In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van vier minderjarige kinderen, te weten [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen als gevolg van een langdurige strijd tussen de ouders. De ouders zijn niet in staat om in het belang van de kinderen te handelen, wat leidt tot een bedreiging van hun ontwikkeling. De kinderen hebben geen contact met elkaar en ook niet met de andere ouder, en de ouders communiceren niet met elkaar. De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling voor [naam kind 1], maar verzet zich tegen de ondertoezichtstelling voor de andere kinderen, terwijl de vader de ondertoezichtstelling steunt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie bij de moeder onvoldoende inzichtelijk is en dat er geen adequate hulpverlening is opgestart. De ouders hebben niet voldaan aan de zorgregeling en de hulpverlening is niet van de grond gekomen. De kinderrechter oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en om te onderzoeken wat de kinderen nodig hebben voor contactherstel met hun ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is ingegaan op 30 augustus 2021, met een looptijd tot 30 augustus 2022.