ECLI:NL:RBROT:2021:8920

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
10/751114-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere strafbare feiten met verminderd toerekeningsvatbaarheid en tbs met dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, belaging, vernieling en poging tot aanranding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank besloten tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging, ondanks het advies van de reclassering om TBS met voorwaarden op te leggen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een hoog recidivegevaar vertoonde en dat behandeling in een klinische setting noodzakelijk was. De feiten die aan de verdachte zijn ten laste gelegd, omvatten onder andere bedreiging van een beveiliger, belaging van meerdere slachtoffers, en vernieling van eigendommen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en de rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/751114-20
Datum uitspraak: 8 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Haaglanden (PPC),
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van deze rechtbank op 12 oktober 2020, 8 januari 2021, 6 april 2021, 1 juli 2021 en 25 augustus 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Boekhoud, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 429 dagen (gelijk aan voorarrest) met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel ter beschikkingstelling (hierna: TBS) met bevel tot dwangverpleging (ongemaximeerd), dan wel TBS met voorwaarden, met oplegging van een bevel dadelijke uitvoerbaarheid en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1: Bewijswaardering (bedreiging [naam aangever 1])
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat de ten laste gelegde bewoordingen niet gekwalificeerd kunnen worden als dreigend van aard maar als een emotionele ontlading en/of verzuchting van frustratie (vgl. ECLI:NL:GHARL:2018:4038).
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft tegen aangever [naam aangever 1], beveiliger bij het EMC, de woorden
"Ik trek je kop van je romp. Ik ga je opwachten en dan ga je zien", althans woorden van gelijke strekking, gezegd. Aangever [naam aangever 1] heeft zich hierdoor bedreigd gevoeld.
De bewoordingen die door de verdachte zijn geuit zijn van dien aard en onder zodanige omstandigheden gedaan - de verdachte was dusdanig agressief dat hij al geboeid het ziekenhuis in werd gebracht en zelfs werd gefixeerd op een bed en werd nog agressiever bij het zien van aangever - dat bij aangever [naam aangever 1] zowel naar subjectieve als objectieve maatstaven in redelijkheid de ernstige vrees kon ontstaan dat hem bij een confrontatie met de verdachte iets zou worden aangedaan. Dat de verdachte zijn uitlatingen mogelijk heeft gedaan op een emotioneel en/of machteloos moment maakt niet dat daaraan het bedreigende karakter wordt ontnomen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging.
4.2.
Feit 2: Vrijspraak (vernieling woning)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vernielen/beschadigen van de ruiten van twee binnendeuren en muren van de woning waarin de verdachte verbleef.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte is ten laste gelegd dat de vernielingen/beschadigingen hebben plaatsgevonden in de periode van 30 juni tot en met 1 juli 2020. Op 1 juli 2020 is door de politie geconstateerd dat er ramen van twee deuren in de woning van de verdachte kapot waren en op 9 juli 2020 is door de politie geconstateerd dat er gaten in de muren zaten. De rechtbank kan op basis van deze waarnemingen niet vaststellen wanneer de vernielingen/beschadigingen zijn veroorzaakt, slechts wanneer ze zijn geconstateerd door de politie. De aangifte van Woonstad en de verklaringen van de verdachte verschaffen evenmin duidelijkheid over wanneer de vernielingen/ beschadigingen hebben plaatsgevonden.
4.2.3.
Conclusie
Er is geen bewijs voor de ten laste gelegde periode. De verdachte wordt vrijgesproken van dit feit.
4.3.
Feit 3: Bewijswaardering (belaging [naam aangeefster 1])
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe is primair aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster geen steun vinden in het dossier en subsidiair dat er geen sprake is van stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de levenssfeer van aangeefster en/of aangeefster te dwingen iets te doen, na te laten, te dulden of vrees aan te jagen.
4.3.2.
Beoordeling
Op grond van het onderzoek op de terechtzitting en de inhoud van het dossier is genoegzaam komen vast te staan dat de volgende gedragingen in de ten laste gelegde periode door de verdachte zijn verricht:
- Op 3 juli 2020 aanbellen bij aangeefster en haar een dode rat tonen;
- Op 4 juli 2020 vanaf zijn balkon linzen/bonen op de auto van aangeefster gooien;
- Op 6 juli 2020 glassplinters op de auto van aangeefster gooien;
- Op 6 juli 2020 op zijn balkon de tekst “Huis te hoer” schrijven met daarnaast een pijl richting de woning van aangeefster [naam aangeefster 1].
De overige in de aangifte omschreven gedragingen worden niet of onvoldoende ondersteund door de inhoud van wettige bewijsmiddelen.
