Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering en het verweer in conventie
4..De vordering en het verweer in reconventie
5..De beoordeling
Uiteindelijk worden al mijn reeds verrichte werkzaamheden in het voortraject bij het verstrekken van een complete opdracht geheel daarmee verrekend.” Uit productie 5 van de dagvaarding volgt dat partijen de prijs voor het DO voorlopig op € 2.500,- exclusief btw zetten. [persoon B] geeft in zijn email van 8 maart 2018 hierover aan dat dit ruimte biedt “
om later, n.a.v. het uiteindelijk in te dienen ontwerp, het gehele financiële overzicht, met de dan bekende gegevens nader te bepalen.” Op 16 juli 2018 wordt door [persoon B] een bevestiging gegeven voor een complete opdracht. Het honorarium voor de verschillende fases, waaronder het VO en DO, wordt vastgesteld op een percentage van 13% van de bouwsom. De bouwsom wordt door [persoon B] voorlopig vastgesteld op € 150.000,-. In lijn hiermee wordt door [persoon B] op 16 juli 2018 een factuur opgemaakt. De opdrachtbevestiging en de factuur zijn op 17 juli 2018 aan [persoon A] per email toegestuurd. Hiertegen is door [persoon A] niet geprotesteerd. De factuur is door [persoon A] betaald. Gelet op al het voorgaande mocht [persoon B] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [persoon A] akkoord was met een honorarium op basis van een percentage van 13% van een voorlopige bouwsom van € 150.000,-.
€ 3.539,25,- inclusief btw(15% van 13% van € 150.000,- exclusief btw).
€ 4.719,- inclusief btwbedragen (20% van 13% van € 150.000 exclusief btw).
€ 2.359,50 inclusief btwbedragen (10% van 13% van € 150.000,- exclusief btw).
€ 2.359,50 inclusief btwbedragen (50% van 20% van 13% van € 150.000,- exclusief btw).
ten behoeve van het verkrijgen van de benodigde vrijstellingen binnen het vigerende bestemmingsplan” ad € 2.084,- exclusief btw verschuldigd is. Volgens [persoon A] vallen deze kosten onder het totale pakket aan advieskosten en is niet afgesproken dat meerwerk in rekening mag worden gebracht. Door [persoon B] wordt niet gesteld noch onderbouwd dat partijen zijn overeengekomen dat meerwerk in rekening mag worden gebracht. Op de mondelinge behandeling heeft hij slechts aangegeven dat het gebruikelijk is om dergelijke kosten in rekening te brengen en dat [persoon A] op de hoogte was van deze werkzaamheden. Dit is onvoldoende. [persoon A] is dit bedrag dus niet verschuldigd.
6..De beslissing
: