ECLI:NL:RBROT:2021:8880

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
C/10/622834 / JE RK 21-2040
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ouderschapsconflict

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van vier minderjarige kinderen, te weten [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen als gevolg van een langdurige strijd tussen de ouders. De ouders zijn niet in staat om in het belang van de kinderen te handelen, wat leidt tot een bedreiging van hun ontwikkeling. De kinderen hebben geen contact met elkaar en ook niet met de andere ouder, en de ouders communiceren niet met elkaar. De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling voor [naam kind 1], maar verzet zich tegen de ondertoezichtstelling voor de andere kinderen, terwijl de vader de ondertoezichtstelling steunt.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie bij de moeder onvoldoende inzichtelijk is en dat er geen adequate hulpverlening is opgestart. De ouders hebben niet voldaan aan de zorgregeling en de hulpverlening is niet van de grond gekomen. De kinderrechter oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en om te onderzoeken wat de kinderen nodig hebben voor contactherstel met hun ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is ingegaan op 30 augustus 2021, met een looptijd tot 30 augustus 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens : C/10/622834 / JE RK 21-2040
datum uitspraak: 30 augustus 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2007 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1]
,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2009 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2016 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3],
[naam kind 4],
geboren op [geboortedatum kind 4] 2018 te [geboorteplaats kind 4], hierna te noemen [naam kind 4].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 26 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 26 juli 2021.
Op 30 augustus 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind 1], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Ben Ahmed,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. H. Asal,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] woont bij de vader. [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De Raad heeft grote zorgen over de langdurige strijd tussen de ouders, waar de kinderen klem tussen lijken te zitten. Door deze voortdurende strijd kunnen de ouders onvoldoende het belang van de kinderen voorop stellen. [naam kind 1] ziet haar moeder niet meer en [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] zien hun vader niet meer. Gedurende het onderzoek is er weinig zicht gekomen op de situatie bij de moeder thuis. Er is geconstateerd dat zij verminderd betrokken en bereid is gebleken en zij heeft niet meegewerkt aan de omgangsmomenten met de vader. Bij de vader is sprake van veel frustratie en onmacht en hij lijkt overvraagd te worden.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens en door de moeder is ingestemd met het verzoek met betrekking tot [naam kind 1]. De moeder kan zich vinden in de zorgen in de huidige situatie. De moeder heeft zich wel verzet tegen het verzoek met betrekking tot [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4]. Volgens de moeder gaat het goed met de kinderen en is er rust in de situatie gekomen, nu er geen contact meer is met de vader. De moeder is niet gemotiveerd voor een ondertoezichtstelling, aangezien zij dit als een zware belasting ziet. De moeder staat wel open voor hulpverlening in het vrijwillige kader.
Namens en door de vader is ingestemd met het verzochte. Het betreurt de vader dat het niet is gelukt om in het vrijwillige kader de situatie in positieve zin te doen veranderen. Hij ziet de ondertoezichtstelling nu nog als enige oplossing.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is gelegen in de opvoedingsomgeving. Er is sprake van een langdurige strijd tussen de ouders waar de kinderen getuige van zijn, wat maakt dat de ouders onvoldoende in staat zijn om in het belang van de kinderen te handelen. Het lukt de ouders niet om de vastgestelde zorgregeling na te komen. De kinderen hebben onderling geen contact met elkaar en ook niet met de andere ouder. De ouders communiceren niet met elkaar en de hulpverlening om dit te verbeteren is niet van de grond gekomen. De moeder geeft aan dat er ten aanzien van [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] geen zorgen zouden zijn, maar er is tijdens het onderzoek onvoldoende zicht gekomen op de situatie bij de moeder.
Binnen het vrijwillige kader is geprobeerd de omgang op gang te brengen en de hulpverlening in te zetten, maar dit is onvoldoende van de grond gekomen. Een ondertoezichtstelling is daarom naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk. Het is belangrijk dat zo spoedig mogelijk wordt onderzocht wat de kinderen nodig hebben met het oog op het contactherstel met hun ouders en dat beide ouders daaraan gaan meewerken.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van
30 augustus 2021 tot 30 augustus 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.A. van Soest als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 september 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.