ECLI:NL:RBROT:2021:8784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 september 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
FT EA 21/1117
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot ontruiming

Op 6 september 2021 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht aan de Stichting Woningstichting Samenwerking Vlaardingen, de verhuurder, om te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2018 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen. Verzoeker had eerder het minnelijk traject succesvol doorlopen en had op 8 juli 2021 een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend, dat door de rechtbank was toegewezen op 5 augustus 2021. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot voorlopige voorziening niet-ontvankelijk was, omdat er reeds een minnelijke regeling tot stand was gekomen. De rechtbank overwoog verder dat de verhuurder mogelijk niet over een geldige titel beschikte voor de ontruiming, aangezien de ontruiming gegrond was op een vonnis dat onderdeel uitmaakte van de minnelijke regeling. De rechtbank concludeerde dat verzoeker zich tot de executierechter moest wenden indien de verhuurder de executie van het vonnis wilde doorzetten. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, in aanwezigheid van B.G. van der Vlies, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 6 september 2021
[verzoeker],
wonende te van [adres]
[woonplaats],
hierna: verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 6 september 2021 een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid Faillissementswet (Fw) ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en Stichting Woningstichting Samenwerking Vlaardingen, gevestigd te Vlaardingen (hierna: verhuurder) te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2018 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.

3..De beoordeling

Krachtens artikel 287b Fw kan een schuldenaar voorafgaand aan de behandeling van een verzoek ex artikel 287a Fw een voorlopige voorziening vragen indien sprake is van een bedreigende situatie, zoals een gedwongen woningontruiming. Het gaat er daarbij om dat de rechtbank een voorlopige voorziening treft om de schuldenaar in staat te stellen het minnelijk traject af te ronden, al dan niet met toepassing van artikel 287a Fw.
In het onderhavige geval heeft verzoeker het minnelijk traject reeds (succesvol) doorlopen. Verzoeker heeft op 8 juli 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Fw ingediend. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen bij vonnis van 5 augustus 2021. De rechtbank heeft daarbij de verhuurder, vertegenwoordigd door Van Houwelingen & Partners (hierna: de deurwaarder) bevolen om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat verzoeker door de toewijzing van het primaire verzoek niet langer verkeerde in de toestand dat hij is opgehouden te betalen.
Dat betekent dat het thans ingediende verzoek niet-ontvankelijk is. Er is immers reeds een minnelijke regeling tot stand gekomen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank het volgende. Blijkens de aanzegging tot de ontruiming van 2 september 2021 wordt de ontruiming gegrond op het vonnis van de kantonrechter van 10 augustus 2018. Het is aannemelijk dat de schuld die ten grondslag lag aan dat vonnis, en ook de eventuele schuld die daarna is ontstaan, onderdeel is van de minnelijke regeling, ten aanzien waarvan de verhuurder is gedwongen hieraan mee te werken. Het is gelet daarop zeer de vraag of de verhuurder thans nog beschikt over een geldige titel voor de geplande ontruiming – en dus, of een ontruiming op deze grondslag bij deze stand van zaken niet onrechtmatig is. Uit de aanzegging tot de ontruiming blijkt in dit verband niets; er wordt niet eens melding gemaakt van het vonnis van 5 augustus 2021, of er hoger beroep is ingesteld en/of waarom ondanks dat vonnis de verhuurder gerechtigd zou zijn de woning van verzoeker te ontruimen.
Voor zover de verhuurder de executie echter ondanks het voorgaande door wil zetten zal verzoeker zich tot de executierechter moeten wenden.

4..De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 287b, eerste lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, en in aanwezigheid van
B.G. van der Vlies, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 september 2021.