De gedragingen vonden plaats in een relatief korte periode, waren agressief van aard, en vonden soms meermalen per dag plaats rondom de woning van aangeefster [naam aangeefster 1]. Gelet op de aard, intensiteit, frequentie en invloed op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster is de stelselmatigheid van de gedragingen (ondanks de korte tijdsperiode) gegeven. De opeenvolging van de genoemde gedragingen door een directe buurman zouden door ieder normaal mens als beangstigend worden ervaren.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
4.4.
Feit 5: Bewijswaardering (belaging [naam aangever 2])
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op de levenssfeer van aangever [naam aangever 2].
4.4.2.
Beoordeling
Op grond van het onderzoek op de terechtzitting en de inhoud van het dossier is genoegzaam komen vast te staan dat de volgende gedragingen in de ten laste gelegde periode door de verdachte zijn verricht:
- veelvuldig bij de woning van aangever langskomen, aanbellen en eisen om te worden binnengelaten;
- veelvuldig van aangever geld en onderdak eisen;
- veelvuldig eisen om gebruik te maken van de auto(sleutel) van aangever;
- tegen de toegangsdeur van de woning van aangever te trappen/slaan.
De verdachte heeft in een periode van ruim een maand deze gedragingen verricht, terwijl hem in het verleden al de toegang tot de woning van zijn vader en diens partner was ontzegd. Desondanks bleef de verdachte veelvuldig langskomen en eisen binnengelaten te worden. De gedragingen vonden vaak onder invloed van middelen plaats en waren agressief van aard. Ook hier geldt dat gelet op de aard, intensiteit, frequentie en invloed op de persoonlijke levenssfeer van aangever de stelselmatigheid van de gedragingen (ondanks de korte tijdsperiode) is gegeven.
4.4.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
4.5.
Feit 6: Bewijswaardering (poging tot aanranding)
4.5.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is aangevoerd dat het opzet ontbreekt en de getuige over een ander incident heeft verklaard.
4.5.2.
Beoordeling
Aangeefster [naam aangeefster 2] heeft verklaard dat zij samen met getuige [naam getuige] bij de deur van de observatiecel stond toen de verdachte een onderhandse beweging maakte richting haar geslachtsdeel. De verklaring van aangeefster [naam aangeefster 2] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige]. Zij verklaart dat zij zag dat de verdachte aangeefster [naam aangeefster 2] bij haar kruis probeerde te grijpen. Aangeefster [naam aangeefster 2] verklaart verder dat de verdachte voorafgaand aan de beweging eerst naar haar vagina keek en vervolgens “hmm” toen hij de beweging maakte. Uit die omstandigheden volgt dat de verdachte ook daadwerkelijk opzet had op de ontuchtige handeling.
Anders dan de raadsman leest de rechtbank in de verklaring van de getuige niet dat zij over een ander incident verklaart dan de aangifte.
Het tonen van het geslachtsdeel is op zichzelf geen ontuchtige handeling. Vanwege het tijdsverloop tussen het tonen van het geslachtsdeel en het grijpen naar het kruis kan dit evenmin als een feitelijkheid als bedoeld in de tenlastelegging worden beschouwd.
4.5.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot aanranding door naar het geslachtsdeel van die [naam aangeefster 2] te grijpen.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 06 juli 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik trek je kop van je romp. Ik ga je opwachten en dan ga je zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in de periode van 3 juli 2020 tot en met 7 juli 2020 te Rotterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 2], door
- op 3 juli 2020 bij die [naam slachtoffer 2] aan te bellen en haar een dode rat te tonen
en
- op 4 juli 2020 bereidde linzen/bonen over de auto van die [naam slachtoffer 2] te gooien en- op 6 juli 2020 glassplinters over de auto van die [naam slachtoffer 2] te gooien en/ op zijn verdachtes balkon de tekst "Huis te hoer" te schrijven met daarnaast een getekende pijl die gericht was op de woning van die [naam slachtoffer 2]
met het oogmerk die [naam slachtoffer 2] vrees aan te jagen;
4.
hij op 29 juli 2020 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (kenteken [kentekennummer 1]) en een plantenbak toebehorende aan [naam slachtoffer 3] heeft vernield en/of beschadigd
5.
