ECLI:NL:RBROT:2021:8827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
C/10/616284 / HA ZA 21-313
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging van een derde partij in civiele procedure met betrekking tot nalatenschap en aansprakelijkheid

Op 8 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam in een civiele procedure uitspraak gedaan in een incident tot voeging van een derde partij. De zaak betreft een geschil over de nalatenschap van een overleden persoon, waarbij verschillende partijen betrokken zijn, waaronder de vereffenaar van de nalatenschap en meerdere gedaagden. De eiser in het incident, [naam eiser 2], heeft verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van de gedaagden in de hoofdzaak, omdat hij een belang heeft bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht voor de voeging niet tijdig was voldaan, maar heeft besloten dat dit niet aan [naam eiser 2] kan worden aangerekend. De rechtbank heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen op basis van artikel 217 Rv, omdat de uitkomst van de procedure nadelige gevolgen kan hebben voor [naam eiser 2]. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de voeging is toegestaan ten aanzien van Bolton Ontwikkeling, ondanks de doorhaling van de hoofdzaak op de rol. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 20 oktober 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/616284 / HA ZA 21-313
Vonnis in incident van 8 september 2021
in de zaak van
[naam eiser 1]
in hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van
[naam],
wonende te [woonplaats eiser 1] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mrs. Chr. Groenewoud en C.J.M. Verheggen te Rotterdam,
tegen

