ECLI:NL:RBROT:2021:884

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
ROT 20/3121
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een urgentieverklaring voor woningtoewijzing wegens onvoldoende reactie op aangeboden woningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het bestuur van Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond. De eiseres had een urgentieverklaring voor woningtoewijzing ontvangen op basis van geweld en bedreiging, maar deze werd ingetrokken omdat zij onvoldoende had gereageerd op aangeboden woningen. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de urgentieverklaring terecht was, omdat de eiseres niet aan de voorwaarden voldeed. De eiseres had in de eerste fase van de urgentie niet voldoende gereageerd op de aangeboden woningen, wat leidde tot de intrekking van de urgentieverklaring. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk had gereageerd, maar dat het systeem mogelijk niet goed had geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat het systeem niet goed functioneerde en dat de eiseres zelf verantwoordelijk was voor haar reacties. De rechtbank weigerde ook de toepassing van de hardheidsclausule, omdat deze enkel van toepassing is op aanvragen voor een urgentieverklaring en niet op intrekkingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/3121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro,
en
het bestuur van Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, verweerder,
gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman.

Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres toegekende urgentieverklaring voor woningtoewijzing ingetrokken.
Bij besluit van 30 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij besluit van 9 augustus 2019 heeft verweerder aan eiseres een urgentieverklaring verleend op basis van de urgentiegrond geweld en bedreiging voor een woning met het volgende zoekprofiel: bovenwoning, flatwoning zonder lift of maisonettewoning, in de regio Rotterdam, subregio Hart van Rotterdam, met 0 tot 2 slaapkamers en een maximale huur van € 607,46. De urgentieverklaring had een geldigheidsduur van drie maanden vanaf 9 augustus 2019. Bij besluit van 1 oktober 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om het zoekprofiel op medische gronden te wijzigen afgewezen, en aan eiseres (opnieuw) een urgentieverklaring op basis van de urgentiegrond geweld en bedreiging verleend voor drie maanden vanaf 1 oktober 2019. Het zoekprofiel is daarbij ongewijzigd gebleven.
2. Verweerder heeft de laatst verleende urgentieverklaring ingetrokken omdat eiseres gedurende de eerste drie maanden (fase 1) niet voldoende (drie keer) heeft gereageerd op woningen die pasten bij het zoekprofiel.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij wel voldoende heeft gereageerd maar dat het systeem wellicht niet alles goed heeft geregistreerd. Het systeem gaf niet aan dat ze niet op de juiste wijze reageerde en het bevreemdt eiseres dat verweerder haar er niet op heeft gewezen dat zij onvoldoende reageerde. Verder is eiseres van mening dat verweerder de hardheidsclausule had moeten toepassen omdat zij nu in de buurt woont van haar ex-partner die haar heeft bedreigd en mishandeld, terwijl dit juist de reden was dat zij de urgentieverklaring heeft gekregen.
4. Op grond van artikel 2.4, eerste lid, van Bijlage I bij de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2015 (de Verordening) trekt het bestuursorgaan dat de urgentieverklaring heeft verleend de urgentieverklaring in, indien – voor zover hier van belang – na afloop van de eerste fase van de urgentie is vastgesteld dat de houder van de urgentieverklaring niet ten minste drie maal gereageerd heeft op drie verschillende via het aanbodinstrument aangeboden woonruimten, welke voldoen aan het voor de eerste fase geldende kamertal en woonruimtetype en gelegen zijn in de voorkeurssubregio, genoemd in de urgentieverklaring.
Op grond van artikel 2.5, eerste lid, van Bijlage I bij de Verordening is het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien strikte toepassing van deze zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Uit het door verweerder ingediende uittreksel van het aanbod van woningen blijkt dat in de periode vanaf 1 oktober 2019 tot en met 31 december 2019 vijf woningen zijn aangeboden die aan het toegekende zoekprofiel voldoen, terwijl eiseres slechts op één van deze woningen heeft gereageerd. Eiseres heeft haar stelling dat haar zoekacties niet correct in het systeem zouden zijn verwerkt niet nader onderbouwd. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat alle zoekacties worden geregistreerd en dat zichtbaar is in het systeem dat eiseres op veel woningen heeft gereageerd, maar slechts op één aangeboden woning binnen haar zoekprofiel. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres aanvoert geen aanwijzingen dat het systeem niet goed zou hebben gefunctioneerd. Daarom is verweerder op grond van artikel 2.4, eerste lid, van Bijlage I bij de Verordening gehouden de urgentieverklaring in te trekken.
5.2.
Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule zoals opgenomen in artikel 2.5, eerste lid, van Bijlage I bij de Verordening. De rechtbank overweegt dat de hardheidsclausule slechts ziet op aanvragen van een urgentieverklaring en niet op intrekkingen. Nu verweerder in het bestreden besluit toch inhoudelijk is ingegaan op de toepasselijkheid van de hardheidsclausule, zal de rechtbank dit eveneens beoordelen. Dat eiseres voldoende heeft gereageerd, maar niet wist dat zij niet op de juiste woningen reageerde, zoals zij aanvoert, dient voor haar eigen rekening en risico te komen. Verweerder heeft de informatiebrochure waarin wordt uitgelegd hoe op woningen met het toepasselijk zoekprofiel kan worden gereageerd per e-mail aan eiseres toegezonden, zodat eiseres had kunnen weten dat zij niet voldoende reageerde op woningen die pasten binnen haar zoekprofiel. Het ligt niet op de weg van verweerder om tijdens de urgentieperiode te controleren of urgentiehouders voldoende reageren en hen daarover te informeren. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat er oog moet zijn voor de menselijke maat en dat gekeken zou moeten worden hoe eiseres geholpen kan worden. Er is bij eiseres geen sprake van opzet, zij dacht dat ze het goed deed, en ook haar begeleider van Arosa was te goeder trouw. De rechtbank heeft begrip voor de moeilijke situatie van eiseres, maar de regels die zijn gesteld over urgentieverklaringen zijn streng. Dit is omdat er heel veel mensen in de regio Rotterdam zijn die, net als eiseres, op zoek zijn naar een woning en daarvoor vaak dringende redenen hebben. Omdat de situatie van eiseres schrijnend was, heeft zij een urgentieverklaring gekregen, maar zij heeft niet aan de daarin gestelde voorwaarden voldaan. Uit hetgeen eiseres heeft aangevoerd blijkt niet dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de intrekking onevenredig zou zijn in verhouding tot het doel van de Verordening. Verweerder heeft de urgentieverklaring dan ook terecht ingetrokken en geen toepassing hoeven geven aan de hardheidsclausule.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier
.De uitspraak is in het openbaar gedaan op 5 februari 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.