ECLI:NL:RBROT:2021:8852

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
C/10/623156 / JE RK 21-2095
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2006. De zaak betreft een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om een omgangsregeling vast te stellen, gezien de moeizame communicatie tussen de ouders en het belang van de minderjarige. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over het kind, dat onder toezicht is gesteld tot 16 oktober 2021. De GI heeft verzocht om een regeling voor het recht op omgang, waarbij het kind gedurende een bepaalde periode onder begeleiding bij de moeder thuis kan zijn. De moeder heeft ingestemd met het verzoek, terwijl de vader niet is verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het in het belang van het kind is om een concrete zorgregeling vast te stellen, zodat alle betrokkenen weten wat er van hen verwacht wordt. De beschikking bepaalt dat er vanaf 1 september 2021 onbegeleide omgang plaatsvindt bij de moeder, mits de vader de noodzakelijke taxiverklaring ondertekent. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/623156 / JE RK 21-2095
datum uitspraak: 31 augustus 2021

beschikking vaststellen zorg- of omgangsregeling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 21 juli 2021, ingekomen bij de griffie op 30 juli 2021.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.P. Kloppenburg,
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een maatschappelijk ondersteuner van Limor, [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 1 april 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 16 oktober 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht om op grond van artikel 1: 265g lid 1 BW een/de regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang als volgt vast te stellen in die zin dat:
  • gedurende de periode van 1 augustus 2021 t/m 30 september 2021 bezoekt [naam kind] moeder één keer per twee weken onder begeleiding bij moeder thuis, vastgesteld op een nader te bepalen geschikt moment voor zowel vader, moeder als [naam kind]. Ondertekening van de taxiverklaring door vader is hiervoor noodzakelijk voor het vervoer van [naam kind]. Daarnaast dienen beide ouders [naam kind] op de afgesproken dag en tijd aan de taxivervoerder mee te geven;
  • vanaf 1 oktober 2021 bezoekt [naam kind] één keer per twee weken bij moeder thuis, onbegeleid, op een nader te bepalen geschikt moment voor zowel vader, moeder als [naam kind]. Ondertekening van de taxiverklaring door vader is hiervoor noodzakelijk voor het vervoer van [naam kind]. Daarnaast dienen beide ouders [naam kind] op de afgesproken dag en tijd aan de taxivervoerder mee te geven.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De vader was er van op de hoogte dat er een zitting was vandaag. Het verzoek om een vaststelling van een omgangsregeling is gedaan omdat alle partijen willen weten waar ze aan toe zijn. Het moet duidelijk zijn wat er van iedereen verwacht wordt. De vader weet dat hij moet meewerken, maar dat is in het verleden soms lastig gebleken. De vader heeft eerder niet willen tekenen voor het taxivervoer van [naam kind] vanwege zijn zorgen over de veiligheid van [naam kind]. De papieren liggen momenteel bij de vader ter ondertekening, maar zijn nog niet retour gezonden. De hoop is dat hij deze papieren snel zal gaan ondertekenen.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek. De moeder zou blij zijn als de omgangsregeling weer wordt opgestart, zodat ze haar dochter weer kan zien. Ze gaat nu één keer in de twee weken naar het KDC toe en ze videobelt twee keer in de week met [naam kind]. Het zou fijn zijn als [naam kind] bij de moeder thuis kan komen in het weekend. In 2018 is de communicatie met de vader stilgelegd, mede omdat de vader zich niet aan afspraken hield. In de afgelopen twee jaren zijn er veel rechtszaken geweest, waarin uiteindelijk is besloten dat het contact tussen de moeder en [naam kind] hersteld moest gaan worden. De omgangsregeling is nodig omdat dit ook effect heeft als straks de ondertoezichtstelling is afgelopen. De moeder hoopt dat de vader wil gaan tekenen voor het taxivervoer.

De beoordeling

De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [naam kind] noodzakelijk is dat een zorgregeling wordt vastgesteld. In de beschikking van 1 april 2021 is vastgesteld dat het van belang is dat het contact tussen [naam kind] en de moeder wordt opgebouwd. Vanwege de coronamaatregelen hebben de bezoeken van de moeder aan het KDC vertraging opgelopen, maar inmiddels verlopen deze positief. Gelet op het positieve verloop van deze bezoeken bij het KDC en het ontbreken van contra-indicaties, is omgang bij de moeder thuis een logische volgende stap. Gezien het verleden en de moeizame communicatie tussen de ouders, is het in het belang van [naam kind] om een concrete zorgregeling vast te stellen, omdat daarmee voor alle betrokkenen duidelijk is wat iedereen van elkaar kan verwachten, ook in de periode nadat de ondertoezichtstelling zal zijn beëindigd.
Om deze omgang ook feitelijk mogelijk te maken is het van belang dat de vader de taxiverklaring zal ondertekenen. De ouders en [naam kind] zijn immers afhankelijk van dit taxivervoer. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de zorgregeling van [naam kind] als volgt vastgesteld dient te worden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt met ingang van heden op grond van artikel 1:265g lid 1 BW de zorgregeling voor [naam kind] als volgt vast:
- vanaf 1 september 2021 vindt één keer per twee weken onbegeleide omgang plaats bij de moeder thuis. De ouders overleggen vooraf om een geschikt tijdstip te bepalen. De vader zal de hiervoor noodzakelijke taxiverklaring ondertekenen. Zowel de vader als de moeder zullen [naam kind] op afgesproken dag en tijd meegeven aan de taxivervoerder.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. den Breejen als griffier op 30 augustus 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.