4.3.1.Rechtmatigheid schouw
4.3.1.1.
Standpunt verdediging
In het proces-verbaal van bevindingen van 23 juni 2021 valt te lezen dat de verbalisanten op 22 juni 2021 met een machtiging tot binnentreden de woning aan het [adres verdachte] hebben betreden. De machtiging tot binnentreden zit echter niet in het procesdossier. Nu de machtiging ontbreekt, kan niet gecontroleerd worden of de machtiging voldoet aan de wettelijke vereisten. Dit leidt tot een onherstelbaar vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (
hierna: Sv). Dit heeft geleid tot nadeel voor de verdachte, nu de bescherming van het huisrecht is geschonden. De schouw is onrechtmatig, wat tot bewijsuitsluiting dient te leiden.
4.3.1.2.
Beoordeling rechtbank
De machtiging tot binnentreden bevindt zich niet in het procesdossier. De officier van justitie heeft dit ter terechtzitting bevestigd. Nu de verbalisanten zonder schriftelijke machtiging de woning van de verdachte zijn binnengetreden, is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift geschonden. Dit leidt tot een onherstelbaar vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek, als bedoeld in artikel 359a lid 1 Sv.
De vraag is vervolgens of, en zo ja, welke rechtsgevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de in artikel 359a lid 2 Sv genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Het is een belangrijk strafrechtelijk voorschrift dat woningen door opsporingsambtenaren niet mogen worden betreden, anders dan met toestemming van de bewoner of met machtiging van een bevoegde autoriteit. Hiermee wordt de bescherming van het huisrecht van de bewoner gewaarborgd.
De ernst van het verzuim is echter gering, gelet op het feit dat wel uit het door de verbalisanten op ambtseed opgemaakte proces-verbaal volgt dat er door de officier van justitie een (mondelinge) machtiging tot binnentreden was gegeven.
Daarnaast blijkt niet dat de verdachte nadeel heeft ondervonden door dit vormverzuim. De verdachte was ten tijde van het binnentreden niet in de woning aanwezig. Verder heeft hij zelf verklaard dat hij niet op het adres [adres verdachte] woont, maar er alleen af en toe slaapt. Door de raadsman is derhalve onvoldoende onderbouwd dat het huisrecht van de verdachte is geschonden.
Om die reden volstaat de rechtbank met de enkele constatering van het vormverzuim. Het beroep op bewijsuitsluiting wordt verworpen.
4.3.2.Rechtmatigheid onderzoek telefoon
4.3.2.1.
Standpunt verdediging
Het onderzoek aan de telefoon van de verdachte is onrechtmatig geweest. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 juni 2021 blijkt dat de gehele inhoud van de telefoon is onderzocht, met als doel bewijs te verzamelen waaruit blijkt dat de verdachte zich bezighoudt met de handel in vuurwapens. Als de met het onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer beperkt is, biedt de bevoegdheid van opsporingsambtenaren, zoals neergelegd in de artikelen 94, 95 en 96 Sv daarvoor voldoende legitimatie. Het onderzoek aan de telefoon is echter zo verstrekkend geweest, dat er min of meer een compleet beeld van het leven van de verdachte is verkregen. Er is daarom sprake van een inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Dit leidt tot een ernstig vormverzuim ex artikel 359a Sv, wat tot bewijsuitsluiting dient te leiden van al het bewijs dat door het uitlezen van de telefoon is verkregen.
4.3.2.2.
Beoordeling rechtbank
Uit het proces-verbaal van 11 juni 2021 blijkt dat de verbalisant de gehele inhoud van de telefoon van de verdachte heeft onderzocht. Dit betrof alle images en video’s van de verdachte, zijn Snapchat-, Whatsapp-, Facebook- en Sms-berichten en zijn zoekresultaten op Internet. Een onderzoek dat zo verstrekkend is, levert een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte op. Onder de geven omstandigheden is geen sprake (meer) van een beperkte inbreuk, waarmee de verbalisant dit onderzoek enkel op grond van een schriftelijke machtiging van een bevoegde autoriteit, had mogen verrichten. Nu die machtiging daartoe ontbrak, is er een belangrijk strafvorderlijk voorschrift geschonden. Het onderzoek aan de telefoon van de verdachte is om die reden onrechtmatig. Dit leidt tot een onherstelbaar vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a lid 1 Sv.
De vraag is vervolgens ook hier of, en zo ja, welke rechtsgevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
De verdachte komt ten aanzien van de inhoud van zijn telefoon een beroep toe op de bescherming van artikel 8 EVRM en artikel 10 Grondwet. De inbeslagname en het onderzoek aan de telefoon door de politie op grond van artikel 94 Sv vormen een inbreuk op de door artikel 8 EVRM verleende bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Met de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat het onderzoek door de politie aan de telefoon van de verdachte een schending oplevert van zijn recht op privacy.
De rechtbank is - op grond van het vorenstaande - van oordeel dat een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden. De verdachte is hierdoor getroffen in een belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen. De verdachte is ook concreet benadeeld in zijn verdedigingsbelang, nu veel gegevens uit de telefoon (afbeeldingen en video’s van vuurwapens, Snapchat- en Whatsappberichten en zoekresultaten van Internet) zijn toegevoegd aan het strafdossier en de verdenking ten aanzien van feit 2 grotendeels op deze gegevens is gebaseerd.
De verdachte zal van dit vormverzuim groot nadeel ondervinden nu het onderzoeksresultaat dat door middel van het vormverzuim is verkregen een belangrijk onderdeel vormt voor de bewijsconstructie.
De rechtbank zal derhalve alle onderzoeksresultaten die zijn verkregen door het uitlezen van de telefoon van de verdachte, uitsluiten van het bewijs. Hetgeen alsdan resteert levert onvoldoende bewijs op om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, zodat de verdachte ook van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.