hij in de periode van 1 februari 2020 tot en met 15 maart 2020 te Rotterdam wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 4], door met een agressieve manier van doen
- veelvuldig bij de woning van die [naam slachtoffer 4] langs te komen en aan te bellen en eisen om te worden binnengelaten, en
- veelvuldig geld en onderdak te eisen van die [naam slachtoffer 4], en
- veelvuldig gebruik van de auto(sleutel) te eisen van die [naam slachtoffer 4], en
- tegen de toegangsdeur van de woning van die [naam slachtoffer 4] te trappen/slaan,
met bet oogmerk die [naam slachtoffer 4], te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen;
6.
hij op 7 juli 2020 aan de [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid een persoon, te weten [naam slachtoffer 5], te dwingen tot het dulden van een ontuchtige handeling
doordat hij
- onverhoeds naar het geslachtsdeel van die [naam slachtoffer 5] heeft gegrepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
7.
hij op 3 juli 2020 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Mercedes, voorzien van kenteken [kentekennummer 2]) toebehorende aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 4], heeft beschadigd
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..bedreiging met zware mishandeling;

3..belaging;

4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;

5..belaging;

6..poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

7.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.1.
Standpunt verdediging t.a.v. feit 1
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen het delict. Daartoe is aangevoerd dat gelet op de medische geschiedenis van de verdachte verondersteld dient te worden dat hij in een psychose verkeerde, mede omdat de verdachte zonder te zijn aangehouden geboeid door de politie naar het ziekenhuis werd gebracht en daar werd gefixeerd.
Psycholoog [naam 1], psychiater [naam 2] en arts in opleiding tot psychiater [naam 3] hebben in hun PBC-rapportage van 3 augustus 2021 opgetekend dat er bij de verdachte geen psychotische symptomen naar voren zijn gekomen en adviseren om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Zij komen niet tot het oordeel dat de verdachte in een psychose zou hebben verkeerd ten tijde van het ten laste gelegde.
Uit de door de verdediging aangevoerde omstandigheden kan niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte psychotisch was tijdens het plegen van het feit.
Gelet op dit rapport en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de verdachte in een psychose verkeerde. Het verweer wordt verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich in een korte periode, meestal onder invloed van alcohol en/of verdovende middelen, schuldig gemaakt aan zes misdrijven.
Vanaf februari 2020 heeft de verdachte zijn vader lastig gevallen door veelvuldig op agressieve wijze onder andere geld, onderdak en auto(sleutels) te eisen. In de periode van 3 juli 2020 tot en met 7 juli 2020 heeft de verdachte ook zijn benedenbuurvrouw lastiggevallen door aan haar onder aan een dode rat te tonen, linzen en glassplinters over haar auto heen te gooien en de tekst “Huis te hoer” op zijn balkon te schrijven met een pijl naar haar woning. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van beide aangevers. Dit heeft tot gevolg gehad dat de aangevers zich niet meer prettig en veilig voelden in hun woning en dat zij angstig waren voor hem. Op 3 juli 2020 heeft de verdachte de auto van zijn vader beschadigd door onder andere de vooruit te vernielen. Op 6 juli 2020 is de verdachte onder begeleiding van de politie geboeid het ziekenhuis binnengebracht. Aldaar heeft de verdachte een beveiliger bedreigd.
Naar aanleiding bovengenoemde incidenten is de verdachte aangehouden. Eén dag na zijn aanhouding heeft de verdachte op het politiebureau geprobeerd een verbalisant in haar kruis te grijpen. Op 21 juli 2020 is de voorlopige hechtenis van verdachte door de rechtbank onder voorwaarden geschorst. Een week later heeft hij de plantenbak en scooter bij het huis van een bekende vernield en/of beschadigd.
Het dossier bevat een groot aantal mutaties in politiesystemen waaruit blijkt dat de verdachte gedurende een langere periode veelvuldig in aanraking is gekomen met de politie vanwege overlast gevend gedrag.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Klinisch psycholoog en neuropsycholoog [naam 4] en psychiater [naam 5] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, respectievelijk gedateerd 14 en 20 december 2020. Door de weigerachtige houding van de verdachte konden zij niet tot (diagnostische) conclusies komen.
Op 8 januari 2021 heeft de rechtbank bevolen dat de verdachte ter observatie werd overgebracht naar het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC), dan wel een andere psychiatrisch ziekenhuis. De verdachte is van 22 april 2021 tot 2 juni 2021 gedurende zes weken opgenomen in het PBC en is daar onderzocht door een multidisciplinair team. Op 11 juni 2021 is hij voor een dag teruggekeerd naar het PBC voor neuropsychologisch onderzoek. De verdachte heeft aan dit onderzoek wel volledige medewerking verleend.
