Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Voor het restant van de periode bedoeld in art. 3.12 en totdat de woning in [plaatsnaam 1] aan de man notarieel is geleverd zijn partijen overeengekomen dat:
de noodzakelijke onderhoudslasten door partijen bij helfte worden gedragen en bij helfte voor hun rekening worden genomen.”
Tot de goederengemeenschap behoort een vakantiechalet in [plaatsnaam 2] met inboedel. Het betreft een roerende zaak. Partijen stellen de waarde van het chalet en de inboedel op € 25.000,00. Dit is een vaststellingsovereenkomst. Aan het chalet is een lening verbonden door partijen gesloten met de vader van de man. Het nog af te lossen bedrag bedraagt € 2.000,00."
3..De vordering en het verweer in conventie
4..De vordering en het verweer in reconventie
5..De beoordeling in conventie en in reconventie
Lening chalet
“Onze client, [naam] (…) heeft in oktober 2014 een lening verstrekt van € 20.000 aan zijn zoon, [eiser]. Tot en met 2017 is er € 9.772 afgelost op de lening. Per 1 januari 2018 had [naam] derhalve nog € 10.228 te vorderen van zijn zoon, [eiser].”Daarnaast heeft [eiser] een aantal bankafschriften overgelegd daterend van 14 oktober 2018 tot en met 29 mei 2019. Daaruit blijkt volgens [eiser] dat hij in totaal € 11.600,- bij zijn vader heeft afgelost. [gedaagde] betwist de verklaring van de accountant en dat de aflossingen zagen op de lening verbonden aan het chalet. Zij heeft over de bankafschriften aangevoerd dat deze niet specifiek vermelden dat de bedragen die zijn afgelost zagen op de lening verbonden aan het chalet. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. De stelling van [eiser] wordt aldus door [gedaagde] betwist. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling voorts aangegeven dat hij meerdere leningen bij zijn vader had lopen, zodat de bedragen die zijn afgelost mogelijk ook op een andere lening zouden kunnen zien. Voor zover al kan worden vastgesteld dat de verklaring van de accountant juist is en [eiser] voor meer dan een kwart is benadeeld geldt het volgende.
Resterende bedrag van aanvulling E1000”. [gedaagde] betwist niet dat zij een bedrag van € 1.000,- heeft ontvangen. Volgens [gedaagde] was dit een extra bedrag in verband met de inboedel en heeft dit niets te maken met de certificaten. [eiser], op wie de bewijslast rust, heeft gelet hierop zijn standpunt op dit punt onvoldoende onderbouwd. Uit de omschrijving van het bankafschrift kan bovendien niet worden afgeleid dat het bedrag een voorschot was op de certificaten. Evenmin blijkt dit uit de gevoerde correspondentie tussen partijen hierover. De vordering van [gedaagde] in reconventie wordt toegewezen. De wettelijke rente hierover wordt als niet weersproken eveneens toegewezen.
6..De beslissing
: