSI dat Woonbron haar nog € 202.301,46 moet betalen, overigens zonder haar eis formeel te verminderen. Dit wijst er niet direct op dat NHSI een helder inzicht heeft en geeft in de vraag wat volgens haar een redelijk loon zou zijn.
2.5.
Vastgesteld moet onder meer worden welke werkzaamheden NHSI concreet heeft verricht voor Woonbron. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat partijen het erover eens zijn dat de overeenkomst van opdracht niet in beton is gegoten. Partijen bedoelen daarmee dat wel in enige mate duidelijk was wat NHSI ging doen voor Woonbron, maar dat dat niet van tevoren volledig vaststond en dat er ruimte was voor NHSI om andere werkzaamheden te gaan verrichten dan de werkzaamheden die (wel) duidelijk in het contract omschreven staan, voor zover die pasten binnen de samenwerking zoals die partijen voor ogen stond.
NHSI beschrijft in de rekening en verantwoording haar werkzaamheden als volgt: “
NHSI verzorgt op grond van de samenwerkingsovereenkomst en de financiële afspraken voor Woonbron de regie en invulling van de door haar aan haar leveranciers opgelegde Social Return verplichtingen (SROI), alsmede de door haarzelf aan zichzelf opgelegde SROI-verplichting.” NHSI stelt voorts: “
Primair is de taak van NHSI om de regie en registratie van de inzet van mensen voor en bij leveranciers te verzorgen.” NHSI bedoelt hiermee dat zij de verantwoordelijkheid draagt voor 1) de begeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt bij aannemers en andere bedrijven die zich tegenover Woonbron contractueel verplicht hebben om 5% van de afgesproken prijs te reserveren voor “social return” en 2) de administratieve vastlegging van dit werk. Daarnaast stelt NHSI dat zij een aantal projecten voor Woonbron heeft uitgevoerd, zoals het (niet doorgezette) opzetten van een restaurant, de
Woonbron Partnerdag 2018en de
Tuin van de Pluk, een project waarbij bewoners van Woonbron-woningen betrokken zijn bij de invulling van SROI in hun eigen buurt.
2.6.
NHSI neemt in haar rekening en verantwoording een aantal stellingen in, echter zonder een helder totaalbeeld te schetsen van de door haar verrichte werkzaamheden en de daaraan bestede tijd. Een deugdelijke rekening en verantwoording vergt dat Woonbron en de rechtbank voldoende inzicht verkrijgen in de vraag hoeveel uur NHSI heeft gestoken in ieder van de door NHSI uitgevoerde/begeleide contracten en projecten en wat het geldelijk belang van ieder van die contracten en projecten was. Het aantal in rekening gebrachte uren moet immers in een redelijke verhouding staan tot dit geldelijk belang. Uit de stellingen van NHSI en de producties waarop zij zich in dit verband beroept, wordt niet of onvoldoende duidelijk welke werkzaamheden NHSI feitelijk heeft verricht in het kader van de diverse projecten en contracten en evenmin hoeveel uur daarmee gemoeid is geweest. Het overleggen van producties zonder die voldoende toe te lichten kan niet gelden als een deugdelijke rekening en verantwoording.
2.7.
NHSI beroept zich bij het afleggen van verantwoording op haar productie 81. Deze productie is een brief van NHSI aan Woonbron van 14 oktober 2019. Toen was de contractuele samenwerking nog niet beëindigd. Deze productie kan dus geen volledige rekening en verantwoording bevatten. Productie 81 bevat ook afgezien daarvan geen deugdelijke rekening en verantwoording. De brief in productie 81 bevat een bijlage. Daarin is opgenomen het aantal uren dat volgens opgave van NHSI voor Woonbron is gewerkt. Deze opgave komt er samengevat op neer dat volgens NHSI tot dan toe per week het volgende is gedaan:
  • 24 uur
  • 32 uur
  • 12 uur
Uit deze opgave valt niet af te leiden welke werkzaamheden NHSI concreet heeft verricht. De beschrijving van werkzaamheden is zeer abstract. Een koppeling met het feitelijk uitgevoerde werk wordt niet of onvoldoende gemaakt. Als deze zeer globale opgave al overeenkomt met het feitelijk verrichte werk, wordt in elk geval niet duidelijk waarom de verrichte werkzaamheden redelijk zijn en (dus) voor vergoeding in aanmerking komen. In productie 81 staat weliswaar een aantal werkzaamheden omschreven (zoals:
het dagelijks invoeren van de SROI-opdrachten in de SR Monitor,
overleg met stakeholders, leverancierscontact en leveranciersbezoeken), maar dat maakt niet of onvoldoende duidelijk hoeveel uur daarmee gemoeid was, zelfs niet bij benadering. Ook in haar akte noemt NHSI een aantal projecten dat zij voor Woonbron heeft verricht (onder randnummer 11), maar ook daar wordt niet opgegeven hoeveel uur in ieder van die projecten is gestoken. Er valt dus ook niet te controleren of dat aantal uren redelijk is, nog daargelaten dat Woonbron van een aantal van deze projecten betwist dat zij deze kent, heeft goedgekeurd of dat die voor haar zijn uitgevoerd.
