Op 30 augustus 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een verzoekschrift had ingediend tot opheffing van haar faillissement, dat op 31 december 2019 was uitgesproken, en tegelijkertijd de toepassing van de schuldsaneringsregeling (WSNP) had verzocht. De rechtbank diende eerst te beoordelen of verzoekster een beroep kon doen op artikel 15b, eerste lid van de Faillissementswet (Fw). Dit artikel stelt specifieke voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om in aanmerking te komen voor de schuldsaneringsregeling. De rechtbank concludeerde dat verzoekster niet aan deze voorwaarden voldeed, aangezien het faillissement niet op eigen aangifte was uitgesproken en verzoekster eerder een verzoek tot schuldsanering had ingediend dat was afgewezen. Dit verzoek was door het Gerechtshof Den Haag bekrachtigd, en er was geen cassatie ingesteld. Gezien deze omstandigheden verklaarde de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot opheffing van het faillissement en de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank merkte op dat verzoekster na opheffing van haar faillissement wel een nieuw verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan indienen.