1..[naam gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
gedaagde,
verweerster in het incident,
niet verschenen,
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagde,
verweerder in het incident,
advocaat mr. N.M.A. Deckers te Eindhoven,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COATING BEHEER B.V.,
gevestigd te Tienhoven,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B.A.P. Sijben te Helmond,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOLTON ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Woerden,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. Ch.P.A.T. van Goethem te Amsterdam,
en
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
eiser in het incident,
advocaat mrs. J.C.Th. Papeveld en V.J.K. Welten te Waalwijk.
Partijen worden hierna [naam eiser 1] , [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] , Coating Beheer, Bolton Ontwikkeling en [naam eiser 2] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 maart 2021, met producties 1 tot en met 59;
  • de incidentele conclusie tot voeging van [naam eiser 2] , met producties 1 tot en met 6;
  • de incidentele conclusie van antwoord van [naam eiser 1] ;
  • de incidentele conclusie van antwoord van [naam gedaagde 2] ;
  • de incidentele conclusie van antwoord van Coating Beheer.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert [naam eiser 1] om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat [naam gedaagde 1] op grond van artikel 4:184 lid 3 BW jegens [naam eiser 1] aansprakelijk is tot de waarde van hetgeen zij uit de nalatenschap heeft verkregen en haar te veroordelen tot betaling van het bedrag van EUR 1.358.380,58;
te verklaren voor recht dat [naam gedaagde 1] toerekenbaar tekort is geschoten bij de uitoefening van haar taak als executeur van de nalatenschap van [naam] , althans dat zij in de vervulling van haar verplichtingen als zodanig in ernstige mate tekort is geschoten en dat haar daarvan een verwijt kan worden gemaakt en dat zij aansprakelijk is voor de schade die de nalatenschap van [naam] inclusief de gezamenlijke schuldeisers van de nalatenschap naar aanleiding daarvan heeft geleden;
te verklaren voor recht dat [naam gedaagde 1] en/of [naam gedaagde 2] en/of Bolton en/of Coating Beheer onrechtmatig jegens de nalatenschap van [naam] inclusief de gezamenlijke schuldeisers van de nalatenschap hebben /heeft gehandeld en dat zij op basis daarvan aansprakelijk zijn / is voor de schade die de nalatenschap inclusief de gezamenlijke schuldeisers naar aanleiding daarvan heeft geleden;
[naam gedaagde 1] en/of [naam gedaagde 2] te veroordelen om de schade van de nalatenschap als gevolg van de door hen gepleegde rechtshandelingen aan [naam eiser 1] te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met toekenning van een voorschot op de schade van EUR 1.413.961,09 althans van EUR 150.000 althans van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Bolton te veroordelen om de schade van de nalatenschap als gevolg van de door haar gepleegde rechtshandelingen aan [naam eiser 1] te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met toekenning van een voorschot op de schade van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
te verklaren voor recht dat de Ruimschoots Toereikend-Verklaring en de verklaring van erfrecht door [naam eiser 1] rechtsgeldig zijn vernietigd op grond van de actio pauliana en dat aan deze verklaring met terugwerkende kracht nooit werking is toegekomen;
te verklaren voor recht dat met betrekking tot het Woonhuis en het Achterliggende Perceel geen rechtsgeldige eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden tussen [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] en dat [naam gedaagde 2] binnen twee dagen na betekening van een daartoe veroordelend vonnis gehouden is om het Woonhuis aan [naam eiser 1] te leveren, bij gebreke van een dwangsom van een bedrag van EUR 10.000 voor iedere dag dat [naam gedaagde 2] daarbij in gebreke blijft;
te verklaren voor recht dat met betrekking tot het Achterliggende Perceel geen rechtsgeldige eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden tussen [naam gedaagde 2] en Bolton en dat Bolton binnen twee dagen na betekening van een daartoe veroordelend vonnis gehouden is om het Achterliggende Perceel aan [naam eiser 1] te leveren, bij gebreke van een dwangsom van een bedrag van EUR 10.000 voor iedere dag dat Bolton daarbij in gebreke blijft;
te verklaren voor recht dat indien en voor zover de eigendomsoverdracht van het Woonhuis en het Achterliggende Perceel door [naam gedaagde 1] aan [naam gedaagde 2] en/of van het Achterliggende Perceel door [naam gedaagde 2] aan Bolton wel rechtsgeldig is geweest, die eigendomsoverdracht(en) op grond van de actio pauliana is/zijn vernietigd en waarbij [naam gedaagde 2] en/of Bolton binnen twee dagen na betekening van een daartoe veroordelend vonnis gehouden zijn/is om het Woonhuis respectievelijk het Achterliggende Perceel aan [naam eiser 1] te leveren, bij gebreke van een dwangsom van een bedrag van EUR 10.000 voor iedere dag dat [naam gedaagde 2] en/of Bolton daarbij in gebreke blijven/blijft;
te verklaren voor recht dat het recht van eerste hypotheek dat [naam gedaagde 2] ten gunste van Coating Beheer heeft gevestigd op het Woonhuis en op het Achterliggende Perceel nietig was en/of te verklaren voor recht dat dat recht van hypotheek is vernietigd;
Coating Beheer op grond van ongerechtvaardigde verrijking en/of onrechtmatige daad te veroordelen tot betaling aan [naam eiser 1] van [naam] van het bedrag van EUR 940.000 (vermeerderd met de wettelijke rente);
te verklaren voor recht dat de afstand van het recht van hypotheek dat [naam gedaagde 1] op het Woonhuis om niet heeft doorgehaald, paulianeus is geweest en dat dit recht van hypotheek wordt geacht nooit te zijn doorgehaald en waarbij [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] binnen twee dagen na betekening van een daartoe veroordelend vonnis gehouden zijn om het hypotheekrecht op het Woonhuis in te schrijven in de openbare registers, bij gebreke van een dwangsom van een bedrag van EUR 10.000 voor iedere dag dat [naam gedaagde 2] en/of [naam gedaagde 1] daarbij in gebreke blijven/blijft;
[naam gedaagde 1] en/of [naam gedaagde 2] en/of Bolton en/of Coating Beheer te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente aan [naam eiser 1] die door ieder van verschuldigd is vanaf de dag der dagvaarding tot aan het moment dat zij aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan;
[naam gedaagde 1] en/of [naam gedaagde 2] en/of Bolton en/of Coating Beheer hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, beslagkosten inbegrepen, niet hoofdelijk te vermeerderen met de nakosten ten bedrage van EUR 131,00 indien vrijwillig aan dit vonnis wordt voldaan, en EUR 199,00 indien tot betekening van dit vonnis dient te worden overgegaan.
2.2.
[naam eiser 1] baseert zijn vorderingen op diverse juridische grondslagen.
2.3.
Gedaagden hebben nog niet geconcludeerd in de hoofdzaak.
2.4.
Het geschil in de hoofdzaak tussen [naam eiser 1] en Bolton Ontwikkeling is op hun gemeenschappelijk verzoek inmiddels doorgehaald op de rol.