2.8.
NHSI beroept zich voor het afleggen van
verantwoordingmede op haar producties 82 en 83. Ook deze producties acht de rechtbank onvoldoende, nu hierin niet goed wordt uitgelegd welke uren aan welke contracten en projecten zijn besteed en wat de waarde was van die contracten en projecten. Bovendien gaat het ook hier om stukken die niet dateren van na de beëindiging van de samenwerking tussen partijen. Het gaat hier volgens NHSI om een verantwoording over de kwartalen één en twee van 2019. Ook dit is dus geen volledige verantwoording.
2.9.
In de akte van NHSI tot het afleggen van rekening en verantwoording hebben de hoofdstukken 3 en 4 (vanaf randnummer 18) betrekking op de periode tussen opzegging en beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst (zes maanden later, op 31 januari 2020). NHSI betoogt hier, naar de rechtbank begrijpt:
  • in de voorafgaande periode blijkt de beloning van NHSI 16% van de totale SROI-omzet te bedragen,
  • daarom is het redelijk om de beloning van NHSI in de periode tussen opzegging en beëindiging van de overeenkomst eveneens op 16% van de omzet te zetten.
2.10.
Partijen waren het er oorspronkelijk niet over eens of het mede tot de taak van NHSI behoorde om mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt te werven om in te zetten bij aannemers die met Woonbron contracteerden. Woonbron verweet aan NHSI niet of nauwelijks personen uit deze doelgroep geworven te hebben. Inmiddels maakt dit niet meer uit, nu Woonbron heeft erkend dat het contract niet in beton was gegoten. Het werven van de personen uit deze doelgroep, ongeacht of dit expliciet was overeengekomen of niet, valt binnen de grenzen van de contractuele samenwerking die partijen voor ogen stond. NHSI stelt dat zij circa 13 personen uit deze doelgroep heeft geworven. NHSI heeft recht op een redelijke beloning voor dit werk. In de verantwoording van NHSI ontbreekt echter een (voldoende inzichtelijke) beschrijving van het werk dat de personen met een achterstand tot de arbeidsmarkt verricht hebben voor aannemers en welke waarde dit vertegenwoordigt. Evenmin wordt duidelijk gemaakt gedurende hoeveel uur NHSI die personen begeleid heeft en wat deze begeleiding concreet heeft ingehouden. Het is zelfs de vraag of NHSI duidelijk heeft gemaakt welk bedrag zij in verband met deze werkzaamheden vordert.
2.11.
NHSI stelt: “
De beoordeling van de inzet, dient naar de mening van NHSI allereerst gerelateerd te worden aan het behaalde resultaat.” De rechtbank onderschrijft deze stelling niet. De rechtbank herhaalt haar oordeel dat tussen partijen geen prijs is afgesproken en dat NHSI recht heeft op vergoeding van een redelijk aantal uren tegen een redelijk tarief. Er is niet afgesproken dat NHSI recht heeft op betaling van een bedrag dat gerelateerd is aan het behaalde resultaat.
Voor zover NHSI betoogt dat het aan haar inspanningen te danken is dat er een hoge SROI-omzet is behaald, is dat betoog niet zonder meer begrijpelijk. Met de SROI-‘omzet’ wordt niets anders bedoeld dan de 5% van de prijs die tussen Woonbron en aannemers is overeengekomen, welk percentage moest worden aangewend voor social return. De hoogte van de SROI-omzet is dus primair afhankelijk van het aantal contracten dat Woonbron afsluit met aannemers en de prijzen die daarbij worden afgesproken, en niet zozeer van de inzet van NHSI. Dat NHSI in beginsel meer uren zal moeten maken als Woonbron meer contracten sluit met aannemers, is iets anders.
2.12.
NHSI stelt dat Woonbron haar eigen SROI-verplichting nog niet wist in te vullen. Had Woonbron dit wel gedaan, dan had NHSI volgens NHSI de kosten kunnen beperken. Misschien is deze stelling juist. Het gaat er echter niet om wat Woonbron niet heeft gedaan, maar om wat NHSI wél heeft gedaan. Dáár moet NHSI inzage in geven. In zoverre is de stelling weinig relevant. Daarnaast legt NHSI ook hier niet goed uit hoeveel uur zij in dit werk heeft gestoken, zodat niet kan worden beoordeeld of dit aantal uren redelijk is,
2.13.
