Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vordering
3..Het verweer
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 8 september 2021, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser vorderde een voorlopige voorziening, waarbij hij gedaagde verzocht om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de waterlekkage aan zijn woning te laten onderzoeken en herstellen. Daarnaast vorderde eiser een voorschot op schadevergoeding van € 750,- en vergoeding van de proceskosten.
De procedure begon met een dagvaarding op 11 augustus 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 25 augustus 2021. Eiser stelde dat de waterlekkage in zijn woning het gevolg was van nalatigheid van gedaagde, die volgens eiser verantwoordelijk was voor het herstel. Gedaagde betwistte echter de aansprakelijkheid en voerde aan dat er al een melding was gedaan bij een onafhankelijke schade-expert, die op 13 september 2021 de situatie zou onderzoeken.
De kantonrechter oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn vordering. De rechter concludeerde dat er op dat moment geen sprake was van aansprakelijkheid of concrete schade, waardoor de vorderingen van eiser werden afgewezen. Eiser werd bovendien veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden gesteld omdat gedaagde niet vertegenwoordigd was door een gemachtigde. De uitspraak werd gedaan door mr. C.P. van Gastel en is openbaar gemaakt.