3..De vordering in het incident

3.1.
[naam eiser 2] vordert dat hem wordt toegestaan zich in de hoofdzaak aan de zijde van gedaagden te voegen, kosten rechtens.
3.2.
[naam eiser 2] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Tussen [naam eiser 2] en [naam verweerder 1] is een koopovereenkomst tot stand gekomen waarbij [naam verweerder 1] de percelen grond
met opstallen, staande en gelegen op het achtergelegen deel van het perceel [adres] (hierna: de grond) heeft verkocht aan [naam eiser 2] . Vervolgens heeft [naam verweerder 1] de grond opnieuw verkocht aan Bolton Ontwikkeling en is het eigendom van de grond overgegaan van [naam verweerder 1] naar Bolton Ontwikkeling, ondanks dat er reeds sprake was van een overeenkomst tussen [naam eiser 2] en [naam verweerder 1] . Dat er sprake is van een koopovereenkomst tussen [naam eiser 2] en [naam verweerder 1] wordt in het vonnis van 23 december 2020 van de rechtbank Midden-Nederland (C/16/490064 / HA ZA 19111) bevestigd.
3.3.
[naam eiser 2] heeft op 3 oktober 2019 beslag gelegd op de grond en op het woonhuis gelegen op de grond. Door het overgaan van het eigendom van de grond van [naam verweerder 1] naar Bolton ontwikkeling, is het woonhuis het enige beslagobject dat resteert ten aanzien van de vordering van [naam eiser 2] op [naam verweerder 1] .
3.4.
In de hoofdzaak stelt [naam eiser 1] zich op het standpunt dat de initiële overeenkomst tussen [naam verweerster] en [naam verweerder 1] , waarbij [naam verweerster] de grond heeft verkocht aan [naam verweerder 1] , niet rechtsgeldig tot stand is gekomen. Indien de vordering van [naam eiser 1] wordt toegewezen, dan zou de eigendom niet aan [naam verweerder 1] zijn overgedragen en zou de eigendom terugvloeien in de erfboedel van [naam] . In dat geval zou het beslagobject van [naam eiser 2] , het woonhuis, komen te vervallen en daarmee de verhaalsmogelijkheid van [naam eiser 2] op [naam verweerder 1] . [naam eiser 2] heeft dan ook belang bij de uitkomst van onderhavige procedure.
3.5.
[naam eiser 1] , [naam verweerder 1] en Coating Beheer refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.

4..De beoordeling in het incident

Griffierecht

4.1.
In het geval een partij zich wil voegen aan de zijde van een andere partij, is griffierecht verschuldigd vanaf de datum waarop de vordering wordt ingesteld (artikel 5 Wgbz). Indien niet tijdig wordt betaald, volgt niet-ontvankelijk verklaring, tenzij sprake zou zijn van een onbillijkheid van overwegende aard (artikelen 219a en 127a Rv).
4.2.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan, maar inmiddels ook de reden daarvan achterhaald: er is niet op tijd ingeboekt dat griffierecht verschuldigd is. Daardoor is het griffierrecht niet opgenomen in de rekening-courantverhouding tussen het LDCR en het kantoor van de raadsman van [naam eiser 2] . Die omstandigheid kan [naam eiser 2] niet worden aangerekend. Het griffierecht wordt dan ook alsnog opgenomen in de rekening-courant en niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege.
Materiële beoordeling
4.3.
De incidentele conclusie tot voeging is tijdig en vóór alle weren genomen.
4.4.
Ingevolge het bepaalde in artikel 217 Rv kan een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen. Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt, de rechtspositie van de derde nadelig kan beïnvloeden.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering tot voeging op de voet van artikel 217 Rv moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen. De gevorderde uitvoerbaar verklaring bij voorraad is, gelet op de aard van de beslissing, niet toewijsbaar.
4.6.
De voeging wordt óók toegestaan ten aanzien van Bolton Ontwikkeling. Doorhaling van de hoofdzaak op de rol is juridisch niet meer dan een administratieve handeling in de roladministratie en staat er niet aan in de weg dat er op enig moment (toch) verder wordt geprocedeerd. Als dat zou gebeuren, heeft [naam eiser 2] dus ook in het geschil tussen [naam verweerder 2] en Bolton Ontwikkeling als gevoegde partij te gelden.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
staat toe dat [naam eiser 2] zich op de voet van artikel 217 Rv voegt naast de gedaagde partijen in de procedure van [naam eiser 1] als eiser en [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] , Coating Beheer en Bolton Ontwikkeling als gedaagden;
5.2.
wijst af de gevorderde uitvoerbaar verklaring bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
20 oktober 2021voor conclusie van antwoord;
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door de rolrechter en op 8 september 2021 uitgesproken in het openbaar.
3304/1407