Over de verdachte is door arts in opleiding tot psychiater [naam 3], onder supervisie van psychiater [naam 2], en GZ-psycholoog [naam 1] een rapport opgemaakt gedateerd 3 augustus 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en amfetamine, een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, borderline en antisociale kenmerken en een milde posttraumatische stressstoornis. De verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek zijn met elkaar verweven en gingen in het verleden gepaard met tal van psychiatrische ontregelingen en grensoverschrijdende, overlastgevende (antisociale) gedragingen. Ook is er bij de verdachte sprake van emotie- en impulsregulatieproblemen. Er zijn geen aanwijzingen voor psychotische verschijnselen, De deskundigen adviseren om alle ten laste gelegde feiten verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
De kans op recidive op korte termijn wordt ingeschat als hoog. De verdachte zal snel worden geconfronteerd met problemen en tegenslagen, waarna hij de oplopende spanningen opnieuw zal willen reguleren met middelengebruik. De deskundigen vinden verdachtes beperkte ziektebesef, het ontbreken van een overtuigend voornemen te stoppen met alcohol
en zijn veelal bagatelliserende, externaliserende en ontkennende houding ten aanzien van
zijn uitgebreide justitiële en psychiatrische voorgeschiedenis zorgelijk.
Gezien de gecombineerde ernstige psychopathologie en het hoge recidivegevaar op korte
termijn indien de verdachte onbehandeld terugkeert naar de situatie van voor zijn aanhouding, wordt een behandelkader met een intensieve klinische behandeling noodzakelijk geacht, met focus op de verslavingsproblematiek. Momenteel is de verdachte vanwege detentie al langere tijd abstinent van middelen en functioneert hij relatief stabiel, vermoedelijk mede door het strakke kader dat de detentie in het PPC hem biedt en de medicatie die hij krijgt. Daarom schatten de deskundigen in dat dit een gunstig moment is om een intensieve behandeling te starten.
De deskundigen adviseren oplegging van TBS met voorwaarden. Gelet op verdachtes huidige functioneren, zijn bereidheid tot behandeling en het feit dat hij een hoog, maar niet het hoogste niveau van beveiliging nodig heeft, menen zij dat het recidivegevaar afdoende kan worden verminderd met een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Ter terechtzitting hebben de deskundigen tevens geadviseerd om de verdachte na detentie direct in een kliniek te plaatsen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 augustus 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Gelet op het rapport van het Pieter Baan Centrum acht de reclassering het wenselijk dat er langdurig toezicht plaatsvindt, mogelijk zelfs levenslang. Indien de verdachte zonder behandeling terugkeert naar de situatie van voor zijn aanhouding wordt de kans op herhaling van delictgedrag op korte termijn als hoog ingeschat. De verdachte zal dan weer snel worden geconfronteerd met problemen en tegenslagen, waarna hij de oplopende spanningen opnieuw zal willen reguleren met middelengebruik.
De reclassering adviseert negatief over TBS met voorwaarden, omdat zij in dat kader geen mogelijkheden zien om de risico's te beperken of het gedrag te beïnvloeden. De verdachte is niet intrinsiek gemotiveerd voor enige behandeling. Eerdere toezichten en behandelingen hebben tot niets geleid omdat de verdachte zich daaraan heeft onttrokken of zich niet aan de regels houdt. De verdachte is herhaaldelijk gerecidiveerd en wil niet meewerken aan een klinische behandeling, noch aan het kader van een TBS met voorwaarden. Indien de rechtbank TBS met voorwaarden overweegt, attendeert de reclassering op de lange wachtlijsten bij de klinieken en adviseert voorwaarden, alsmede gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel langdurig toezicht.
Ter terechtzitting heeft [naam 6], reclasseringsmedewerker, nogmaals herhaald negatief te adviseren over TBS met voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de strafbare feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens waardoor het ten laste gelegde hem in verminderde mate wordt toegerekend.
7.4.1.
Straf en maatregel
Standpunt van de Officier van Justitie
De officier van justitie heeft naast een gevangenisstraf oplegging van de maatregel TBS met een bevel tot dwangverpleging gevorderd. Verdachte is niet intrinsiek gemotiveerd om mee te werken aan een TBS met voorwaarden, waardoor het herhalingsgevaar onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. Indien de rechtbank van oordeel is dat de TBS met dwangverpleging gemaximeerd is, dient een maatregel ex artikel 38z Sr te worden opgelegd, zodat toezicht en begeleiding mogelijk is na het verstrijken van de duur van de TBS.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen TBS op te leggen, maar een gevangenisstraf korter dan het voorarrest. De TBS-maatregel is gezien de problematiek van de verdachte en de ernst van de hem verweten feiten disproportioneel. Bovendien is TBS met voorwaarden gedoemd te mislukken omdat de reclassering geen enkel vertrouwen heeft in de instemming van de verdachte met de op te leggen voorwaarden.