NHSI stelt dat zij veel tijd heeft besteed aan voorbereidende werkzaamheden om een bedrag van € 526.529,- aan achterstallige SROI-verplichtingen dat uitstond bij de leveranciers van Woonbron te incasseren, dat zij daartoe alles in kaart heeft gebracht, dat er gesprekken zijn gevoerd met leveranciers en dat er brieven zijn opgesteld om de inning van deze gelden te realiseren, maar dat Woonbron er uiteindelijk voor heeft gekozen om dit bedrag niet incasseren om de relatie met haar leveranciers niet onnodig onder druk te zetten. Aldus zijn volgens NHSI onnodige kosten gemaakt. Misschien is deze stelling juist, maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat NHSI duidelijk maakt hoeveel uren zij heeft besteed aan deze taak en ook aan de andere taken die zij in opdracht van Woonbron heeft verricht. Vervolgens kan beoordeeld worden of dat aantal uren redelijk is en of het gehanteerde uurtarief redelijk is.
2.14.
Het klemt te meer dat de verantwoording van NHSI ondeugdelijk is, nu Woonbron zich al eerder, op gemotiveerde wijze, bij NHSI heeft beklaagd over het gebrek aan duidelijkheid over wat NHSI feitelijk gedaan heeft. Woonbron heeft aan NHSI kenbaar gemaakt: “De urenverantwoording in uw e-mail van 14 oktober jl. strookt op geen enkele wijze met de bevindingen van deze leveranciers. Woonbron betwist dan ook het aantal bestede uren door NHSI. In ieder geval betwist Woonbron dat er 19 uur per week aan het contact met leveranciers (5 uur p/w), leveranciersbezoeken (12 uur p/w) en advisering (2 uur p/w) is besteed door NHSI. Daarnaast betwist Woonbron het aantal uren (10 uur per week) aan correspondentie met leveranciers over de ingevoerde opdrachten (2 uur), nabellen en emailen van- en over de opdrachten (2 uur), opvragen van cliënten data (2 uur), kandidaten werven, voordragen (2 uur) en kandidaten begeleiden op locatie (2 uur). Evenals het aantal uren (3 uur per week) aan ondersteuning en oplossen inhoudelijke vraagstukken leveranciers. Volgens Woonbron heeft het werven, voordragen en begeleiden van kandidaten geen 4 uur per week in beslag genomen, omdat leveranciers deze kandidaten via eigen werving of via derden hebben geplaatst. Verder roepen 4 uur per week aan collegiaal overleg, correspondentie, bijeenkomsten, voordrachten en overige werkzaamheden vragen op bij Woonbron, aangezien deze niet gespecificeerd worden. Ook valt op dat werkoverleg, collegiaal overleg en intern overleg drie keer voorkomt in de urenverantwoording.” NHSI heeft niet voldoende gemotiveerd gereageerd op deze kritiek. De enkele stelling dat het onderzoek van Woonbron bij een aantal leveranciers niet representatief is, wat daarvan zij, is onvoldoende om inzichtelijk te achten welke werkzaamheden NHSI heeft verricht en dat deze inzet redelijk is.
2.15.
De rechtbank ziet in wat NHSI verder heeft aangevoerd geen grond om het redelijk loon ondanks het ontbreken van een deugdelijke verantwoording vast te stellen op een hoger bedrag dan Woonbron feitelijk aan NHSI heeft betaald.
2.16.
Of ook de door NHSI gedane
rekeningondeugdelijk is, kan in het midden blijven.
2.17.
NHSI zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Woonbron. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 12.849,50, bestaande uit € 4.131,- aan griffierecht en € 8.718,50 aan salaris advocaat (conform de liquidatietarieven; 3,5 punt, tarief VI van € 2.491,- per punt).
in reconventie
2.18.
De rechtbank neemt haar oordelen in conventie hier over.
ontbinding
2.19.
In het tussenvonnis is al geoordeeld dat deze vordering zal worden afgewezen.
geldvordering € 262.303,13
2.20.
Woonbron stelt dat zij teveel heeft betaald aan NHSI. Woonbron schrijft in dit verband: “
Woonbron vordert de voorschotten onder aftrek van een vergoeding voor inventarisatie en registratie. Woonbron schat de vergoeding voor inventarisatie en registratie op 25% van het voorschot van € 200.000,- per jaar. Het betaalde voorschot dient dan ook voor een bedrag van € 262.303,13 (75% van de betaalde € 349.737,50) terugbetaald te worden.