Beoordeling
Gezien de ernst van de feiten dient aan de verdachte een gevangenisstraf straf van enige duur te worden opgelegd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en zal zij een straf opleggen die korter is dan de duur van het voorarrest.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de deskundigen dat behandeling van de verdachte en aansluitende begeleiding noodzakelijk is. Gezien de ernst van de problematiek van de verdachte dient deze behandeling klinisch plaats te vinden. Aan de verdachte zijn in eerdere strafzaken voorwaardelijke straffen opgelegd, waarbij de voorwaarden onder meer een behandeling inhielden. Gebleken is dat al deze straffen ten uitvoer zijn gelegd omdat verdachte niet in staat was zich aan de voorwaarden te houden. Ook andere hulpverlenings- en zorgtrajecten hebben niet geleid tot een vermindering van het herhalingsgevaar.
De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de terbeschikkingstelling van de verdachte. Voor de effectiviteit van de behandeling die in dat kader dient plaats te vinden, is het noodzakelijk dat de verdachte vanuit zijn huidige detentie aan een dergelijke behandeling kan beginnen. Dat is, gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, alleen te realiseren wanneer de verdachte direct vanuit de voorlopige hechtenis in een kliniek geplaatst kan worden. Dit is alleen realiseerbaar indien een bevel tot dwangverpleging wordt gegeven. Bij het opleggen van een TBS met voorwaarden zal verdachte immers in vrijheid worden gesteld en is gelet op de huidige wachtlijsten niet te verwachten dat de behandeling onmiddellijk (of op zeer korte termijn) kan starten. De rechtbank verwacht dat de verdachte vervolgens tot het moment waarop hij aan een behandeling kan beginnen zal vervallen in oude patronen waardoor de behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden tot mislukken gedoemd is.
Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid om het herhalingsgevaar te verminderen, dan aan de verdachte een TBS met dwangverpleging op te leggen.
Vastgesteld wordt dat de onder 1, 3, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Het onder 6 bewezen verklaarde feit, poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, is naar zijn aard een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 63, 246, 285, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur 120 (honderdtwintig) van dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Daum en A.B. Baumgarten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2021.
De jongste en oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 juli 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik trek je kop van je romp. Ik ga je opwachten en dan ga je zien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2020 tot en met 1 juli 2020 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk de ruiten van twee binnendeuren en/of muren van een woning, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Woonstad, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 3 juli 2020 tot en met 7 juli 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 2], door
- op 3 juli 2020 bij die [naam slachtoffer 2] aan te bellen en haar een dode rat te tonen
en /of
- op 4 juli 2020 bereidde linzen/bonen, althans enige onbekende substantie, over de auto van die [naam slachtoffer 2] te gooien en/of een gipsblok/steen en kitpistool in de tuin van die [naam slachtoffer 2] te gooien
en /of
- op 6 juli 2020 glassplinters over de auto van die [naam slachtoffer 2] te gooien en/of op zijn verdachtes balkon de tekst "Huis te hoer" te schrijven met daarnaast een getekende pijl die gericht was op de woning van die [naam slachtoffer 2]
en/of
- op 7 juli 2020 ruitjes van de woning van die [naam slachtoffer 2] vanaf de straatkant dicht te duwen/smijten,
met het oogmerk die [naam slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4.
hij op of omstreeks 29 juli 2020 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een scooter (kenteken [kentekennummer 1]) en/of een plantenbak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 15 maart 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 4], door (met een agressieve manier van doen)
- veelvuldig bij de woning van die [naam slachtoffer 4] langs te komen en/of aan te bellen en/of eisen om te worden binnengelaten, en/of
- veelvuldig geld en/of onderdak te eisen van die [naam slachtoffer 4], en/of
- veelvuldig (gebruik van) de auto(sleutel) te eisen van die [naam slachtoffer 4], en/of
- tegen de toegangsdeur van de woning van die [naam slachtoffer 4] te trappen /slaan,
met bet oogmerk die [naam slachtoffer 4], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
6.
hij op of omstreeks 7 juli 2020 aan de [adres], althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon, te weten [naam slachtoffer 5], te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
- zijn geslachtsdeel heeft getoond, en/of
- ( telkens) onverhoeds naar het geslachtsdeel van die [naam slachtoffer 5] heeft gegrepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
7.
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een auto (merk Mercedes, voorzien van kenteken [kentekennummer 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 4], in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.