Woonbron erkent dat NHSI in het eerste jaar enig werk heeft verricht en Woonbron begroot de waarde daarvan op circa € 50.000. Woonbron wijst erop dat de thans door haar ingeschakelde onderneming MVOkay hetzelfde werk doet voor € 64.130,- per jaar en dat NHSI veel goedkoper zou zijn geweest als zij met arbeidskrachten had gewerkt in plaats van met ZZP’ers. Ook stelt Woonbron dat het werk van NHSI geen specialistische kennis vergde, zodat NHSI een te hoog uurtarief opvoert.
2.21.
NHSI betwist dat zij enig voorschot moet terugbetalen. NHSI stelt dat zij voor Woonbron werkte tegen een gematigd uurtarief van € 90,- exclusief BTW. Gemiddeld is het (hoge) tarief in Nederland € 80,- tot € 150,- voor een ZZP’er (www.loonwijzer.nl). NHSI heeft de inzet van ZZP’ers nodig op het niveau van HR-management, organisatieadvies en psychologie. NHSI matigde haar tarief omdat zij een relatie heeft met Woonbron en omdat de overeenkomst meer dan twee jaar zou duren. Voor de backoffice (ontwikkeling, implementatie en beheer van de SR-monitor) is € 60,- per uur in rekening gebracht, terwijl € 71,- redelijker zou zijn geweest. Volgens www.loonwijzer.nl liggen de tarieven voor dit soort werk tussen de € 50,- en € 95,- per uur.
2.22.
De rechtbank zal de vordering van Woonbron afwijzen. Het gaat hier om een vordering uit onverschuldigde betaling. Op degene die een vordering uit onverschuldigde betaling instelt, rusten de stelplicht en de eventuele bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij onverschuldigd heeft betaald. Woonbron onderbouwt haar vordering onvoldoende en de rechtbank ziet geen grond om het redelijk loon desondanks op een lager bedrag vast te stellen dan het bedrag dat Woonbron feitelijk aan NHSI heeft betaald. Woonbron stelt dat zij een schatting heeft gemaakt van wat zij verschuldigd is, maar waarom deze schatting reëel is, valt niet goed af te leiden uit haar stellingen. Woonbron is bereid om op jaarbasis € 50.000,- te betalen. Dit bedrag is lager dan het bedrag dat MVOkay volgens Woonbron jaarlijks in rekening brengt. Dat een ander bedrijf goedkoper is, wil niet zonder meer zeggen dat het tarief van NHSI niet door de beugel kan, nog daargelaten of MVOkay dezelfde werkzaamheden verricht als NHSI voorheen. Woonbron stelt de rechtbank niet in staat om een deugdelijke vergelijking te maken tussen de aard en omvang van het werk van NHSI en van MVOkay. Voorts weegt in het oordeel mee dat NHSI gemotiveerd heeft betwist dat zij een te hoog uurtarief hanteert. Gelet op de door NHSI gegeven uitleg acht de rechtbank de uurtarieven van NHSI, ook gezien het ontbreken van een gemotiveerde betwisting door Woonbron van deze uitleg, niet onredelijk. Een uurtarief is niet reeds onredelijk omdat niet met werknemers maar met ZZP’ers wordt gewerkt en een redelijk uurtarief is niet per definitie hetzelfde als de goedkoopst denkbare tarief.
2.23.
Woonbron zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van NHSI. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 4.359,25 aan salaris advocaat (conform de Liquidatietarieven; 3,5 punt, tarief VI van € 2.491,- per punt, met halve punten gezien de nauwe samenhang met de vordering in conventie).
Deze proceskostenveroordeling zal, zoals NHSI heeft gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard en vermeerderd worden met de wettelijke rente en nakosten. De rechtbank acht het belang van NHSI dat is gediend met uitvoerbaarverklaring bij voorraad zwaarder wegen dan het tegenovergestelde belang van Woonbron.

3..De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt NHSI in de proceskosten van Woonbron, tot op heden begroot op € 12.849,50,
in reconventie
3.3.
wijst het gevorderde af,
3.4.
veroordeelt Woonbron in de proceskosten van NHSI, tot op heden begroot op € 4.359,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt Woonbron in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Woonbron niet uiterlijk veertien dagen na heden aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met (a) € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis en (b) de wettelijke rente over de volledige nakosten vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
verklaart de kostenveroordeling onder 3.5 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen. Het is ondertekend door de rolrechter en op 7 juli 2021 uitgesproken in het openbaar.
2517/3194